14 Dagen en Daarna

Gekuiste versie van '2 Weken en Daarna'

Picnic
 Verhaal over het “leven” op een boerderij

B.W. van Daalen


Inhoud

Voorwoord van de schrijver

Dit verhaal, de gekuiste versie van mijn “2 Weken en Daarna”,
is geschreven in een “eigen” verteltrant. Enige verduidelijkingen.

Normale schrijfwijze:
      En toen vroeg Jasper: “Weet je hoe laat het is?”
      “Ja,” zei Steven, “tijd om verder te lezen.”
De mijne:
      <Jasper> ‘Weet je hoe laat het is?’
      <Steven> ‘Ja, tijd om verder te lezen.’

Gelach e.d. wordt niet altijd vermeld, de lezer voelt dat vanzelf aan.

 . . .  stelt een pauze(tje) voor.

{  }  staan de gedachten van Steven. {Oh, dat is leuk}

Het bespaarde veel (tweevingerig) typwerk. Het leest ook veel sneller.

De gevoelige lezer wordt aangeraden een zakdoek bij de hand te houden.

Mijn dank voor de ondersteuning, niet alleen tijdens het schrijven van dit verhaal,
op welke manier dan ook, gaat uit naar mijn vrienden. Zij weten wie en wat ik bedoel.
 


© B.W. van Daalen
(Juli 2003; 1e Herziening Feb. 2008)

Overig werk:
2 Weken en Daarna (Ongekuiste versie van 14 Dagen en Daarna)
Affaire Driehoog
Oaseliefde
Muurversiering (3 Delen)
en
De Simone reeks


Alle genoemde personen zijn fictief.
Mocht u een zelfde naam hebben, pech gehad. Of niet.
Mocht u vinden dat u op één van hen lijkt, gefeliciteerd.

Dit verhaal mag, geheel of gedeeltelijk, zonder schriftelijke toestem-
ming van de schrijver, niet gereproduceerd of verspreid worden.
Niet op een ouderwetse manier, ook niet op een moderne manier.
Het mag wel, geheel of gedeeltelijk, doorverteld worden, mits met bronvermelding.
Het mag ook, geheel of gedeeltelijk, maar niet commercieel, nagespeeld worden.


Plattegrond en Stamboom


Plattegrond van de boerderijwoning

Plattegrond
                        Stamboom, voor zover nodig.


                                             Diederick Hofstra †  & Eega †
                                                                              |
                              ________________________|____________________
                             |                     |                                                    |            |
                             |                     |                                                    |            |
 Opa de Vries & Oma     Opa Hofstra & Oma     Opa Vervoort & Oma    Anya†
                       |                                   |                                      |
                       |                                   |                                      |
              De Vries & Eega      Dirk Hofstra & Eega†   Anton Vervoort† & Dirkje
                             |                                     |                                    ___|___
                             |                                     |                                   |             |
                        Steven                              Jasper                              Diny     Anya




Dag 0

Mijn ouderlijk huis.
Mijn ouders hadden een huis met een fietsenwinkel, aan de markt in een klein dorp. Beneden de winkel, het kantoortje, het magazijn en de werkplaats voor reparaties. Op de eerste etage de woonkamer, de keuken, de slaapkamer van mijn ouders en de badkamer. Tweehoog, onder een schuin dak, mijn slaapkamer en de logeerkamer. Ik kan me niet herinneren dat er ooit iemand is komen logeren; misschien was die kamer oorspronkelijk bedoeld voor een tweede kind, maar dat is ook nooit gekomen. Mijn moeders strijkplank stond er. We hadden ook een vrij grote achtertuin, waar we met mooi weer heerlijk rustig konden zitten. Aan één kant was er een afdak, waaronder fietsen konden staan, vóór of na een reparatie. Er stonden ook fietsen voor de verhuur en nieuwe, in karton.

Rondom het ouderlijk huis.
Links naast ons huis zat een banketbakkerij en rechts een VVV-kantoor. Op de markt kruisten twee fietsroutes elkaar. Op de etalageruit had mijn vader met grote letters ‘De leukste dingen voor uw fiets’ gezet. Dat alles zorgde er voor, dat er genoeg klanten kwamen en mijn ouders een redelijk inkomen hadden.

Mijn school.
Op school kon ik moeiteloos meekomen. Met het huiswerk had ik geen problemen, meestal was ik gauw klaar. Soms zat ik in het weekend ook wat te leren, maar alleen als er niets anders te doen was. Ik probeerde steeds, al moest ik er soms expres fouten voor maken, de één na de beste te zijn. Niet de beste, want ik wilde niet opvallen. Het lukte niet altijd, maar de daardoor beste, de “studiebol”, moest zijn best blijven doen.

Mijn hobby.
Ik bouwde veel plastic vliegtuigjes, uit bouwdozen. Daar ging een hoop tijd in zitten, omdat ik het netjes wilde doen. Uitknippen, de randjes afwerken, lijmen, weer de randjes afwerken, verven en opdrukken aanbrengen. Ik had een mooie vitrinekast om ze uit te kunnen stallen. Hoefde ik ze ook nooit af te stoffen.

Mijn verveling.
Mijn ouders waren gebonden aan de winkel, die alleen op zondag en op maandag tot één uur gesloten was. Maar de administratie moest ook gedaan worden, het magazijn moest af en toe opgeruimd worden en soms was er achterstand in de reparaties. Veel uit gingen we dus niet. Hoe ouder ik werd, hoe meer ik me in de vakanties, die na de basisschool, op de HAVO, ook nog twee weken langer werden, begon te vervelen. Maar ik klaagde niet, ik kon krijgen en doen wat ik wilde, nou ja, bijna alles. Uiteindelijk merkten ze het.


Op een dag (Deze) legde mijn vader namelijk ‘s middags een briefje voor mijn neus.
<Vader de Vries> ‘Steven, ik heb contact opgenomen met een achterneef van me, die heeft een boerderijtje. Hier is het adres. Ik heb ook de reis er naar toe voor je opgeschreven, want ik kan je niet brengen, te druk. Als je morgen deze bus, deze trein, en dan die bus tot het eindpunt neemt, word je opgehaald door zijn zoon, die is van jouw leeftijd. Er zijn ook nog twee dochters. Je mag een week komen, mits je een beetje meehelpt en niet in de weg loopt. Ik heb verteld dat je wel handig bent, je helpt me, als het nodig is, heel goed met reparaties, en je vliegtuigjes zien er ook altijd perfect uit. Wat denk je er van?’
<Steven> ‘Tja, waarom niet? Hoe oud zijn die dochters?’
<Vader de Vries> ‘Dat weet ik niet, die moeten ergens tussen de tien en de twintig zijn.’
<Steven> ‘Kunt u me er verder nog wat over vertellen?’
<Vader de Vries> ‘Nee, we hebben jaren geen contact gehad, dat vond hij ook jammer. Maar ja, druk, hè.’
<Steven> ‘Nou, dan laat ik me maar verrassen.’


Later, als ik eens terugdacht, vond ik, dat op Deze dag mijn leven begonnen was.
Maar omdat het pas ‘s middags begonnen was, wilde ik hem geen Dag 1 noemen.
Dan maar Dag 0.
Van alles daarvóór herinnerde ik me weinig, alles was zo routinematig, saai, verlopen.

Dag 1

De reis verliep volgens het briefje, bus, trein, bus. Toen ik op het eind van de lijn uitstapte stond er een jongen, zeker een kop groter dan ik, met twee fietsen. Ik liep op hem af en knikte naar hem.
<Jongen> ‘Steven?’
<Steven> ‘Dat ben ik.’
Hij gaf me een nogal stevige hand.
<Jongen> ‘Mooi, als ik de verkeerde mee zou nemen zou ik dat nog jaren moeten horen. Ik ben Jasper. Welkom. De boerderij is buiten het dorp, uiteraard, zo’n twee kilometer hier vandaan. Ik zie, dat het goed is dat ik niet de fiets van m’n vader meegenomen heb, daar had je niet op kunnen fietsen. Dit is een damesfiets, sorry, dat hoef ik jóu niet te vertellen. Hij, of zij, is van m’n moeder. Wilt u mij maar volgen?’
Hij fietste weg.
{Nogal een grapjas, dat kan leuk worden}
Ik volgde hem. Ik probeerde hem in te halen, maar dat lukte steeds nét niet, volgens mij deed hij het erom. Ik hield dus maar een beetje in en ja hoor, hij ook.

Bij de derde boerderij buiten het dorp draaide Jasper de oprijlaan op, stopte en wachtte tot ik naast hem stilstond. Hij wees op de stier in de voortuin.
<Jasper> ‘Mag ik voorstellen, Brutus, onze huidige stier. Meneer maait het gras, als hij niet voor de koeien moet zorgen. We doen hier helemaal niets kunstmatig, dus ook geen stier uit een rietje. Meneer moet dus af en toe werken voor zijn voer, misschien zie je dat nog eens. Zal je wel leuk vinden. We gaan verder.’
{Wat een tempo, ik zal dit maar onthouden en er later over nadenken wat hij bedoelt. Of het vragen}
Veel verder hoefden we niet, Jasper zette zijn fiets naast een tuinzitje, in een rek vóór, zo door het raam te zien, de woonkeuken. Ik zette mijn, oeps, haar fiets ernaast en ging achter hem aan naar binnen.
{Inderdaad, de woonkeuken. Niemand te zien}
Jasper grijnsde naar me.
<Jasper, keihard> ‘VOLK.’
Achter in de keuken ging er een deur open. Er kwam een leuk meisje van ongeveer mijn grootte tevoorschijn, lekker mollig, maar niet dik. Pas toen ze dichterbij kwam zag ik dat ze ergens tussen de dertig en de veertig jaar was. Ze leek helemaal niet op Jasper. Ze stopte voor me en keek me glimlachend aan.
{Altijd wachten tot een dame haar hand uitsteekt}
<Moeder> ‘Jasper, wat ga je te keer. Zo te zien is die arme jongen al aardig overdonderd door je grapjes, tussen de bus en hier, ik ken je. Maar goed, welkom, Steven, noem me maar Dirkje, dat doet hier iedereen.’
Als ik nog niet had gezien dat ze lekker mollig was, had ik het wel gevoeld toen ze me stevig omhelsde. Voordat ik van mijn verbazing over zo’n welkom bijgekomen was, deed ze er nog een paar scheppen bovenop door me midden op mijn mond te kussen. Toen ze me losliet wankelde ik even.
{Wat een welkom. Mag ze een keer overdoen, maar dan langzamer. Dit was te kort om bij te houden wat er met me gebeurt}
<Jasper, grinnikend> ‘Wie is hier een arme jongen aan het overdonderen? Zo te zien is hij geen kusjes gewend. Lusten we hier wel pap van, hè Dirkje?’
Hij liep naar haar toe en kuste haar, ook midden op haar mond.
<Dirkje> ‘Stouterd, neem hem mee naar zijn kamer om uit te pakken en bij te komen. Oh, ik was even vergeten wat jullie boven uitgespookt hebben. Nou, óf hij overleeft het niet, óf hij voelt zich hier gelijk thuis. Eruit jullie.’
{Laat ik alles maar over me heen komen, dit is op geen enkele manier bij te houden}
Ik liep achter Jasper aan, een woonkamer door en een trap op. Ik zag een lange overloop, of gang, met allemaal deuren.
<Jasper> ‘Op deze efficiënt ingerichte etage ziet u links vijf kamerdeuren, rechts allemaal kastdeuren. Je moet vanaf de kamers iets verder lopen voor je kleding, maar het scheelt daar veel ruimte.’
Hij deed de deur van de eerste kamer open.
<Jasper> ‘Deze is van mijn jongste zus, Anya. Kijkt u rustig even.’
{Komt mooi uit, kan ik even bijkomen}
Ik zag een bed, een zitje, een bureau, een kaptafel en niet zo veel aan de muren.
{Ziet er netjes uit, zal het ook wel een net meisje zijn. Ik ben benieuwd}
Jasper deed de deur weer dicht en liep naar de volgende, ik liep maar achter hem aan.
<Jasper> ‘Deze is van mijn oudste zus, Diny.’
De kamer zag er bijna hetzelfde uit als de vorige, alleen iets minder opgeruimd. Oei! En er hing een levensgrote poster aan de muur, van een jongen van een jaar of twintig, helemaal naakt.
{Was ik bijna bijgekomen, nou dat weer}
Jasper zag me verbaasd kijken.
<Jasper> ‘Tja, Diny vindt blote jongens heel leuk. Dat merk je vast nog wel eens. U bent gewaarschuwd. Gaat u nu mee naar de volgende kamer.’
{Een oudste zus, die blote jongens leuk vindt. Hoe komt ze aan zo’n poster? En mag ze die dan open en helemaal bloot ophangen? Waar ben ik in terechtgekomen?}
<Jasper> ‘Zie hier de badkamer. Vóórin kleedruimte, de wasmachine en de wasdroger. Achterin een heel grote douche. Gezien? Mooi. We gaan verder. . . . De volgende is mijn kamer.’
<Steven, verrast> ‘Oh, autootjes, nou, ik maak vliegtuigjes. Je hebt precies dezelfde vitrinekast als ik. Alleen is er één deur ondoorzichtig, er zit wat achter het glas.’
<Jasper> ‘Ik laat u zien wát, meneer.’
Hij liep naar de ‘dichte’ deur en deed hem open. Na zeker tien tellen realiseerde ik me dat mijn mond wagenwijd open was gevallen en deed hem weer gauw dicht. Binnen op de deur zat een levensgrote poster van een helemaal bloot meisje. Twee behoorlijk grote eh borsten, onder op haar buik allemaal haar, wat doorliep tot tussen haar benen.
{Oh. Wat bloot. Mooi zeg}
Jasper aaide even over haar wang, deed de deur dicht en keek me glimlachend aan.
<Steven, aarzelend> ‘Diny vindt blote jongens leuk, jij blote meisjes?’
<Jasper> ‘Jazeker, meneer. Ik ben een gezonde jongen van veertien, meneer.’
<Steven> ‘Ja, ik ook. Ze zag er mooi uit.’
{Tot nu toe heb ik alleen met vliegtuigjes gespeeld. Ik denk, dat ik er maar een hobby bij moet nemen. Iets met meisjes. Zouden mijn ouders het goedvinden, als ik zo’n poster op zou hangen?}
Toen schoot me iets te binnen, ik had nóg wat gezien op die poster.
<Steven> ‘Jasper, op die poster stond een tekst, Vóór het scheren, maar meisjes hoeven zich toch niet te scheren?’
<Jasper> ‘Komt u mee, meneer, u heeft nog veel te leren. . . . Dit is de logeerkamer, extra groot, waar u kunt slapen, of wakker liggen, u ziet maar.’
Nu moest ik toch even lachen, wat een grapjas. En een goede gids.
<Steven> ‘Hé, hier staat een dubbelbed, in jullie kamers staan twijfelaars.’
<Jasper, grijnzend> ‘Ja, die kamers zijn eigenlijk te klein voor een tweepersoonsbed, zelfs zonder kledingkasten. Maar je weet maar nooit of er iemand langs komt. En voor een niet te lang bezoek is een twijfelaar breed genoeg.’
{Op bezoek komen in een twijfelaar? Er staat toch een zitje? Hé, geen poster hier?}
<Steven> ‘Hebben jullie geen poster voor mij opgehangen?’
<Jasper> ‘Jazeker, meneer. Natuurlijk. Komt u verder.’
Achter de deur stond een kledingkast. Dat kon, omdat deze kamer duidelijk groter was dan de andere. Jasper deed een deur open en ik zag weer hetzelfde blote meisje. Nee, ze was bloter, er zat geen haar onder op haar buik. En de tekst die erbij stond was Ná het scheren.
{Wat een goed voorbereidde grap. Meisjes hóeven zich niet, maar kúnnen zich wel scheren. Daar ben ik mooi ingestonken}
<Steven, grijnzend> ‘Goed gedaan, hartstikke leuk. Mooie meid, zeg. En hartstikke bloot.’
Jasper grijnsde terug en bleef rustig wachten.
{Nou, ik mag kennelijk kijken wat ik wil. Dan maar even naar voren om te kijken wat er onder die haartjes tevoorschijn was gekomen}
Ik zag het al gauw, en moest om mezelf lachen.
{Stom, ik had het kunnen weten, natuurlijk hetzelfde als bij de meisjesbaby’s die ik wel eens gezien heb. Alleen ziet het er bij zo’n grote meid veel mooier, veel bloter uit}
Ik bekeek haar een paar keer, van eh onderen tot boven, en andersom. Ik kreeg het er warm van, draaide me om en liep naar het bed.
<Steven> ‘Goed, doe maar dicht. Mag ik even gaan zitten?’
Jasper knikte, deed de kastdeur dicht en ging naast me zitten.
{Je zal zoiets tegenkomen! Ik zou er uren naar kunnen kijken, zo mooi ziet dat eruit}
Na een paar minuten was mijn hartslag weer normaal.
<Steven> ‘O.K., wat nu?’
<Jasper> ‘Naar de stal, daar zal de rest van de familie wel zitten, het is melktijd.’
Ik liep achter Jasper aan, de trap af, door de woonkamer en de keuken naar buiten.
{Gelukkig is Dirkje niet te zien. Ik zou misschien moeten blozen. Ze wist immers van die grap met de posters. Dat ze dat goedgevonden had! Maar ik laat me mooi niet kennen, ik overleef het wel. Ik kan die kastdeur ook dicht laten. Misschien af en toe even gaan kijken. Als ik ooit verkering krijg en zo, weet ik een beetje wat ik kan verwachten}
We liepen langs een garage en gingen het gebouwtje er naast in, de stal dus. Er kwam een man naar voren.
{Wat is die groot, daarom is Jasper natuurlijk ook zo lang}
<Man> ‘Welkom, ik ben Dirk. Ik ben nu even bezig, we spreken elkaar later wel.’
Hij gaf me net zo’n stevige hand als Jasper, misschien nog wel iets steviger.
Jasper liep verder de stal in.
<Jasper> ‘Diny, waar zit je?’
<Diny> ‘Hier, bij Klazina twaalf, ik kom eraan.’
Tussen de koeien vandaan kwam een verkleinde uitgave van Dirkje tevoorschijn.
{Ietsje kleiner, maar ook met . . . alles erop en eraan. Raar, nooit zo op gelet hoe meisjes eruitzien, dat komt vast door die posters. Fijn, met Dirkje mee twee mooie meiden om van de week naar te kijken. Misschien worden het er zelfs drie, met eh, Anya erbij}
Toen ze glimlachend voor me stopte zag ik dat haar bloesje van boven behoorlijk, of eigenlijk onbehoorlijk, open stond. Ik kon een heel stuk naar binnen kijken.
{Wou! Die moeten net zo groot zijn als op die poster}
Ze wachtte even en omhelsde me toen net zoals haar moeder.
{Lekker, maar je wachtte expres om me te laten kijken. Je hebt net zo’n gevoel voor timing als Jasper}
Ze voelde steviger aan, duidelijk wat minder mollig, maar mager beslist niet.
{Ze zal me toch ook niet gaan kussen?}
Maar dat deed ze wel. Midden op mijn mond. En nét voordat ze me losliet voelde ik even haar tongetje tussen mijn lippen heen en weer gaan.
<Diny> ‘Hoi, ik hoop dat je het hier van de week naar je zin zult hebben.’
Ze gaf Jasper een knipoog.
<Jasper, zuchtend> ‘Diny, Diny.’
<Diny, grijnzend> ‘Maak je maar geen zorgen, hoor. Willen jullie even de koeien naar wei twee brengen?’
<Jasper> ‘Ja, goed. Waar is Anya?’
<Diny> ‘Die is nog bij Sandra, denk ik, maar ze zou vóór het eten thuis zijn. Ik moet Klazina nog even afmelken, die komt vanzelf achter jullie aan. Tot straks.’
Ik was sprakeloos, net zoals bij haar moeder. Ik was alleen maar handengeven gewend. En ik had het gevoel dat ik wat gemist had.
{Waar was die knipoog voor? En die zucht van Jasper?}
<Jasper> ‘We hebben makkelijke koeien, ze weten de weg, het is niet ver. We moeten alleen even vooruitlopen om het hek van wei één dicht te doen en dat van wei twee open. Op één is er niet genoeg gras meer. Sommige koeien komen vóór het donker weer zelf de stal in, maar de meeste blijven buiten, behalve als ze het te koud of te nat vinden.’
We wandelden naar de hekken, Jasper deed één hek open en een ander dicht. De koeien waren ons gevolgd. We lieten ze langs ons het weiland ingaan. De laatste koe had wat achterstand.
<Steven> ‘Die laatste was zeker Klazina. Toch knap, dat ze de weg weten.’
<Jasper> ‘Valt wel tegen. De nieuwere lopen met de oudjes mee en na een paar honderd keer kunnen ze het zelf. Maar eh, voor we teruggaan, hoe oud denk je dat Diny is?’
<Steven> ‘Ik zou het niet weten. Ik heb geen verstand van meisjes, ik heb er nooit zo op gelet. Bij mij in de klas zijn de meesten veertien, ze moet een paar jaar ouder zijn.’
<Jasper> ‘Zestien, meneer. Valt dat mee of tegen?’
<Steven> ‘Er tussenin, maar wel twee jaar ouder dan ik. Voor zestien is ze niet zo groot, hè, ik bedoel niet zo lang, zelfs iets kleiner dan ik, maar eh, nogal . . . compleet.’
<Jasper> ‘Ik snap, denk ik, wat u bedoelt, meneer. Toch een vraag ter verduidelijking. Hoe vond je haar bovenkant? Ik heb je wel zien kijken, hoor.’
<Steven> ‘Eh, ja, interessant, om het voorzichtig uit te drukken.’
<Jasper> ‘Diny is er nogal trots op, ze is ook helemaal niet verlegen. Ze loopt altijd in haar blootje van haar slaapkamer naar de badkamer en andersom. Net een wandelende poster. Die vóór het scheren, als je begrijpt wat ik bedoel. Als ik haar tegenkom, mooi hoor, zo’n blote meid, kan ik het nooit laten haar een tikje op haar kontje te geven.’
<Steven> ‘Maar dat doe je toch niet, het is je zus!’
<Jasper> ‘Moet ze maar wat aantrekken. Trouwens, ze is officieel mijn zus niet, maar ik begrijp dat je dat denkt. Eigenlijk is ze mijn achterachterachternicht. Ik zal je het uitleggen. Ongeveer een maand na mijn geboorte is mijn moeder overleden.’
<Steven, voor de zoveelste keer verbaasd> ‘Is Dirkje dan niet je moeder?’
<Jasper> ‘Nee, de moeder van Diny en Anya. Haar man is vlak na mijn moeder overleden.’
<Steven> ‘Wat erg. Voor jullie allemaal.’
<Jasper> ‘Tja, Anya en ik waren ruim een maand oud, we hebben ze dus niet gekend. Diny was toen twee, maar die weet er ook niets meer van.’
<Steven> ‘Tjonge. Dus Anya is veertien, net als wij.’
<Jasper> ‘Ja, al zie je dat niet aan haar, ze is nogal klein, maar wel héél slim. En héél lief. Diny ook. Voor Dirk en Dirkje was het natuurlijk het ergste. Ze kenden elkaar goed, want Dirkje en haar man, Anton, woonden in een boerderijtje aan de andere kant van het dorp. Bovendien was Anton een achterneef van Dirk, en Dirk en Dirkje hadden ooit gescharreld. Je moet in de woonkamer maar eens kijken naar de stamboom die aan de muur hangt. Die heeft Dirk een paar jaar geleden gemaakt. Jij staat er natuurlijk ook op, achterachterachterneef. Diny en Anya zijn ook jouw achterachterachternichtjes. Dirkje kon met twee kleine meisjes natuurlijk geen boerderij aan het draaien houden, en Dirk zat in z’n eentje met mij. Daarom heeft Dirkje de boerderij verkocht en zijn zij en Diny en Anya hier komen wonen. Dirk heeft in recordtijd de kamers op zolder gemaakt, want die stond toch leeg. Het hele dorp heeft meegeholpen, want iedereen vond het erg. Wat nu de logeerkamer is, was voor Dirkje en Anya, vandaar dat die zo groot is. Mijn kamer, daarnaast, was toen voor Diny. Ik sliep gewoon in een kinderbedje in de slaapkamer beneden. De andere kamers zijn later ingericht.’
<Steven> ‘Zijn Dirk en Dirkje toen getrouwd?’
<Jasper> ‘Ja, na ongeveer een jaar. Sinds die tijd slaapt Dirkje natuurlijk beneden. Zij en Dirk hebben vroeger ook verkering gehad, maar Dirkje was met Anton getrouwd. Die vond ze nét iets liever. Als we over vroeger praten zegt Dirkje altijd, dat toen ze hier een tijdje woonde, ze wél met Dirk wilde trouwen, omdat hij ondertussen veel liever was geworden. Hij was ook zo aardig voor de meisjes, vooral voor Diny, want die heeft nog een paar maanden af en toe gevraagd, waar is andere papa? Hij is hartstikke gek met ze, en niet al te streng. Daarom merk je nooit dat hij hun echte vader niet is. Dirkje is dus niet mijn echte moeder. Het kan me niets schelen, ze wás lief en ze ís lief. Het hele dorp kent het verhaal, je houdt hier niets geheim, dat vindt ook niemand nodig. Iedereen vond het fijn, dat na die ellende alles zo goed ging. Drie halfweesjes, in dezelfde maand. Anya en ik weten pas een paar jaar hoe het allemaal in elkaar zit, Diny wat langer. In de woonkamer staan er daarom drie trouwportretten, van Dirk met mijn echte moeder, van Anton en Dirkje, en van Dirk en Dirkje. . . . Kun je het volgen?’
<Steven> ‘Nou, nét. Heeft Dirk Diny en Anya geadopteerd of zoiets, en Dirkje jou?’
<Jasper> ‘Nee, ze vonden het een beter idee om, ter nagedachtenis aan Anton, de meisjes zijn achternaam te laten houden. Als ze trouwen zien ze maar hoe ze willen heten. Dirk is wel toeziend voogd of zoiets voor de meisjes en Dirkje voor mij. Nou, dat was, dacht ik, het hele verhaal.’
<Steven> ‘Ik ben blij dat je het verteld hebt. Sorry, dat ik net zo tegen je uitviel.’
<Jasper> ‘Goed, meneer. Conclusie, meneer, Diny is niet mijn zus, maar ik behandel haar wel zo. Omdat we samen opgegroeid zijn, en Anya ook. En Dirkje als mijn moeder. Wat dat betreft is er niets veranderd sinds we weten hoe het precies zit. Voor jou zijn het alleen maar achterachterachternichtjes. Vroeger trouwden in het dorp neef en nicht wel met elkaar, meestal om een boerderij in de familie te houden. Maar dat wordt nu niet meer geaccepteerd. Achterneef met achternicht kan wel. En achterachterachter zeker, want anders kan er hier in het dorp bijna niet meer getrouwd worden, bijna iedereen is tegen die tijd familie van elkaar. Voor jou zijn er dus geen problemen, wat dat betreft, met Diny en Anya. Dus, meneer, als u lief voor Diny bent, mag u een keer, of vaker, met haar spelen.’
<Steven> ‘Wat bedoel je, spelen?’
<Jasper> ‘Geen tikkertje natuurlijk, dat is voor kleine kinderen. Ik bedoel kussen en misschien een beetje strelen. Als je ouder bent vrijen en zo. Ik zei op haar kamer toch dat ze blote jongens leuk vindt. En ik denk, dat jij blote meisjes ook wel leuk zult vinden.’
<Steven> ‘Die op de poster wel, in het echt heb ik er nog nooit een gezien. Maar met Diny zie ik het niet gebeuren. En ze is zestien.’
<Jasper> ‘Het kan haar niet veel schelen hoe oud jongens zijn. Heb je gezien dat ze me een knipoog gaf?’
<Steven> ‘Ja, toen zei jij zuchtend, Diny, Diny.’
<Jasper> ‘Juist meneer, u let goed op. Je snapte er natuurlijk niets van, maar Diny en ik hebben seintjes afgesproken. Als ik een jongen meebreng, van school of voetbal, en ze schudt haar hoofd zachtjes, dan ziet ze er absoluut niets in. Ik moet hem dan niet meer meenemen, en zonodig proberen hem uit haar buurt te houden. Heb je haar met haar hoofd zien schudden?’
<Steven> ‘Nee, meneer.’
<Jasper> ‘Goed gereageerd, meneer. Als ze haar wenkbrauwen optrekt, weet ze het nog niet en zien we wel hoe het loopt. Iets gezien aan haar wenkbrauwen?’
<Steven> ‘Nee, meneer, ik zat ergens anders op te letten.’
<Jasper> ‘Alweer goed gereageerd, meneer. Nou, ik ben hier niet meer de enige grapjas, geloof ik. Van mij mag je blijven, ik denk dat we een hoop lol zullen hebben.’
<Steven> ‘Dank je wel, Jasper.’
<Jasper> ‘Zit wel goed, Steven. Als Diny me een knipoogje geeft, betekent dat ze die jongen wel ziet zitten. Dat is nog niet zo vaak gebeurd, hoor, ze is niet manziek of zo. De jongens die ze goedgekeurd heeft mogen ook niet te vaak terugkomen, ze vindt dat het vriendschappelijk moet blijven. Ze wil nog geen verkering of zo, tijd zat. Laat ik je vertellen hoe dat hier werkt met verkeringen. Hoe gaat dat bij jullie?’
<Steven> ‘Weet ik niet, wat bedoel je?’
<Jasper> ‘Op een gegeven moment valt het je op, dat oudere jongens met meisjes spelen. Wat anders dan tikkertje. Dan ga je uitzoeken hoe dat werkt. Het wordt je gauw genoeg uitgelegd, net zoals ik jou nu doe. Je gaat meedoen, of niet. Heb je gehoord van, maagdelijk het huwelijk ingaan?’
<Steven> ‘Eh, ja, allebei overal afblijven tot je getrouwd bent, niet?’
<Jasper> ‘Heel goed samengevat, meneer. De meesten in het dorp zijn daartegen. Dan weet je nooit of je partner het goed doet of dat je beter een ander had kunnen nemen. En veel meer plezier in bed of waar dan ook gehad zou hebben. Je kan wel zeggen, wat niet weet, wat niet deert, maar dat is struisvogelpolitiek. Als je een andere aardige ziet, denk je dat tóch, je hele leven. Natuurlijk moet je partner ook lief zijn en zo, het gaat niet alleen om het bed, dat is maar een klein gedeelte van de dag. Om er één te vinden, moet je, voorzichtig, ervaring opdoen, met meerderen. Soms is één ontmoeting genoeg om te merken, dit wordt niets, hier zit absoluut geen toekomst in. Als het leuk is, kom je vaker bij mekaar, ga je met elkaar ‘lopen’. Gaat het goed, dan neem je verkering. In het begin heet het losse verkering. Gaat het niet goed, jammer, volgende. Zo gaat het, met tussenpozen, afwisselend. Gaat het wat langer wel goed, dan wordt het vaste verkering. Totdat beiden na een tijd vinden, genoeg ervaring, trouwen met deze. Wil je niet meedoen, prima. Wil je het wel, dan moet je het netjes doen. Niet twee tegelijk aan de lijn houden, niet doorgaan als je er niets in ziet, alleen omdat ze zo lekker kust of zo. Tenzij de andere partij het ook goedvindt, maar daar moet je dan over praten. Dan speel je nog een beetje voor de gezelligheid, tot je een ander vindt. Volgens Dirkje zijn er daardoor bijna geen echtscheidingen. Diny en ik hebben er vorig jaar op een avond uitgebreid met Dirkje en Dirk over gepraat, al was het eerst wel even spannend hoe ze het zouden vinden, om er over te praten. Anya kwam er al gauw ook bij. Dirkje zei, dat Dirk en zij er ook zo over dachten. Dat ze het ook zo gedaan hadden, en dat ze er nog nooit spijt van gehad hadden. In haar jeugd deden bijna alle jongens en meisjes in het dorp het ook al zo. We hebben zó gelachen. Dirk vroeg, nu we het er toch over hebben, Dirkje, hoeveel jongens heb jij vroeger gehad, of ben je de tel kwijt? Dat gaat je niets aan, zei Dirkje, ik hoef het van jou ook niet te weten. Ik heb geen klachten over het resultaat. Oh, ja, eentje, één klachtje, je kreunt af en toe zo hard . . . aan het eind. Vroeger was ik bang dat één van de kinderen er wakker van zou worden en zou komen kijken. Nu niet meer, zo te horen weten ze er genoeg van om dan te weten wat er aan de hand is. Je laat me bijna blozen, zei Dirk, maar ik heb geen klachten, nooit gehad. Nou, kinderen, bedtijd, en stop maar watjes in je oren.’
<Steven> ‘Hartstikke leuk. Ik heb er nooit over nagedacht, maar ik vind het een goede opvatting. Anya was er ook bij?’
<Jasper> ‘Ja, Dirkje heeft haar erbij gehaald. Ze is net zo oud als ik, was ze ook gelijk op de hoogte. Dat kleintje liet ons daarna helemaal in een deuk liggen. Toen we uitgelachen waren, over die watjes, zei Dirk tegen haar, je was erg stil, alles gesnapt? Zei ze met een stalen gezicht, je kon wél zien dat ze haar lachen amper in kon houden, er viel niets te snappen, ik heb niets nieuws gehoord.’
<Steven> ‘Leuk. Ik moet even alles op een rijtje zetten. . . . Ik denk aan vliegtuigjes bouwen, of autootjes. Je kan jaren rondlopen en denken, ik wil er één bouwen, méér niet. Dat is een mooie, dat is een mooie, enzovoort. Nou, dat is een hele mooie, díe bouw ik. Kom je later nog een mooiere tegen, pech gehad. Of je kan er meerdere bouwen. Net zo veel tot je denkt, dat is de mooiste, nu is het genoeg. Je weet dan hoe het moet. Dat is veel fijner dan dat eerste gepruts. En je hebt jaren en jaren plezier van het bouwen gehad. Kom je later nóg een mooie tegen, is daar met je partner misschien over te praten. De mooiste blijft toch op de kast staan. De rest, als mooie herinnering, er in.’
<Jasper> ‘Heel snel en slim bedacht, meneer. Als ik nog eens advies nodig heb kom ik bij u. Nou, dát was dát weer, maar we hadden het over die knipoog.’
<Steven, zachtjes> ‘Je wilt toch niet zeggen dat ze mij ziet . . . zitten?’
<Jasper> ‘Jawel, zo’n knipoog was het. Wat denk je er van?’
<Steven, verlegen> ‘Aan de ene kant zou ik het heel leuk vinden als dat zo zou zijn, aan de andere kant word ik er wel een beetje zenuwachtig van. Ik weet geeneens wat ik met een meisje moet doen, mijn enige ervaring is posters kijken. En ik heb ook geen flauw idee hoe ik het haar moet vragen.’
<Jasper> ‘Posterervaring is méér dan genoeg ervaring, Steven, je weet dan van meisjes wat de voorkant en de achterkant is. De rest komt vanzelf. En Diny laat duidelijk genoeg merken wat ze wil, en hoe, en wanneer ze wil. Zal ik haar zeggen dat jij haar ook ziet zitten, en zo? Dan regelt zij alles verder wel, hoef je niets te vragen. Mocht je denken, jongens horen meisjes te vragen, daar wordt ze pissig van. Ze vindt, dat als iemand wat wil, dan moet hij of zij dat gewoon vragen, anders krijg je alleen maar tijdverlies, of een gemiste kans. En mocht je denken, ik ben te jong voor haar, als een jongen maar lief is, als ze ermee kan praten, als hij niet al te lelijk is, interesseert leeftijd haar niets. Nou, kan ik haar een seintje geven?’
<Steven, onzeker> ‘Ja, doe maar, als jij dat het beste vindt. Ik geloof het nog steeds niet helemaal. Maar jíj kent haar.’
<Jasper> ‘Steven, je kan met haar op elk moment stoppen, als je dat dan beslist wilt. Ik zal tegen haar zeggen, dat ze niet te lang moet wachten, dat is ze toch al niet van plan, denk ik, omdat je anders dood gaat van de zenuwen. Maar dat ze het wel een beetje rustig aan moet doen met je, dat bedoelde ik eigenlijk ook al in de stal met dat, Diny, Diny. Maar laten we teruggaan, kun je onderweg bijkomen van je zoveelste schok vandaag.’
<Steven> ‘Ik ben ook de tel kwijt, maar het zijn allemaal wel prettige schokken. Behalve natuurlijk dat met je echte moeder en de vader van Diny en Anya.’
<Jasper> ‘Sympathiek van u, meneer, maar niets is aan te doen. Het leven gaat verder, zoals Dirk en Dirkje vaak zeggen. Nu gaan we terug. We hebben lang genoeg gepraat voor vandaag. Oh, ik moet je de douchevolgorde nog uitleggen.’
<Steven> ‘Douchevolgorde? Oh, je bedoeld de volgorde waarin iedereen gaat douchen. Jullie douche is aardig groot, maar natuurlijk niet groot genoeg voor iedereen tegelijk.’
<Jasper> ‘Juist, meneer. Helaas. Luister, Dirkje gaat wanneer ze wil, boven of beneden, naast de slaapkamer beneden is ook een douche, alleen niet zo groot als die boven. Vóór het eten gaat Dirk beneden, daarna ik. Diny en Anya gaan boven, soms apart, soms tegelijk. De meiden kunnen dan nog even in de keuken helpen. Jij mag daarna, boven. Ga nu maar je bagage uitpakken, ze roepen je wel als je aan de beurt bent. Gesnapt?’
Ik snapte het en zo werkte het ook. Ik werd geroepen, maar op weg naar de badkamer zag ik niemand.
{Jammer, ik had Diny wel tegen willen komen. Net zoals op die poster. Hoe zou dat aflopen? Hoe zou ze reageren? En ik? Nou, weinig kans, ze weet dat ik er ben, ze zal wel wat aantrekken}

Na het douchen ging ik naar beneden. Er was niemand in de keuken, maar ik zag ze in de tuin zitten, dus liep ik door naar buiten. Dirk had een klein meisje op schoot. Dat keek me ernstig aan.
<Dirk> ‘Zo, allemaal present. Steven, dit is Anya. Zeg haar even gedag, dan kunnen we gaan eten.’
{Hoe moet ik haar gedag zeggen? Ze blijft als een standbeeld zitten wachten, er kan geeneens een glimlachje af. De rest van de familie was hartelijker, zo spontaan als wat. Nou, het is nog lang geen dame, ik zal haar maar een hand geven}
Ik liep naar Dirk en Anya en stak mijn hand uit. Anya hield haar handen in haar schoot. Ze tilde alleen haar hoofd wat op en tuitte haar lipjes naar me.
{Wát? Oh, leuk, toch hartelijk. Nou, je kan een kusje krijgen, hoor}
Ik gaf haar voorzichtig een kusje. Ze bleef stil naar me kijken, ze bloosde een beetje.
{Wat een grietje. Maar wat ernstig. De rest zit te glimlachen}
<Dirk> ‘Ik zag dat je schrok. Geeft niet hoor, dat flikt ze de eerste keer bij iedereen, we zaten er op te wachten. Ik weet niet hoe ze het ooit verzonnen heeft, maar we zijn er blij mee, het selecteert ons bezoek gelijk. Wie haar niet gewoon een kusje geeft vinden we niet vriendelijk, die werken we zo snel mogelijk de deur uit. Jij deed het direct, na je schrik. Zeker geen meisjes gewend, hè? In ieder geval, van mij mag je blijven. Maar of je haar ooit nóg een kusje mag geven, moet je afwachten.’
Hij trok Anya even dichter tegen zich aan.
<Anya, verlegen kijkend> ‘Dirk, stil nou.’
<Dirk> ‘Ik zal je niet verder plagen, maar mag hij blijven van je?’
<Anya, glimlachend> ‘Ik twijfel nog een héél klein beetje, nog even afwachten.’
{Wat een welkom. Wat een familie. Eindelijk een glimlachje. Nou, ik wil zéker blijven, het is gezellig hier, leuke kinderen, leuke ouders. Wel druk, het zal hier beslist geen saaie boel worden. Nu moet ík wat zeggen, dat verwachten ze vast}
<Steven, aarzelend> ‘Ik ben op één dag nog nooit zo veel en zo . . . vriendelijk gekust. Eerst tante, ik bedoel Dirkje, toen Diny, en nu . . zo’n lief klein meisje.’
Ik voelde me rood aanlopen en Anya bloosde ook weer. Ik ging gauw verder.
<Steven> ‘Ik ben jongens gewend, op school, geen meisjes, die bemoeien zich alleen met elkaar. En nu drie.’
<Dirkje, glimlachend> ‘Ik ben toch geen meisje meer?’
<Steven> ‘Je ziet er wel zo uit. Als een oudere zus van Diny.’
<Dirkje> ‘Nou, dank je wel, van mij mag je óók blijven.’
<Anya, heel snel, maar zachtjes> ‘Van mij óók.’
Lachend stonden ze allemaal op en liepen naar binnen.
{Wat hartelijk allemaal. Even tellen van wie ik mag blijven. Eerst Jasper, daarnet Dirk, nu Dirkje en Anya, alleen Diny heeft het nog niet gezegd. Wat zei die eigenlijk in de stal? Oh, ja, ik hoop, dat je het naar je zin zult hebben. Dat is zo ongeveer hetzelfde. Donders, dat zei ze, omdat ze me gelijk zag . . . zitten en zo. Nou, wat dat ook wordt, ik begin het al aardig naar mijn zin te krijgen}
Doordat ik er achteraan liep kon ik even zien hoe groot iedereen was. Dirk twee koppen groter dan ik, Jasper één, Dirkje even groot als ik, Diny een halve kop kleiner en Anya een hele kop.
{Oh, Anya is wel klein, maar ook . . . compleet. Kleine, maar duidelijke rondingen, vóór boven en achter onder. Wat leuk. Dirkje en Diny mogen me nog wel eens omhelzen, maar ik heb eigenlijk meer zin om haar te omhelzen, en net zoals Dirk deed, knuffelen. En om haar te kussen. Ze deed nu niets terug, als ze dat wel zou doen zal het vast nóg lekkerder zijn}

We gingen aan tafel zitten en Dirkje schepte het eten op.
<Jasper, plechtig> ‘Mag ik even uw aandacht voor de familieleus, kunstwerk van Dirkje.’
Hij wees op een spreuk aan de wand, Eerlijk duurt het langst. Ze lachten allemaal.
{Zouden ze allemaal steeds eerlijk zijn? Ze zijn in ieder geval wel behoorlijk vrij en open. Zal ik ook mijn best maar doen. Het is wel wennen, ze praten hier overal net zo makkelijk over. En ze hebben die posters voor me opgehangen}
<Diny, naar me glimlachend> ‘Ik heb nog niet zo veel van je gehoord of gezien. Maar Jasper heeft me verteld waarover jullie gepraat hebben, bij je rondleiding. Je zal, denk ik, niet veel moeite hebben om je bij ons aan te passen.’
{Donders, je bedoelt dat ik met je wil spelen, ik heb je wel door. Jasper moet het je al verteld hebben. Waarschijnlijk toen ik aan het douchen was. Hopelijk niet aan de rest. Wat een meid, gewoon zo’n opmerking maken waar iedereen bij is}
<Dirk> ‘Diny, ik weet niet precies wat er aan de hand is, je bedoelde volgens mij véél meer dan je zei, ik ken je langer dan vandaag. Vergeet je onze lijfspreuk niet?’
<Diny> ‘Nee, maar je weet toch, dat je af en toe even mag wachten vóór je eerlijk bent?’
<Dirk> ‘Leg het Steven maar gauw een keer uit, kan die zich nog sneller aanpassen.’
<Jasper, rustig> ‘Ik vertel na het eten wel waarover Steven en ik gepraat hebben, ik wil eerst eten, en ik mag niet met een volle mond praten.’
{Krijg ik nu wéér geen rust? Denk ik gezellig te gaan eten met de familie, komt er zo’n klein meisje tevoorschijn en laat me behoorlijk schrikken. Ben ik amper bijgekomen, haalt Diny zo’n streek uit, en nu Jasper weer. Hij gaat toch niet alles vertellen?}
{Alles smaakt een beetje anders dan thuis, steviger of zo}
<Steven> ‘Ik dacht thuis altijd dat het eten lekker was. Ik wil niets naars over mijn moeder zeggen, maar dit is lekkerder, steviger, niet zo . . . muf.’
 <Dirkje> ‘Dank je wel, liefje. Je moeder doet vast haar best, maar thuis krijg je stadseten, dat is niet zo vers als bij ons. Deze aardappelen en de groente komen uit mijn tuin. Die is naast de oprijlaan, van de straat naar achteren. Niet zo breed, wel lang. Alles is onbespoten. We vertellen je nog wel eens wat we hier allemaal doen, en hoe we het doen. En het vlees komt van de dorpsslager, die slacht alleen goede koeien uit de buurt, zoals de onze.’

Na het eten gingen we naar het tuinzitje. Jasper vertelde dat hij me de familiegeschiedenis verteld had. En de opvattingen over verkeringen, die moest ik weten, ik zou in het dorp wat tegen het lijf kunnen lopen. Hij deed steeds na hoe ik op zijn verhaal gereageerd had. Dan keken ze me allemaal glimlachend aan. Ik luisterde goed, bang dat hij iets over Diny en mij zou vertellen. Maar het ging goed, hij liet precies die stukken ertussenuit.
{Je bent nu ook niet eerlijk, net als Diny daarnet. Je wist natuurlijk direct wat Diny bedoelde, en je wilt nog even wachten vóór je eerlijk bent. Maar wanneer moeten we ze zoiets vertellen?}
Ondertussen bekeek ik de familieleden eens rustig. Dirk en Jasper niet veel, bijna alleen de drie meisjes. Of twee, want Dirkje was wel leuk om naar te kijken, maar omdat ze wat ouder was eigenlijk geen ‘meisje’ meer. Diny had weer een behoorlijk openstaand bloesje aan. Anya had een bloesje aan, waarvan alleen het bovenste knoopje los zat. Ze had het niet ingestopt, waardoor het recht naar beneden hing. Nou ja, niet helemaal recht, vanboven kwam het wel naar voren, maar niet zoveel als bij Dirkje en Diny. Dat waren stevige meiden. Anya was veel slanker, maar alles was wel in verhouding. Ik kon nog een keer goed kijken toen ze koffie ging halen. Ook een leuk schuddend kontje. Wat een schattig poppetje. Ik probeerde nu, door vergelijking, er achter te komen hoeveel er in haar bloesje zou zitten. Door die posters, de begroetingen en dat met Diny schaamde ik me geeneens. Wanneer Diny en Anya mijn blik opvingen, wat ik niet altijd kon voorkomen, reageerden ze nogal verschillend. Anya bloosde en keek dan ergens anders naar. Diny glimlachte dan steeds naar me. Af en toe schudde ze even met haar bovenlijf en keek dan naar mijn kruis. Zo van, jij kijkt naar mijn speelgoed, kijk ik naar het jouwe. Dan moest ík gauw een andere kant opkijken.
{Jasper zei, voor jou zijn er geen problemen met Diny en Anya. Als je lief voor Diny bent, mag je misschien een keer met haar spelen. Ik zie wel wat dat wordt. Maar ik zou Anya wel willen omhelzen, misschien nog liever dan spelen met Diny. Ik vind zo’n klein poppetje leuker dan zo’n stevige meid. Ze is . . . compleet genoeg}
<Jasper> ‘Dat was het. Slim jongetje, hè? Misschien wat voor Anya, als ze groot zijn.’
{Dit wordt me te link. En ik vind het voor vandaag genoeg}
<Steven> ‘Ik wil graag naar bed. Het is nog wel niet zo laat, maar ik ben bekaf, omdat ik zoveel nieuws gezien en gehoord heb. Ik ben blij, dat jullie me zo leuk en aardig welkom geheten hebben.’
Ik keek ze allemaal even aan, Anya iets langer dan de rest.
{Diny en Dirkje zien er lekker uit, maar jij ook nog zo lief. Hopelijk hoef ik niet lang te wachten tot ik je weer een kusje mag geven. Oh, als iemand wat wil, dan mag hij dat gewoon vragen, volgens Diny. Maar dat kan niet zo maar. Ik moet een goede gelegenheid afwachten. En nu wegwezen}
<Steven> ‘Ik heb Jasper al bedankt, maar ik wil alle anderen ook graag bedanken voor de mooie posters.’
Onder luid gelach vluchtte ik naar boven. Ik hoorde nog net, dat Diny aan Jasper vroeg of ik erg geschrokken was van die posters, maar Jaspers antwoord hoorde ik niet meer.
{Van wat Diny wilde was ik eigenlijk méér geschrokken}

In bed lag ik over de posters en de meisjes te denken. Ik ben één keer naar de ‘blote’ poster gaan kijken.
{Wat vind ik mooier, met haartjes of zonder? Ze zouden die posters eens naast elkaar moeten hangen. Ik wil het ook wel eens in het echt zien. Ook wat er in die bloesjes zit. Niet alleen een beetje vanaf de bovenkant, zoals bij Diny, maar helemaal. Ik kreeg een erectie toen ik ging denken aan het aanraken ervan.
Het is wel een drukke bedoening hier. Als er ooit iemands leven in één dag totaal veranderd is, dan is dat het mijne. Ik moet nu toch proberen om in slaap te komen}

Pas na een uur lukte het.

Dag 2

Ik werd wakker van geroezemoes en heen en weer lopen. Ik wachtte tot ik geroepen werd voor ik naar de badkamer ging. Ik waste me, ging weer naar mijn kamer, kleedde me aan en ging naar beneden. In de keuken was er niemand, behalve Anya.
<Anya> ‘Hoi. Ga je mee de koeien uit de wei halen? Ik heb gevraagd Dirkje niet te hoeven helpen, zolang jij bij ons bent. In de schoolvakanties werken Diny, Jasper en ik veel meer mee dan anders, dan hebben Dirk en Dirkje ook een beetje vakantie.’
We liepen samen de wei in, maar we hoefden niet helemaal tot achteraan, de koeien kwamen vanzelf, zodra ze ons zagen.
<Anya> ‘Je brengt geluk, bijna altijd is er wel één die geen zin heeft. Moet je die helemaal voorbijlopen en dan opjutten.’
<Steven> ‘Dat zou ik niet erg vinden, ik vind het wel leuk met je te wandelen.’
Ze bloosde alweer.
<Anya> ‘Wandelen! Echt een stadse opmerking, dit is werken, hoor!’
{Oei, ze mag dan klein zijn, ze is niet op haar mondje gevallen. Is ze boos? Zo te zien niet. Dan kan ik haar best wat plagen. Oh, gelijk een aanloopje nemen}
<Steven> ‘Ik kon toch moeilijk zeggen, ik vind het fijn met je te ‘lopen’, als je die uitdrukking kent? Wat zou je dan wel niet denken? Ik ken je nog geen dag!’
Ze keek ze me ernstig aan, zonder te blozen, maar ik zag toch ook iets anders dan ernst in haar ogen.
<Anya> ‘Meneer, zoals Jasper zou zeggen, die uitdrukking ken ik zeker. Maar ik ben pas veertien en er niet aan toe, tot nu toe tenminste niet, om met jongens te ‘lopen’. Misschien, als ik u beter ken, over enige tijd, zou ik het in overweging kunnen nemen. Ik hoop wél, dat u ondertussen wat afstand bewaart, maar niet te veel.’
{Oef. Twee nul voor haar! Hier moet ik me maar zo gauw mogelijk uitdraaien}
<Steven> ‘Graag mevrouw, pardon, juffrouw.’
Ze schaterde het uit. Dat luchtte me behoorlijk op.
<Steven> ‘Eerlijk gezegd, ik ben stomverbaasd. Ik heb nog nooit meisjes zó horen praten. Waar haal je dat vandaan?’
<Anya> ‘Steven, om je hier zo snel mogelijk te laten wennen, wil ik je wat vragen. Wil je niet meer zeggen, eerlijk gezegd? Je kent nu onze familieleus, eerlijk duurt het langst. Óf we zeggen de waarheid, óf we houden onze mond. Maar als jij af en toe zegt, eerlijk gezegd, dan weten we niet of je de rest van de tijd zit te liegen. . . . Ben je nu boos?’
<Steven> ‘Nee, waarom zou ik boos zijn? Als jullie het zo bekijken hebben jullie gelijk. Geen speld tussen te krijgen. Maar waar haal je al jouw wijsheid vandaan?’
<Anya> ‘Ik praat weinig, de rest is druk zat, maar ik luister altijd heel goed. Ik heb ook altijd veel gelezen, van alles, vooral ‘s winters. En wat ik niet snap, dat zoek ik op één of andere manier uit. Maar nu gaan we terug, ik heb honger.’
<Steven> ‘Gaan we eerst eten, niet de koeien melken?’
<Anya> ‘We eten altijd eerst, ondertussen komen de koeien tot rust. Dat heeft Dirk ooit uitgeprobeerd, zo zijn ze makkelijker te melken dan direct als ze de stal inkomen. We ontbijten altijd met z’n vijven, nu dus zessen, we eten ‘s avonds ook altijd samen. Daartussen gaat iedereen wat halen wanneer hij zin heeft, brood of zo. Dirkje heeft meestal nog wat extra’s staan. Dan kan iedereen z’n eigen werk indelen. Middageten om een vaste tijd is te lastig. Maar we overleggen wel met elkaar, meestal aan het ontbijt. We zullen je wel een keer vertellen wat er hier allemaal voor werk is.’
{Nooit gedacht, dat lopen naast een meisje zoals Anya zo fijn kon zijn. Ze blijft dicht naast me, ik was van plan om ongeveer een halve meter afstand te houden, maar met ‘niet te ver’ bedoelt ze kennelijk twee centimeter. Nou, dan kan ik nog wel wat proberen}
<Steven> ‘Anya, wat bedoelde je net met, over enige tijd?’
<Anya> ‘Ja, ja, slim jongetje, je denkt zeker aan wat Jasper zei. Misschien wat voor Anya, als ze groot zijn.’
<Steven> ‘Ja, slim meisje. Maar we zijn pas veertien, zoals je zei. Is vijftien al groot genoeg?’
<Anya> ‘Jasper heeft je verteld hoe het er met verkeringen en zo aan toe gaat, hè?’
<Steven> ‘Ja, lopen, losse verkering, dan vaste. Hij sloeg verloven over, dan trouwen.’
<Anya> ‘Er wordt hier niet zo laat getrouwd, daarom wordt verloven meestal overgeslagen. Met lopen wordt met een jaar of twaalf begonnen. Ik nog niet, zei ik net al. Vaste verkeringen meestal bij zestien, trouwen met achttien. Maar ik zeg niet of ik me daaraan ga houden.’
<Steven> ‘Nee, dat kan je van tevoren niet weten. Het ligt eraan wat je tegenkomt.’
<Anya> ‘Ja, en wat er komt logeren. We zijn er, we gaan eten.’
{Oei. Dat was niet afwijzend. Weer een beetje het tegendeel. Voor de tweede keer laat ze doorschemeren dat ik wel eens in aanmerking zou kunnen komen om mee te ‘lopen’. Nou, je mag best voorzichtig blijven, pestkoppie, dan probeer ík af en toe wel wat, iets directer, als dat uitkomt}

Na het ontbijt liepen Dirk en Jasper de deur uit, Diny verdween naar boven en Dirkje begon de afwas in de machine te zetten.
<Anya> ‘Steven, help Dirkje maar even opruimen, ik kom zo terug.’
Ze verdween ook naar boven. Ik zette de afwas naast de afwasmachine, zodat Dirkje die erin kon zetten. Na een paar minuten kwam Diny weer beneden en liep vlak langs me naar buiten.
{Zo vlak langs hoeft nou ook weer niet, ruimte genoeg}
Ze had zich omgekleed, het was duidelijk een andere kleur bloesje. Het was nog steeds zo lekker gevuld. Ze zag me kijken en grijnsde.
{Ik weet wat je bedoelt, door het lopen schudt alles toch al}-
Even daarna kwam Anya ook weer te voorschijn, ook omgekleed.
<Anya> ‘Kom, we gaan naar de stal, ik zal je leren melken, stadsmens.’
Weer liep ze op twee centimeter afstand naast me.
{Er schudt niets, maar dat hoeft ook niet. Ze ziet er toch lief uit, dat pestkopje}
In de stal wees Anya naar een hokje, zonder deur.
<Anya> ‘De heren kleden zich in dat hokje om, er hangt voor jou ook een overall. De dames kleden zich in hun kamers om, zoals je gemerkt hebt. Allemaal oude gewoontes.’
Tegen de achterwand zag ik kleren en een overall op haakjes hangen. Ik hing mijn kleren, behalve mijn onderbroek, op een haakje en trok de overall aan. Paste precies.
{Vast een oude van Jasper, niet nieuw, wel helemaal schoon}
Toen ik me omdraaide om het hokje uit te lopen zag ik dat Anya naar me stond te kijken. Ik schrok behoorlijk.
<Steven, beetje verontwaardigd> ‘Wat doe je nu? Sta je naar me te kijken terwijl ik me omkleed!’
<Anya> ‘Jíj kijkt steeds naar mij, ík nu lekker naar jou. Met kijken beschadigt er niets, hoor. Je ondergoed is luxer dan wij gewend zijn, maar wel leuk.’
Ze draaide zich om en liep weg.
{Wat een slimmerikje, maar zo kom je daar niet mee weg, ik krijg je nog wel. Oh, dat zal niet meevallen, het staat nu al drie nul, of zoiets. Maar ik kan je wél lekker laten blozen}
<Anya> ‘We hebben twintig koeien, links staan er tien en rechts tien. Boven de koeien zie je aan iedere kant twee melkmachines, aan rails. Zo kunnen we er vier tegelijk melken. Dit is onze makkelijkste koe. Ik zal je van begin tot eind laten zien hoe je moet melken. Het is niet moeilijk, hoor.’
Ze deed voor hoe je de melkmachine aansloot op de koe. Vertelde dat je normaal dan naar een andere koe ging, in plaats van te wachten, zoals nu. Ik keek rond en zag dat Dirk en Jasper af en toe naar een andere koe liepen en een melkmachine verschoven. Anya liet me zien hoe je de melkmachine weer moest afkoppelen, hoe je op het melkkrukje moest zitten en de koe nog even na moest melken.
<Anya> ‘Nu jij, Steven. Dit handwerk moet je oefenen.’
Na wat hulp en aanwijzingen ging het al snel goed. Ik keek tevreden naar Anya op. Ze lachte lief terug.
<Anya> ‘Hoe vind je het, van die grote tepels in je handen? Sorry, dat floepte er uit.’
Ze bloosde, maar ik voelde me ook rood worden. Ik liet gelijk de . . . spenen van de koe los. Ze bukte zich naar me en gaf me een kusje, iets langer en iets minder voorzichtig dan ik haar gisteren. We bleven naar elkaar kijken.
{Ze wilde een grapje maken, ze durfde het nog te zeggen ook. Wat ziet ze er toch lief uit, ze is ook lief. Ik heb wel gelezen over knuffelen, nu voel ik aan wat ze bedoelden. Ik zou haar best eens lekker willen knuffelen, net zoals Dirk gisteren deed. En kussen, haar mondje voelt zo lekker aan, net wéér. Ik zat op een goede gelegenheid te wachten, nu is zij me vóór. Zou ze me ook zien ‘zitten’?}
<Anya> ‘Onze rode koppen passen goed bij elkaar. Ga eens opzij.'
Ze controleerde even of ik genoeg gemolken had.
<Anya> ‘Prima. Nu mag je Dirk en Jasper helpen, ik ga de zolder op met Diny.’
<Jasper> ‘Steven, Diny en Anya gooien hooi en stro naar beneden, ongeveer op de plekken waar het nodig is. Het hooi moet vóór de koeien komen, het stro eronder en er achter. Kijk maar hoe ik het doe.’
Ook dat was niet zo moeilijk. En voor twintig koeien was het ook niet erg veel werk met z’n vijven.
<Diny> ‘Dirk, bel je de dierenarts even? Berta loeit zachtjes.’
<Dirk> ‘Ik had het al verwacht. Ik ga gelijk bellen.’
Dirk liep de stal uit. Even later loeide Berta nog een paar keer zachtjes, toen een keer hard. Brutus loeide uit de voortuin terug, net alsof hij antwoord gaf.
<Steven> ‘Jasper, zitten Brutus en Berta een spelletje te spelen, met dat geloei?’
<Jasper> ‘Jazeker, meneer. Ze roepen, ik wil contact met je. Dat krijgen ze vanmiddag. Wacht maar af. Je zal het wel leuk vinden. Zo, dat was het. Gaan jullie mee, meiden?’
Toen we de stal uitliepen zagen we een auto aan komen rijden en stoppen voor de keuken. Er stapte een man uit, met een koffertje. Toen hij ons zag bleef hij glimlachend naar ons kijken. Anya schoot op hem af. De man zette zijn koffertje op de grond, rende een paar keer, achtervolgd door Anya, om zijn auto heen en liet zich toen vangen. Ze omhelsden elkaar, ze gaven elkaar een paar kleine kusjes.
<Man> ‘Alles goed, liefje? Wie is dat?’
<Anya> ‘Dat is Steven, de logé. Steven, dit is de dierenarts. Hij komt even naar Berta en Brutus kijken.’
<Dierenarts> ‘Ja, en even met je vader praten over een paar mooie koeien, die ik te koop weet staan. En even met mijn schenenschoppertje knuffelen. Gaan jullie naar binnen? Ik heb wel zin in een bakje koffie.’
<Steven> ‘Jij een . . . schenenschoppertje, Anya?’
<Anya> ‘Ja, maar dat is een te lang verhaal voor nu. Vanavond misschien.’
{Drukke dag weer. Vanmorgen ‘wandelen’ met Anya, vanmiddag Brutus en Berta, vanavond een verhaal}

‘s Middags moest ik met Anya mee, naast haar blijven en niets doen, alleen toekijken. Diny haalde Berta uit de stal en bond haar buiten vast. Dirk en Jasper kwamen uit de voortuin, met Brutus tussen hen in, met aan iedere hoorn van Brutus een touw om hem in bedwang te houden. Het leek niet nodig, Brutus sjokte rustig achter Dirk en Jasper aan.
<Anya> ‘Steven, voor jou, stadsmens, is het misschien . . . schokkend. Wij maken er grapjes over. Zoals, Brutus heeft geen handjes, maar hij weet van wanten. Bij zijn eerste keer wist hij al wat hij doen moest.’
Toen Brutus vanzelf in de richting van Berta draaide wist ik het ook.
{Nou, een schok is het niet, maar ik ben wel benieuwd hoe dat contact tussen Brutus en Berta gaat verlopen. Oh, zijn . . . penis wordt groter!}
Berta loeide zachtjes en deed haar staart omhoog. Brutus snuffelde er even onder. Zijn penis bleef groter, langer worden. Hij zette zich af en klom op haar achterkant. Zijn penis kwam omhoog en stootte tegen haar achterkant, onder haar staart.
{O, hij . . . steekt hem erin!}
Anya had mijn hand gepakt toen Brutus bij Berta kwam, nu kneep ze erin.
{Hij . . . pompt in en uit. Oh, ja, hondjes zie je dat ook wel eens doen. Nu al stoppen? Niet langer? Bij hondjes kan dat uren duren}
<Steven> ‘Hij . . . lekt nog na, het lijkt mijn vaders scheerschuim wel.’
<Anya> ‘Je hebt zeker nog nooit zaadjes gezien. Brutus stopt die in de koe, om een kalfje te maken. Later, als je groot bent, ga jij ook zaadjes maken, om bij een meisje een kindje te maken. Dat doe je ook ongeveer zo. Heb je die grote zaadfabriek tussen zijn achterpoten gezien?’
Ik zei even niets, ik was nu wél geschokt.
{Dat ze zo rustig zó over Brutus praat, over zijn zaadfabriek, over zijn zaadjes in de koe stoppen. En dat ik dat later ook ongeveer zo bij een meisje ga doen. Oef! Tja, zo moet dat werken, maar er zó over praten!}
<Steven> ‘Je praat er heel makkelijk over, maar waarom kneep je me toen Brutus . . . naar binnen ging?’
<Anya> ‘We zien hier van jongst af aan dieren op elkaar kruipen, maar ik sta er iedere keer weer van te kijken, zo’n groot ding er zo’n eind in, zonder dat die koe het vervelend schijnt te vinden.’
<Steven> ‘Jasper zei gisteren iets van, een stier uit een rietje.’
<Anya> ‘Ja, veel boeren hebben samen een aantal stieren, in een stal, dat heet dan een dekstation. Wat Brutus deed wordt dekken genoemd. Er staat daar een nagemaakte achterkant van een koe. De stieren gaan er om de beurt op, af en toe. Óf ze zien het verschil met een echte koe niet, óf het interesseert ze niet. Ze klimmen er gewoon op. Er zit dan iemand onder, die een soort koker om hun penis doet en daarin de zaadjes opvangt. Die worden dan met kleine porties in speciale rietjes gedaan. Die worden ingevroren. Niet in een diepvries, véél kouder. Dan blijven ze langer goed. Wanneer een koe er aan toe is, zoals onze Berta vanmorgen, komt de dierenarts met zo’n rietje. Nu komt hij alleen even kijken of ze gezond zijn. Als het rietje ontdooid is doet de dierenarts de zaadjes uit het rietje in de koe. Dan hoeven er geen koeien of stieren vervoerd te worden, alleen het rietje.’
<Steven> ‘Oh, ja, geen veewagen, inladen, uitladen, en zo. Slim.’
<Anya> ‘Ja, maar met een eigen stier heb je die problemen ook niet.’
{Wat legt ze alles goed uit. Wat praat ze leuk. En makkelijk over zaadjes en zo}
Berta werd de stal weer ingebracht en Brutus sjokte weer rustig mee naar de voortuin.

Anya gaf me daarna de bedrijfsrondleiding. Ze legde me alles uit en liet me alles zien. Ik merkte, dat ze er heel veel van af wist. Het was een klein, gemengd bedrijf, met wat kleine machines, grasmaaier, hooiapparaat, trekkertje, en zo. En een groentetuin. Het buitenwerk en onderhoud werd gedaan door Dirk, met hulp van Jasper. Het binnenwerk en de groentetuin door Dirkje, met hulp van Anya. En Diny hielp waar nodig. Dirk deed ook de boekhouding, de administratie voor de koeien en zo. Hij las heel veel vakbladen. Hij was vóór zijn eerste trouwen al begonnen met uit te kienen hoe groot het bedrijf precies moest zijn, om het met een paar man rendabel te maken. Na een jaar puzzelen had hij zelfs een stuk grond, achter wat ze nu nog hadden, verkocht. Want iets kleiner, had hij uitgerekend, was beter. Hij hield alles steeds bij, ook mogelijke subsidies. Daarom werd er bijvoorbeeld eerst ontbeten, dan pas gemolken. ‘s Morgens ook niet om vier uur, maar rond achten. ‘s Middags rond vijven. Het bracht iets minder melk op, maar een normaal gezinsleven was belangrijker, vond hij. Alles was bekeken, meestal eerst uitgeprobeerd. Dirk had ook lang gezocht naar de machines, hij wilde geen combines, die kon hij zelf niet repareren. Hij had ook veel gevraagd aan de dierenarts. Die hielp mee, voor niets, om geschikte koeien, en af en toe een stier, op te zoeken. Hij kwam toch overal, en hij mocht graag vóóronderhandelen. Voor de afwisseling, zei hij, een keer niet tot je oksel in een koe zitten. Met zo’n rietje, je weet wel. Veertien jaar geleden kwam Dirkje, met het geld van de boerderij van Anton en haar. Hij belegde het voorzichtig. De boerderij draaide reuze goed. Met z’n vijven. En tijd genoeg voor school. En voor hobby’s. Jasper voetbalde, trainen op dinsdag en donderdag, spelen op zaterdag. Diny handwerkte graag. Zijzelf zat op een koor. Dirk vond haar neuriën altijd zo leuk, hij had haar een keer gevraagd om een mooi lied in te studeren en het voor hem te zingen. Dirkje was naar zijn kantoor komen rennen om te kijken wie daar zo mooi en zo hard zong. Bij het koor mocht ze vaak solo zingen. Niet alleen omdat ze het zo mooi deed, ook omdat ze zo klein was en toch een behoorlijk volume had.
Ik zag haar gezicht betrekken, wat traantjes komen.
<Anya> ‘Ik wil je wat vertellen over Dirk. Jasper heeft je gisteren uitgelegd hoe we een familie zijn geworden, maar vast niet half hoe lief Dirk voor ons is. Ieder jaar, op de dag dat mijn eerste vader, Anton, overleden is, komt Dirk aan het ontbijt met mooie, persoonlijke cadeaus voor Dirkje, Diny en mij. Hij heeft het nog nooit overgeslagen, en dan moeten we ons soms schamen, want dan hadden we er niet aan gedacht. Hij zegt dan, dit is namens Anton, jullie eerste man en vader, want die heeft nog steeds aandelen in ons bedrijf. En dan huilen we samen even.’
<Steven> ‘Ik ben blij dat je het verteld hebt, zo leer ik jullie beter kennen.’
<Anya> ‘Ja, een andere keer ben jij aan de beurt.’
<Steven> ‘Ik kan over mijn verleden praten, maar er is nooit iets bijzonders gebeurd.’
<Anya> ‘We zien wel. Als je met ons meedoet, vooral meepraat, is het ook fijn.’
<Steven> ‘Ik mocht komen als ik wat meehielp, en niet in de weg liep. Gaat dat goed?’
<Anya> ‘Je helpt prima. Je bent alleen tegen mij aangelopen, maar ik klaag niet.’
{Wat zou ze daarmee bedoelen? Net nu ik dacht dat we elkaar goed begrepen, komt ze met zo’n raadsel. Expres, anders zou ze het wel uitleggen. Het lijkt me het beste om maar af te wachten. Zo te zien verwacht ze nu ook geen antwoord. Was het toch weer iets van dat ze me wel een beetje ziet ‘zitten’?}
Ik douchte, vóór het eten, weer als laatste.
{Weer niemand te zien. Raar, vroeger interesseerde ik me totaal niet voor meisjes. En nu zie ik ze graag. Zou ik ze zelfs graag eh. Tja, dat komt natuurlijk door die posters en zo!}

Na het eten gingen we in de tuin zitten.

<Dirk> ‘Anya, Steven, ik heb jullie vandaag rond zien lopen. Ik heb Anya nog nooit zo veel horen praten. Kletst ze niet de oren van je kop, Steven?’
<Steven> ‘Nee, ze legt steeds iets uit, en wacht dan of ik wat te vragen heb. Meestal niet, ze is zo duidelijk. En ze weet overal heel veel van, ongelofelijk, in zo’n klein koppie.’
<Dirk> ‘Mag ik hem wat over jou vertellen, Anya?’
<Anya> ‘Moet dat nou?’
<Dirk> ‘Als hij in alles, ook jou, geïnteresseerd is, moet hij iets uitleg over je hebben. Jij doet dat niet over jezelf. Anders begrijpt hij je misschien verkeerd.’
<Anya> ‘Ja, pa, sorry pa. Maar we kunnen al wel héél goed met elkaar opschieten.’
{Oh, fijn, dat vind ik ook. Wat slim, en snel, om dat met een omweg tegen me te zeggen}
Anya ging bij Dirk op schoot zitten, maar ik zag dat ze het iets anders deed dan gisteren. Nu zó, dat ze me goed in de gaten kon houden.
<Anya, zachtjes> ‘Dirk, ik heb vanmiddag al met Steven over jou gepraat.’
<Dirk, verbaasd> ‘Wat dan?’
<Anya, in tranen> ‘Over de cadeautjes die jij ons elk jaar weer geeft, namens Anton.’
<Dirk, ontroerd> ‘Ja, omdat ik het erg fijn vind om hem af en toe te gedenken. Hij was heel lief voor je moeder en Diny, en ik vind het nog steeds erg jammer dat hij jullie maar zo kort gekend heeft. Hij zou zó trots geweest zijn, minstens net zo veel als ik nu.’
Inmiddels hadden Dirkje en Diny ook tranen in hun ogen. Ik voelde ook wat achter mijn ogen prikken en zag dat Jasper er ook last van had.
<Dirk> ‘Maar nu genoeg gegriend, dames, nou ja, bijna. Dirkje, ik wil het nog een keer duidelijk zeggen. Ik ben ontzettend blij, dat je met Anton getrouwd bent geweest. Ten eerste, omdat jullie deze twee meiden hebben gekregen. Ik heb een geweldige zoon met mijn eerste vrouw gekregen, maar ik betwijfel, of we zulke lieve, eerlijke, enorme stukken hadden kunnen maken. Ten tweede, omdat ik vond, dat toen je hier kwam wonen, je nog liever was geworden dan tijdens onze verkering.’
Langzaam zag ik de tranen verdwijnen. Dirk wachtte totdat de glimlachen verschenen.
<Dirk> ‘Steven, Anya heeft van jongst af aan, van wat haar interesseerde, en dat is aardig wat, alles precies willen weten. Ze was niet een kindje wat op de automaat stond, waarom, waarom, waarom. Nee, ze vroeg, ze luisterde, dacht na. Daarna vroeg ze nooit waarom, maar, als dat zus en zo is, waarom dan enzovoort. Als ze het niet goed snapte zei ze, dit wordt me nu te moeilijk, ik kom er later wel op terug. En dat deed ze dan ook. Zodra ze kon lezen zat ze vaak in de bibliotheek. Toch vroeg ze liever, dat ging sneller dan lezen. Ze zal een jaar of tien geweest zijn, toen de dierenarts weer eens langs kwam. Een heel aardige man, je hebt hem even gezien, ook altijd aardig tegen de kinderen. Hij drinkt vaak een bakje koffie mee. Toen hij naar de koeien ging kijken, ging Anya er achteraan. Tien minuten later kwam de dierenarts binnenstormen, met Anya onder zijn arm. Hij pootte haar neer naast de tafel en deed boos zijn verhaal. Dat Anya hem een paar vragen had gesteld, hij had geantwoord. Kwam ze ineens met een zeer intieme vraag, over een stier en een koe. Had hij gezegd, dat vertel ik je niet, vraag dat maar aan je vader. Zei dat wurm, dokter, als Dirk het niet weet, of hij weet het niet zo goed, moet hij het u vragen, en krijg ik nog een tweedehands antwoord. En een hoop tijdverlies. Dus, alstublieft? Nee, zei ik, dit is veel te intiem. Zei ze, als ik het niet snap, vraag ik wel verder. Maar ik zei weer nee. Schopte ze tegen mijn schenen, doet u toch niet zo moeilijk, vertel nou doodgewoon, sorry, mevrouw, of een koe het net zo lekker vindt van een stier, als bijvoorbeeld Dirkje van Dirk. Even tussendoor, hoe ze dat weet is een ander verhaal, dat komt later wel. Nou, zei de dierenarts, wat zegt u daarvan, meneer? Mij schoppen! Ik barstte natuurlijk van het lachen, de dokter had een rode kop van kwaadheid, en Dirkje ook, ergens anders van. Goed, dacht ik, ik moet het simpel houden, anders gaat dit uren duren. Punt één, Anya, nooit meer schoppen, niemand, ook niet als je kwaad bent. Kom maar naar mij of Dirkje. Wat zeg je tegen de dokter? Ze bood netjes haar excuus aan, maar je kon zien dat ze dacht, hier laat ik het niet bij. Ik zei, dokter, ze mag inderdaad alles weten. Ze gaat er heel verstandig mee om. Zal ik u laten zien. Anya, waarom wilde je dat weten? Simpel, zei ze, een koe roept om een stier, ja? Komt hij, doet wat ze wil, en dan zie ik geen reactie. Terwijl jullie, nou ja. Ik dacht, de dokter kan misschien aan andere dingen zien dat ze het lekker vindt. Tevreden, dokter? Zei de dokter langzaam, oh, zo’n goede vraag heb ik sinds de universiteit niet meer gehoord. Wat wil je worden, dierenarts? Ik weet het nog niet, zei ze, ik heb nog niet alle beroepen bekeken, maar ik sluit het niet uit. Oh, zei de dokter, weer zoiets. Goed, je krijgt voortaan antwoord, tevreden? Nee, zei ze, niets voortaan antwoord, met terugwerkende kracht. Ik heb nog een antwoord te goed. De dokter zei, hoe houden jullie het uit, met zo’n wicht? Gewoon antwoord geven, volledig, zei ik, niet nadenken, hoe kom ik hier onderuit, dat red je niet. Goed, een volledig antwoord. Anya, die koe doet, wat ze voelt wat ze doen moet. Intuïtie. Ze zal die stier wel voelen. Maar of dieren genieten? De vrouwtjes waarschijnlijk niet, ze blijven er gelaten onder, dat zal je bij andere beesten en misschien op de TV ook wel eens gezien hebben. Ze móéten zo handelen. En de mannetjes? Het enige wat je ziet, is dat ze na afloop hijgen. Ik kan me niet herinneren dat er ooit onderzoek naar gedaan is, ik zoek het toch nog op. Ben je nu tevreden? Ja, dokter. Kusje, dokter? Nou, wéér één voor de bijl.’
De zoveelste lachbuien.

Ik lag in bed weer na te denken. Wandelen met Anya, dat leuke, lieve, slimme poppetje. Een kusje van haar in de stal. Het contact van Brutus en Berta, en dat ik, oef! Dat ze er zo makkelijk over praat. Over haar en de dierenarts. Het was niet eenvoudig om in slaap te komen, weer met een erectie.

Dag 3

Ik was op tijd beneden, omdat ik gisteren, na het opstaan, gelijk de wekker op de goede tijd gezet had. Ik hoefde niet mee de koeien ophalen, wel helpen met melken en de stal opruimen. Ik begon al wat koeien te herkennen.
<Anya> ‘Dirk, Steven en ik brengen de koeien even weg.’
Ze keek me onder het lopen niet aan, maar ik zag dat ze liep te glimlachen, een beetje binnenpret of zo.
<Anya> ‘Ben je er al aan gewend, dat we overal over praten?’
<Steven> ‘Nee, ik schrik steeds een beetje. Maar ik vind het wel heel fijn. Zo gezellig.’
<Anya> ‘Ja, hè? Weet je, waarover ze nu in de stal praten?’
<Steven> ‘Nee, geen idee.’
<Anya> ‘Ik wel. Ze weten dat het niet nodig is om de koeien weg te brengen. Dus praten ze over ons. Kan me niets schelen, ik wilde met je wandelen.’
{Oh, wat fijn. Rechtstreeks, geen raadseltje. Gauw nadenken, waar waren we gisteren gebleven met dat wandelen? Oh ja, misschien later ‘lopen’. Ik zou best gelijk met haar willen ‘lopen’. Ze is slim, ze denkt snel. Ze is lief, en ze ziet er erg lief uit. Zo’n leuk klein figuurtje. Ze bloost zo leuk. Zou ze al willen? Dan mag ik haar handje vasthouden. En omhelzen. En . . . kussen. Ze kuste me in de stal zelf, zonder te vragen. Ze blijft ook steeds vlak naast me. Ze zou er over nadenken, maar ik had het niet gevraagd, dat had ze mooi verdraaid, vast expres. Nou, dan kan ik haar expres best vragen. Volgens Diny, gewoon vragen, anders krijg je alleen maar tijdverlies. Maar alleen vragen, wil je met me ‘lopen’, zou te direct zijn, daar moet toch een inleiding bij. Hé, ze glimlacht niet meer. Wat zou er aan de hand zijn?}
Even later waren we bij de hekken. We bleven staan kijken hoe de koeien de wei inliepen en begonnen te eten. Plotseling voelde ik, dat ze mijn hand pakte. Ik schrok me wezenloos en draaide me naar haar toe. Ze pakte ook mijn andere hand. Ze keek me ernstig aan, maar toch op één of andere manier ook weer een beetje glimlachend.
<Anya, zachtjes> ‘Steven, ‘lopen’ we voortaan met elkaar?’
Ik moest drie keer slikken.
{Is ze me wéér voor. En het kan wél, zonder inleiding. Maar weet ze het nú al zeker?}
<Steven> ‘Heb je het goed overwogen?’
<Anya> ‘Ja, maar ik wist het eigenlijk al vijf minuten nadat ik je voor het eerst zag. Ik weet alles nog precies. Je keek eerst verbaasd, en toen lief naar me. Je wilde me een hand geven, maar toen ik om een kusje vroeg schrok je heel even, maar je kuste me wel direct. Andere jongens kussen even vrij hard, boem, los. Jij deed het héél voorzichtig, eerst even zachtjes, toen ietsje harder, weer ietsje zachter en toen heel langzaam los. Voordat ik daarvan bijgekomen was zei je, dat je me zo’n lief klein meisje vond. Toen, dat je Dirkje er uit vond zien als een meisje. Ik zag steeds aan je gezicht dat je het eerlijk meende. Toen Dirkje zei, van mij mag je blijven, kon ik gelijk zeggen, van míj ook. Voordat ik vertel waarom, ben jij aan de beurt.’ <Steven> ‘Ik snap waarom. Anya, ik heb ook veel gelezen. Ook nogal wat meisjesboeken, die mijn moeder uit de bibliotheek meeneemt. Ik heb nooit wat met meisjes te maken gehad, maar uit die boeken weet ik, dat ze op een wat andere manier denken dan jongens. Dat heb ik bij jou ook gemerkt, daarom snap ik je, denk ik, wel. We hebben al veel gepraat, maar niet over wat we van elkaar denken. Als we elkaar aankijken vermoeden we allebei wel iets, dat met elkaar ‘lopen’ komt niet uit de lucht vallen. Je wilde nog niet verder vertellen hoe je over me denkt, je wilt eerst weten hoe ik over jou denk, hè?’
<Anya> ‘Ja, alsjeblieft.’
<Steven> ‘Eerst nog even, snap jij een beetje hoe jongens denken?’
<Anya> ‘Ik heb meer ervaring dan jij. Jasper loopt hier rond.’
<Steven> ‘Oh. . . . Hij zou vast zeggen, dank u wel, juffrouw, korter en duidelijker kon het niet. Goed, mijn beurt. Hoe ik over jou denk. Je kijkt lekker nieuwsgierig. En nu bloos je ook weer zo leuk. Ik begin een stuk terug. Vóór ik in het dorp uit de bus stapte had ik een heel rustig leven. Je weet zo’n beetje wat er daarna allemaal gebeurd is. In het kort, eerst Dirkje, die posters, Diny, toen jij, bij Dirk op schoot. Ik weet niet waarom, die posters zijn mooi, Dirkje en Diny zien er leuk uit, maar jij ontroerde me. Niet zo stevig gebouwd als Dirkje en Diny, maar een klein poppetje, wel zoals ik zag toen je naar binnen liep, sorry, alles erop en eraan. Wat leuk, nou word je knalrood. Ik zal stoppen over je uiterlijk, een andere keer misschien verder, als je wilt. Even tussendoor, wat bedoelde je met, je bent tegen mij aangelopen, maar ik klaag niet?’
<Anya> ‘Het was toch geen normale ontmoeting? Het was véél meer, zoiets als een botsing. Maar met zo’n prettig vervolg, dat ik niet klaag. Verder, alsjeblieft.’
<Steven> ‘Ik vind het méér dan prettig. Anya, ik wandel nu twee dagen met je mee. We praten overal over, maar allebei vragen we niet zomaar wat, we geven ook niet domweg een antwoord, hoe kort of lang ook, we begrijpen elkaar erg goed. Hoe het precies komt weet ik niet, ik word steeds gekker op je. Je ziet er zo lief uit en ik vind je zo lief. Schattig. Om te knuffelen. Nou jij weer.’
<Anya> ‘Oh. . . . Voorlopig weet ik genoeg. Ik durf nu verder te gaan, misschien wel verder dan die meisjes in de boeken. Je weet dat ik nog nooit met een jongen gelopen heb, ik had er nog geen zin in. Maar toen ik zei, dat je van mij mocht blijven, dacht ik, zo’n lieve jongen heb ik nog nooit ontmoet, die moet bij me blijven, die kust zo lekker, daar wil ik meer van, iedere dag. Daar wil ik mee ‘lopen’, met hém wel. Maar ik durfde je niet te vragen. Ik was bang voor zoiets als, kom maar eens terug als je groot bent. Gisteren zei je, ik kan toch moeilijk zeggen, ik vind het fijn met je te ‘lopen’, als je die uitdrukking kent. Ik dacht, oh, wat fijn, hij vindt me nu al aardig genoeg. Neem ik een slimme omweg. Ik zal hem laten merken dat ik daar niet direct op tegen ben. Ik moest wel een beetje je woorden verdraaien, ik hoop dat je het niet erg vindt. Maar gelukkig, jij wist zonet plotseling heel zeker, dat je met me ‘lopen’ wilde, hè?’
<Steven> ‘Ja, hoe weet je dat?’
<Anya> ‘Dat zal ik je nog wel eens uitleggen. Vertel eens, wie heeft wie gevraagd?’
Ik keek haar verbaasd aan.
{Hoe ging dat? ‘Lopen’ we voortaan . . . Wat een slimmerd}
<Anya> ‘Je snapt het, zie ik. Dat was ondeugend van me, hè? Ik durfde jou nog niet te vragen en jij mij niet. Je hoeft nu niet meer zenuwachtig of zo te zijn, alles is toch in orde, met ons?’
<Steven> ‘Ja, en ik vind het geweldig. Vijf minuten geleden dacht ik nog, het kost me minstens een week, voordat dat ik erachter kom hoe ik haar voorzichtig moet vragen. Dan dagen voordat ik durf, en weer dagen omdat jij het moet overwegen.’
<Anya> ‘Maar vijf minuten geleden wist je al wel zeker dát je me ging vragen. En ik was al eerder zeker van mezelf. En nu ‘lopen’ we met elkaar. Dus ben je nu je zenuwen kwijt?’
{Wat ziet ze er schattig uit, zo vlak vóór me}
<Steven> ‘Ja, helemaal. Ik vind je zo lief. Hoef je nu niet te blozen?’
<Anya> ‘Nee, ik ben veel te blij dat we met elkaar ‘lopen’. Jij kijkt ook zo blij. Ik ga je nu, op dezelfde manier als daarnet, wéér wat vragen. Maar wil je niets zeggen, alleen ja knikken of nee schudden?’
Ik knikte.
<Anya> ‘Nou, je hebt het snel door. Eergisteren heb je mij een kusje gegeven, in de stal heb ik jou een kusje gegeven, hè? Steven, zullen we nu mekaar een heel echt kusje geven?’
{Wat een slimmerd, doet ze het inderdaad weer zó, dat we nooit kunnen zeggen wie er begonnen is. Eigenlijk tegelijk. Maar nu mag ik haar dus weer een kusje geven, en ze gaat terugkussen, en we gaan het vast veel vaker doen, heerlijk}
Ik omarmde haar voorzichtig, kuste haar. Langer dan een seconde of tien durfde ik niet. Toen ik stopte keek ze me met schitterende ogen aan.
<Anya> ‘Je had geeneens geknikt, brutaaltje, je begon me zo maar te kussen. Gauw, nog een keer, maar niet zo kort, joh.’
Nu zo’n twintig seconden. Ik durfde mijn mond iets meer over de hare te bewegen.
{Oh, wat een lekker mondje}
<Anya, zachtjes> ‘Steven, wil je me steviger beetpakken? Ik vind het ontzettend lief en knap van je dat je zo voorzichtig met me doet. Ik heb wel eens wat anders van jongens gehoord. Maar zo gauw breek ik nou ook weer niet. En je hoeft geen afstand meer te houden, hoor. Alsjeblieft, heftiger, weer dubbel zo lang.’
{Oei, was ik zo geconcentreerd op haar mondje, dat ik vergeten was dat ik haar vasthad. Ik moet haar maar voorzichtig tegen me aan gaan drukken, het mag, geen afstand meer. En wat een gevoel voor timing. Weer dubbel zo lang! Nou, graag}
Na een hele tijd voelde ik dat ze zich langzaam terugtrok, deed ik dus ook.
{Daar moet ik op blijven letten, dan blijft ze het fijn vinden}
<Anya> ‘Dat was precies heftig genoeg, en lekker lang. Even bijkomen.’
{Je mag het misschien snel vinden, ik heb nu een inleiding, ik durf nu meer. Ik wíl ook meer}
<Steven> ‘Je kust heerlijk. En ik vind het fijn je vast te houden. Liefje, kijk me eens aan. Anya, we kunnen heel goed met elkaar opschieten, we kennen elkaar al aardig goed, ik weet nu al dat ik nooit meer van je af wil, en ik vind ‘lopen’ iets voor twaalfjarigen. Ik ga gelijk door. Lieve Anya, wil je verkering met me?’
<Anya, knalrood> ‘Wat? . . . Oh, Steven, jaaaa.’
<Steven> ‘En zullen we in plaats van elkaar kusjes geven heel echt gaan kussen?’
Ik hoorde nog net, ja, voordat ze heel vlug haar mondje op de mijne drukte. Ik hield één hand op haar rug en trok haar stevig tegen me aan. De andere hand legde ik achter op haar hoofd. We waren daarna allebei een beetje buiten adem.
<Steven> ‘Ik houd je nog even vast, hoor. Ik wil je voortaan heel vaak knuffelen. Wat heerlijk, hè, dat we nu al verkering hebben. Jouw beurt, schatje.’
<Anya> ‘Steven, ik zal van m’n leven niet vergeten dat jij mij gevraagd hebt. Dat vind ik toch veel fijner dan het onbeslist te laten. En van deze kussen wil ik er zo gauw mogelijk nog véél meer. Maar nu moeten we terug, anders komen ze nog kijken wat we aan het doen zijn. Vind je het goed als we nog niets zeggen? Ik moet er even aan wennen, voordat ik met ze erover kan praten. Ik heb alleen maar gedacht, dat ik misschien gauw met je zou ‘lopen’. Ik was daarnet zó blij, dat het al zo snel ging, en ook al kussen. Na de derde, die heftige, wilde ik even bijkomen. Nou, mislukt. Je ging gelijk door. En nu hebben we al verkering! En we hebben echt gekust! Iedere keer lekkerder. Oh, wat gaat het snel. Wel héééél goed hè?’
<Steven> ‘Het kan niet beter. Ik ben wel wat buiten adem van het kussen.’
<Anya> ‘Ik ook. Eh, Steven, je weet hoe we hier denken over verkeringen, hè? Wat ervaring opdoen en zo. Wil je er over nadenken of je het daarmee eens bent?’
<Steven> ‘Dat hoef ik niet meer. Je hebt toch gehoord dat ik al tegen Jasper gezegd heb dat ik het een goed idee vond?’
<Anya> ‘Ja, dat is waar ook. Fijn. We moeten er nog maar eens over praten. Maar wat er ook gebeurt, het leven gaat door, hè? Kijk maar hoe het gegaan is met Dirk en Dirkje.’
{Nou, het leek zo’n heel klein meisje, maar er markeert niets aan. Ze weet precies wat goed voor ons is. En ze zorgt er doodnuchter voor dat het gebeurt. Maar ik ook. Lekker nog een stap verder dan zij in gedachten had. En ze vond het gelijk goed ook. En ze is heerlijk om vast te houden, ze voelt aan of ze . . . zestien is. Ze houdt mij ook vast, ze trekt zich ook tegen míj aan. Wat een lekker gevoel, zo’n meisje tegen me aan. En het kussen wordt steeds lekkerder, we leren allebei net zo snel. Nog even proberen}
<Steven> ‘Zullen we proberen of een volgende kus wéér lekkerder is?’
<Anya> ‘Ja, een heel lange.’
Het was inderdaad wéér lekkerder. Hand in hand liepen we terug. Achter de stal kusten we nog een keer. De rest van de dag had ik moeite om me in te houden. Vooral als Anya naar me knipoogde, stiekem.

Na het eten gingen we weer in de tuin zitten. Na een tijdje praten over van alles en nog wat vroeg Dirk of Dirkje het moedervlekverhaal van Anya wilde vertellen. Anya schoot overeind, deed haar mond open om wat te zeggen, keek me aan, en deed haar mond weer dicht. Ze ging weer gewoon zitten, een beetje blozend.
<Dirkje> ‘Oh, ja, ook zo’n mooi verhaal. Een paar maanden na dat gedoe met de dierenarts vroeg Anya me iets op seksueel gebied. Ik aarzelde een beetje, zelfs ík ben geneigd om op haar grootte af te gaan, in plaats van op haar leeftijd. Op zo’n moment vergeet je zelfs hoeveel ze al weet, hoe slim ze is. Ik hoor het al, zei ze, ik vraag het wel ergens anders. De volgende dag belde de huisarts op. Dirkje, zei hij, ik heb hier een meisje zitten. Ze zegt, dat ze er één van jou is. Ze wil geen consult, maar een wetenschappelijk onderhoud. Het mocht wel op rekening. Beetje brutaal natuurlijk, maar vooruit. Dokter, zei ze, mijn moeder heeft problemen om vragen op seksueel gebied te beantwoorden. Dat snap ik wel, ik ben nog zo . . . klein. Ik ben niet van plan ergens aan te beginnen, ik wil alleen voorbereid zijn. Belt u de dierenarts maar, die mag me ook alles vertellen, en hij doet het goed. Ik ken de dierenarts, dus ik bel hem op. Nou, dat was lachen samen, over dat wurm. Ik heb op haar kaart gekeken, hoe haar geschiedenis was. Na jouw bevalling heb ik haar nooit meer gezien. Nooit erg ziek geweest dus. Kan het eh, Anya zijn, en mag ik haar alles vertellen? Ik dacht, mooie kans om Anya te plagen, dus zei ik, dokter, als ze een moedervlek van een centimeter op haar rechterbil heeft, mag u haar alles vertellen. Momentje, zei de dokter. Ik hoorde zachtjes, als jij een moedervlek op je rechterbil hebt, krijg jij je onderhoud. Toen hoorde ik Anya, ja, ja, Dirkje probeert me te plagen. Mooi mis, ze had beter moeten weten. Ik pak haar gelijk terug. Luistert ze mee? . . . Goed. Dokter, u heeft me bij mijn geboorte helemaal gezien, ook tussen m’n benen, om te kijken of ik een jongetje of een meisje was. Het enige verschil met toen is, dat daar nu meer haar op zit dan op uw kale kop. Dus u mag van mij best naar mijn blote kont kijken. Toen was het even stil. Toen de dokter weer, hum, goedgekeurd, heel goedgekeurd zelfs. Toen hoorde ik de dokter weer hard. Dirkje, je hoorde haar zeker wel. Nou, dat wurm tilt haar rokje op, doet haar broekje een stuk naar beneden, gunt me een blik op haar haartjes en draait haar kontje naar me toe. Prachtig, compleet met moedervlek. Er komt geen rekening. Dit is me net zoveel waard als een hele avond toneel. Een prettige dag verder. Ik heb een kwartier nodig gehad om bij te komen. Toen heb ik Dirk geroepen en hem alles verteld. Die had ook een kwartier nodig om bij te komen.’
Nadat iedereen uitgelachen was, was het even stil.
<Dirkje> ‘We hebben heel lieve kinderen, maar de streken die Anya af en toe uithaalt zijn nogal . . . apart. De volgende. Een paar weken later waren Dirk en ik op de hooizolder wat aan het . . . spelen. Achteraf was ik blij dat we het nogal rustig deden. Want na . . . afloop zagen we Anya, een paar meter van ons vandaan, naar ons zitten kijken, met een stalen gezicht. Je kent dat wel van haar. Ik in ieder geval wel, vandaag heeft ze dat ook weer, er is weer wat op komst. Zie je dat ik gelijk heb, ze bloost. Nou, Anya?’
<Anya> ‘Je hebt gelijk. Maar ik kan het nog niet vertellen. Ik moet nog wat nadenken. Geduld, alsjeblieft.’
<Dirkje> ‘Ja hoor. Als je erom moet blozen zal het wel weer een prettige verrassing worden, al maak je er waarschijnlijk weer een hele toestand van. Ik verheug me er al op. Waar was ik gebleven? Oh ja, op de hooizolder. We waren zo geschrokken en zo verbaasd, dat we niets konden zeggen. Nou, Anya wel. Tja, zei ze, ik heb genoeg dieren zien spelen, zoals Brutus. Ik wilde wel eens goed zien hoe het bij ménsen gaat. Maar in jullie slaapkamer is het altijd te donker. Ik zei, een beetje boos, zoiets hoor je eerst te vragen. Mooi niet, zei ze, dan had je nee gezegd. Ik moest dat natuurlijk toegeven. Dirk vroeg, hoelang heb je zitten kijken? Een hele tijd, zei ze. Ik had niet gelijk in de gaten dat jullie op de hooizolder zaten, jullie doen het hier niet zo vaak. Anders was ik er wel eerder geweest. Maar dan hadden jullie het misschien eerder gemerkt. Jullie waren nét uitgekleed, gingen overal aan elkaar liggen voelen. Dat vond ik leuk, dieren kunnen alleen elkaar een beetje likken. Dat deden jullie ook. Dirk, je penis werd steeds groter. Toen zei Dirkje, stop hem erin. Ik dacht eerst, zo’n grote kan er niet in, maar toen, vast wel, het is in verhouding, Brutus is groter, maar een koe is ook groter. Bovendien was Dirkje niet bang, ze zei zelfs, sneller, sneller. En nog véél en véél meer. Wat een taal, mama. Maar wel leuk, het paste erbij. Ik was blij dat jullie zo’n plezier hadden, aan de geluiden kon ik horen wanneer het lekkerder werd. Vooral aan het eind. Dirk, je hebt wel een heel grote, maar Brutus heeft grotere. Weg was ze.’
<Anya> ‘Jullie hebben er daarna nooit iets over gezegd. Dat kon ík ook niet, nu wel. Ik bied alsnog mijn excuses aan, want het was eigenlijk onbehoorlijk, toekijken bij je ouders. Maar ik wist toen geen andere manier om te zien wat ik wilde zien. Ik ben wel expres blijven zitten aan het eind, ik had ook stiekem kunnen vertrekken. Maar dat vond ik niet eerlijk, jullie moesten gelijk weten dat ik gekeken had. Ik ben nog steeds zó blij, dat jullie nooit boos geworden zijn. Ik heb wel maanden nodig gehad om het te verwerken. Ik wist wel wat er ging gebeuren, maar vlak voor je zien, wat blote ouders allemaal met elkaar doen, was toch nogal schokkend. Maar kennelijk heel lekker. Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie, dat als je mekaar lief vindt, alles kan. Je moet er wel veel meer tijd voor nemen dan konijntjes doen.’
<Dirkje> ‘Anya toch. Konijntjes! Maar goed. Dirk en ik hebben er wél over gesproken, het was nogal wat. Zit er een kind te kijken wanneer je . . . vreselijk intiem bezig bent. We hebben besloten er niets over te zeggen, af te wachten of je nog wat te vragen of te zeggen had. We hebben wel in de gaten gehouden of je er geen problemen mee kreeg. We hebben nooit wat gemerkt, je bleef gewoon doen. Je excuses aanvaarden we alsnog, omdat we je begrijpen. Wat betreft dat je er wel veel tijd voor moet nemen heb je gelijk, maar daar vertel ik een andere keer nog wel eens over.’

Ik lag in bed weer na te denken. ‘Lopen’, verkering, kussen, dokter, Dirk en Dirkje, de nieuwsgierigheid van Anya. Het was niet eenvoudig om in slaap te komen. Iedere keer dat mijn gedachten bij iets bloots kwamen kreeg ik een erectie.
{Alweer. Iedere avond. Tja, thuis zag ik nooit iets bloots, hoorde er nooit iets over}
Ik concentreerde me maar op de kusjes. Heerlijk, morgen weer.

Dag 4

Anya en ik haalden, hand in hand lopend, de koeien op. We zeiden niet veel, we keken wel vaak naar elkaar. En af en toe stopten we om te kussen. Na het ontbijt ging Anya, met tegenzin, naar een vóór mijn komst gemaakte afspraak met haar vriendin Sandra. Dirk, Jasper, Diny en ik molken de koeien.
<Dirk> ‘Jullie redden het wel, hè, ik heb nog zo’n hoop administratie.’
<Diny> ‘Ja hoor.’
Dirk liep de stal uit.
<Diny> ‘Steven, nu Anya er niet is gaan wíj naar boven. Je bent nog niet boven geweest, hè? Ik ga wel eerst, maar niet onder mijn rok kijken, nieuwsgierige neus.’
{Op dat idee was ik nog niet gekomen, maar ik zal het onthouden}
Zo gauw ze boven was klom ik ook naar boven. Ze leunde van de zolder naar beneden.
<Diny> ‘Geef me een hand, dan gaat het makkelijker.’
{Nou zeg, ik mocht niet onder je rok kijken, maar kennelijk wel in je bloesje. Wat een inkijk. Hijg ik van het traplopen, of . .}
<Diny> ‘We gaan eerst aan het werk. Hooi en stro naar beneden gooien. Kijk naar Jasper, hij wijst je waar je moet gooien.’
{Eerst aan het werk? Ze wil toch niet nu . . . Zou Jasper toch gelijk hebben? Ze is twee jaar ouder dan ik, ze zal toch wel liever met jongens van haar eigen leeftijd spelen?}
Na een tijdje riep Jasper dat hij genoeg hooi en stro had.
<Diny> ‘Jasper, breng jij de koeien de wei in? Steven en ik hebben wat rust verdiend.’
{Ja, ja, Jasper zal het niet snappen! Nu zijn we alleen. Wat nu?}
Diny liep naar de achterkant van de zolder, naar onder een dakraam. Ze spreidde wat hooi uit, pakte een deken van een balk, legde die over het hooi en ging erop liggen, op haar rug, met haar handen onder haar hoofd.
<Diny> ‘Kom maar naast me.’
Ik ging, ook op mijn rug, naast haar liggen.
{Net een twijfelaar. Lekker dichtbij je. Je bent heel rustig, aan je ademhaling te horen. Ik bepaald niet. Wat nu? Ogen dicht? Ga je slapen? Ik blijf mooi wakker, kan ik rustig naar je kijken. Een poster is leuk, maar zo’n stuk als jij bent, vlak naast me, al heb je kleren aan, is al veel mooier. Ik kan niet in je bloesje kijken, maar het is maar een dunnetje. Ik kan nu helemaal zien hoe groot ze zijn. Oef!}
Diny deed plotseling haar ogen open, en keek me glimlachend aan.
<Diny, langzaam> ‘Zo te zien krijg je het er warm van, doe je overall toch uit.’
<Steven, zachtjes> ‘Ik heb er alleen een onderbroek onder.’
<Diny> ‘Je ziet maar, wat je daarmee doet.’
{Wat nu? Zíj is aangekleed. Aanhouden die onderbroek dan maar}
<Diny> ‘Je hebt hier wel een paar uitdrukkingen gehoord die nieuw voor je zijn, hè?’
<Steven> ‘Eh, noem er eens één.’
<Diny> ‘Bijvoorbeeld, ik zie je wel zitten.’
<Steven> ‘Oh, ja. Dat zegt zoiets als, ik vind je lekker, en zo.’
<Diny> ‘Ja. Dat, en zo, is ook een goede.’
<Steven> ‘En dan heb je, ik wil met je spelen, maar verder zeg ik nu even niets meer. Ik begon me net op mijn gemak te voelen, omdat we zo rustig lagen, nu word ik toch weer een beetje onrustig.’
<Diny> ‘Een béétje onrustig is niet erg, dat is toch lekker?’
<Steven> ‘Ja, zoals pakjes uitpakken met Sinterklaas, alleen wil Sinterklazina zich voor mij uitpakken, als ik Jasper goed begrepen heb.’
<Diny> ‘Die ga ik verder vertellen, dat is zo’n goede!’
<Steven> ‘Je laat het, hoor.’
<Diny> ‘Aan de familie toch wel, we vertellen elkaar alles, want dan heb je veel vaker plezier, gedeelde vreugd is dubbele vreugd.’
<Steven> ‘Je hebt gelijk, ik moet er nog aan wennen.’
<Diny> ‘Omdat je zo te horen nog in Sinterklaas gelooft, ja, ja, grapje, moet je nog even wachten vóór Sinterklazina zich voor je gaat uitpakken. Je hebt Jasper goed begrepen. Ik ben gewoon trots op mezelf. En lieve jongens mogen er van mij naar kijken. Dat kan toch geen kwaad? Maar ik wil eerst nog wat met je praten. Hoe je het hier vindt en zo.’
<Steven> ‘Vind je het niet erg, dat ik je zo zit te bekijken?’
<Diny> ‘Nee hoor, kijk maar rustig, ik ben het gewend. Het is heel natuurlijk dat jongens op een gegeven moment nieuwsgierig worden hoe meisjes er uit zien. En andersom. Hoe vond je die posters?’
<Steven> ‘Een leuke grap. Ik schrok wel drie keer. Eerst op jouw kamer. Dat je die poster op mag hangen.’
<Diny> ‘Ik loop al jaren af en toe met jongens, maar tussenin mag ik die ophangen. Ik zie gewoon graag blote jongens, daar doe ik niet stiekem over. Wat vond je van dat meisje?’
<Steven> ‘Ze is mooi, en je kan zien dat ze trots is op haar . . . spullen. Ik had er nooit zo bij stilgestaan dat meisjes er zo uitzagen. Eh, na het scheren is wel heel erg bloot. Maar nu, door die posters, en door Brutus, heb ik alles op een rijtje en weet waar alles voor is.’
<Diny> ‘Goed zo. Mag ook wel als je veertien bent. Je krijgt het er weer warm van, zie ik. Hoe vind je mij, vergeleken met dat meisje?’
<Steven> ‘Wel ongeveer net zo mooi, denk ik. Toen ik de trap op kwam en je me de zolder op hielp, zat je zó ver voorovergebukt, dat ik heel veel van je . . . zag. Dat deed je expres, hè?’
<Diny> ‘Ja, leuk hè? Wil je ze nu helemaal zien? Het hoeft niet, hoor. Of misschien een andere keer, als je hier iets meer gewend bent?’
<Steven> ‘Ik denk dat het nu wel goed zou zijn. Dan hoef ik misschien niet meer zo vaak naar Anya’s . . . bloesje te kijken. Om te raden hoe groot ze zijn. Ik vind het niet leuk dat ze het zo vervelend vindt. Ze bloost zo, al staat dat heel schattig.’
<Diny> ‘Ja. Aan de ene kant is het in het begin vervelend, je wilt ze verstoppen, want je vindt ze zelf te klein. Aan de andere kant is het leuk, als een aardige jongen zo aandachtig naar je kijkt. Als ze groter zijn en je er trots op wordt, leuk, dan je kan er jongens mee plagen. Als ze kijken er mee schudden, dat heb je wel van me gezien. Jongere jongens zien niets, al zou je ze vlak onder hun neus schudden. Ze denken, nou én, hep me moeder ook. Oh, lachen! Maar, Steven, je blijft toch naar Anya kijken, zelfs als je er ooit achter komt hoe groot ze zijn. Ik zie ze als we samen douchen, ze staan zo leuk bij haar. Heel mooi in verhouding, die van mij zijn eigenlijk iets te groot. Vind je haar leuk?’
<Steven> ‘Ja, en heel lief. Diny, ik vind het fijn dat je met me wilt spelen, maar er is iets veranderd. Anya en ik hebben sinds gisteren verkering. Het was liefde op het eerste gezicht. Nou ja, bij haar na vijf minuten, bij mij iets daarna. Hoe het precies gegaan is hoor je binnenkort, Anya moet nog even nadenken. Wil je er tot dan niets over zeggen?’
<Diny> ‘Ik zal het niemand zeggen. Eerlijk duurt het langst, vinden we, maar het kan vaak ook wel even wachten. Jullie zijn schatjes met z’n tweeën, jullie konden wel eens goed bij elkaar passen. Dat vond Jasper de eerste dag al. Maar als jullie verkering hebben, wat doe je dan hier?’
<Steven> ‘Vóór ik Anya gezien had hadden wij al afgesproken, via Jasper. Ik ken je ondertussen een beetje beter, langer dan die ene minuut in de stal. Je hebt het vast niet al te serieus bedoeld. Maar omdat je toen al met me wilde spelen, durf ik je te vragen of ik bij jou een klein beetje ervaring op mag doen. Ik hoop niet dat je boos wordt, ik denk het trouwens niet. Ik wil alleen kijken wat er onder je bloesje zit, van dichtbij. Méér niet. Dan ben ik mijn ergste nieuwsgierigheid kwijt. De rest kan wachten, dat schudt niet iedere dag onder mijn neus heen en weer.’
<Diny> ‘Oh. Gaat Anya ook ervaring opdoen?’
<Steven> ‘Ja, dat hoort toch?’
<Diny> ‘Daar kan ik natuurlijk niets tegenin brengen, alleen dat jullie nog al jong zijn. Oh, daar kan ik ook niets van zeggen, ik wilde toch ook met jou spelen? Wat een snelcursus. Kunnen jullie het wel bijhouden?’
<Steven> ‘Daarom wil Anya nog nadenken. Ik ben anders, ik neem in twee seconden een beslissing. Als die verkeerd uitvalt, wat niet vaak voorkomt, zit ik er niet mee. Eigen schuld, dikke bult. Volgende zaak.’
<Diny> ‘Ik ben toch verrast. Maar wel prettig. Ik vind het fijn, dat je eerlijk bent en mij gewoon vraagt wat je wil. En vertelt waarom. Zo’n klein beetje ervaring lijkt me wel gepast. Zal ik ze dan nu voor je uitpakken? Je hoeft alleen maar te knikken.’
Ik knikte als een gek. Ze ging rechtop zitten, bleef me glimlachend aankijken. Ze deed haar bloesje uit, bleef nog even zitten, ging toen weer liggen, met haar ogen dicht. Ik kreeg bijna een hartstilstand, twee van die grote bollen, bloot, zo vlak voor mijn neus.
{Móóóói. En echt, geen poster. Had inderdaad wat kleiner gekund. Ze heeft een beetje gelijk, ik blijft vast toch naar Anya kijken, maar vooral omdat ze zei dat ze zo leuk bij haar staan, heel mooi in verhouding. Ik kan er niets aan doen, ik heb liever wat kleinere}
Ik was nog geeneens zo lang aan het kijken toen Diny haar ogen opendeed en me vragend aankeek.
<Diny> ‘Zeg, Steven, mankeer je wat aan je handen?’
<Steven> ‘Nee, hoezo? Oh, je bedoelt toch niet . . .’
<Diny> ‘Dat bedoel ik wel! Je hebt alleen gevraagd om te kijken, maar je bent de eerste die dat zo letterlijk opvat. Als je in een winkel vraagt om naar iets te mogen kijken, bedoel je toch ook dat je het vast wilt pakken? Je mag ze best aanraken.’
<Steven> ‘Kijken en aanraken zijn bij mij twee verschillende dingen. Ik zou het niet in mijn hoofd halen om een meisje ongevraagd aan te raken. Zeker daar niet. Die niet.’
<Diny> ‘Wat heb jij een zelfbeheersing, zeg. Ik denk, dat Anya dat wel fijn zal vinden. Die is zo gevoelig voor dat soort dingen. Ik niet. Steven, als je met . . . een meisje bent, en ze laat ze je zien, dan moet je ze aanraken, anders denkt ze dat je ze niet mooi vindt.’
<Steven, zachtjes> ‘Je bent heel mooi. En heel lief voor me. Ik . . . wil wel, Diny, maar ik durf niet. Een meisje daar aanraken! Al zeg je dat het mag. En ze zijn zo groot.’
<Diny, zachtjes> ‘Ik zal je helpen, omdat het duidelijk je eerste keer is. Anders ga je nog maagdelijk het huwelijk in, en dat wil ik niemand aandoen. Zeker mijn zusje niet.’
Ze pakte mijn handen en legde ze op haar borsten. Ik kon er niet helemaal omheen, allebei méér dan een handvol.
{Wat warm, wat zacht, maar toch stevig. Die zou ik wel heel lang vast willen houden}
Mijn handen begonnen vanzelf te bewegen. Ik streelde haar, ze, zachtjes.
<Diny> ‘Niet zo zachtjes, joh, dat kietelt.’
{Graag. Ik durfde niet meer, nu wel. Oh, wat eh prettig}
Na een tijdje trok ze me naar zich toe en kuste me even, nogal wild.
<Diny> ‘Lekker jong dat je bent, je streelt heerlijk. Genoeg?’
<Steven> ‘Ja, om te weten hoe ze eruit zien en hoe ze voelen. Nee, omdat ze zo mooi zijn en zo lekker om te strelen. Pak ze toch maar weer in.’
<Diny> ‘Dat lijkt me ook het beste. Ga je ook met Anya spelen?
<Steven> ‘Ik denk dat we niets zullen doen vóór we zestien zijn.’
<Diny> ‘Zou je willen vertellen wat jullie gedaan hebben?’
<Steven> ‘We hebben geknuffeld en gekust. Maar ik heb niet aan . . spelen met haar gedacht. We hebben het gehad over ervaring opdoen, maar ik dacht alleen maar aan andere meisjes kussen en zij andere jongens. Ik vind dat ze dit moet weten, mijn ervaring met jou. Mag ik haar alsjeblieft vertellen wat we gedaan hebben?’
<Diny> ‘Ja hoor. Oh, Steven, misschien had ze gewild dat je zou wachten totdat je die van haar bewonderd had. Dat schiet me eigenlijk nu pas te binnen. Dit ging ook zo raar. Helemaal anders dan anders. Tot nu toe zag ik altijd wel hoever ik met spelen zou gaan. Hoe liever de jongen hoe meer. Maar jij bent ook lief en je wilt maar een heel klein beetje, omdat je ineens al verkering hebt. Daar was ik niet op voorbereid. Maar gebeurd is gebeurd. Laten we maar weer eens opstappen.’
 Ik ging naar mijn kamer. En ging alles nog eens overdenken.
{Dat ze het durft, mij laten kijken, laten strelen. Maar ja, ze is zestien, heeft al met een paar jongens gelopen, en ook met ze gespeeld. Het was hartstikke lekker, maar hoe vertel ik het Anya?}
Ik kwam er niet uit. Ik ging weer naar beneden. In de keuken vroeg Dirkje of ik de groentetuin wilde zien. We gingen er naar toe en ze noemde alles op wat er in stond. Keurig in rijtjes, van alles wat, en geen onkruid te zien. Toen Anya terug kwam was het tijd voor het melken en de koeien wegbrengen. Onderweg kusten we af en toe.

Na het eten gingen we weer in de tuin zitten.
<Dirk> ‘Steven, ik vind het fijn dat je zo leuk meehelpt. Je vermaakt je duidelijk ook goed. Maar heb je lijm aan je kont? Anya volgt je als een hondje.’
<Steven> ‘Dat dacht ik in het begin ook. Maar niet lang.’
Ik zag dat Anya aandachtig begon te kijken.
<Steven> ‘Hondjes zijn snel. Als je draait of stopt, doen ze dat een tel later ook. Anya volgt niet. Je weet hoe het gaat als je loopt, onbewust denk je, ik moest maar eens stoppen, ik moet nu maar eens een beetje naar rechts lopen. Anya is geen tel later, maar precies gelijk. Ze lijkt mijn gedachten te kunnen lezen. Ik denk wel eens, we lijken wel . . . één.’
<Anya> ‘Ik ook. Jullie zijn altijd vrolijk, praten veel. Ik ben stilletjes, ik luister, ik kijk. Ik ben, net als jullie, ook heel gelukkig. Maar ik kan geen gedachten lezen, ik zie het aan jullie houding en zo, het gaat vanzelf. Heb ik dat misschien van iemand in de familie? Qua bouw lijk ik ook helemaal niet op je, Dirkje. Ook niet op Anton, volgens de foto’s.’
Het was even stil.
<Dirk> ‘Wat dacht je, Dirkje, lijkt ze op tante Anya? Waar ze naar vernoemd is?’
<Dirkje> ‘Oh, ja! Anya, je oudtante Anya had dat ook. Ze was een tante van ons allebei. Die was ook zo klein, en lief. Ze wist wat je dacht vóór je het zei. Dirk en ik zijn vaak bij haar geweest. Ze is jaren geleden overleden. Oh, Anya, hadden we dat maar eerder doorgehad, dan hadden we je veel eerder en beter begrepen. Het spijt ons zo.’
<Anya> ‘Daar kunnen jullie niets aan doen, aan zoiets onwaarschijnlijks. En ik heb niets, helemaal niets te klagen over jullie begrip voor mij. Dat is ook iets onwaarschijnlijks.’
<Dirk> ‘Ze is ook een oudtante van Steven. Dat verklaart het wat hem betreft.’
<Steven> ‘Dan ben je niet mijn knipperlichtje, maar knippernichtje. Rood aan, rood uit, rood aan, enzovoort.’
<Anya> ‘Moet je ook maar niet zo vaak naar mijn . . . bloesje kijken, kijk maar naar Diny, die kan het niets schelen.’
<Diny> ‘Nu je het daarover hebt, Anya, ik heb hem ook steeds zien kijken. Ik zag, dat hij behoorlijk verward was. Geen wonder, nooit meiden in de buurt, dan ineens die posters en ons drieën vlak onder zijn neus. Maar het is geen domme jongen. Hij merkte dat het je toch een beetje stoorde. Hij heeft erover nagedacht. En vanmiddag mij gevraagd, omdat hij ondertussen genoeg van me wist, of hij onder mijn bloesje mocht kijken. Om zijn nieuwsgierigheid te verminderen, dan hoefde hij hopelijk wat minder naar jouw bloesje te kijken. Nieuwsgierigheid verminderen! Hij praat iets ouwelijk, hè? Zal wel komen omdat hij enig kind is. Maar ik vond het heel lief bedacht, dus heb ik m’n bloes uitgetrokken. Ging hij alleen maar zitten kijken. Nou zeg, dat had ik nog nooit meegemaakt. Eentje die zijn handen thuis houdt! Bij míj! Ik heb zijn handen moeten pakken om ze er op te leggen. Gelukkig begon hij al gauw te strelen. Raar jong, dat kon hij wel goed.’
{Wel ja, jíj doet makkelijk, of het niets is. Is dit wel een geschikt moment om dat te vertellen? Wat moet Anya hier van denken? En Dirkje en Dirk?}
<Anya> ‘Als je hem maar niet beschadigt. Het is alleen de eerste keer, dat een jongen steeds zo naar mij, en mijn bloesje kijkt. Iedereen kijkt altijd naar jou, omdat jij ze expres laat schudden.’
<Diny> ‘Ik vind het leuk te zien hoe jongens dan schrikken, de meeste meisjes verstoppen ze in het begin een beetje, net zoals jij. Heb ik nooit gedaan, als toen iemand zei, wat heb jij kleintjes, dan vroeg ik, en jij dan, laat eens zien, laat ik de mijne zien. Waren ze uitgepraat, dát durfden ze niet. Zonde, net zo leuk, het kost niets, iedereen kan er plezier mee hebben.’
<Anya> ‘Ik ben niet zo uitpakkerig. Ik houd ze liever voor mezelf. En als ik er aan toe ben voor een lieve jongen. Maar ik wil wél dat hij eerst alleen maar kijkt. Pas gaat strelen als ik het goed vind. Ik houd niet van dat snelle gedoe. En pas als ik hem goed ken en vertrouw.’
{Zo. Wat is ze slim. Dat was natuurlijk voor mij bedoeld}
 Ik ging op tijd naar bed.
{Pas vier dagen hier, wat een leven! Gelukkig heeft Anya mijn kijken bij Diny goed opgevat. En Dirk en Dirkje zeiden er helemaal niets van, dat ik . . . hun dochter gestreeld had. Wanneer zou Anya er aan toe zijn? Zou ik het gauw mogen? Ze vindt me toch lief? Ik ben benieuwd wat er nog meer gaat gebeuren. En wanneer ik een natte droom zou krijgen, dat zou vast niet uitblijven. Wat een veranderingen in mijn leven! Geweldig, alles, maar wel vermoeiend}

Dag 5

Rond de middags zaten Diny, Anya, Jasper en ik achter de stal te praten, met uitzicht over de weilanden. We hoorden een auto aan komen rijden en stoppen voor het huis. Toen even een politiesirene.
<Stem uit luidspreker> ‘Alles is omsingeld. Wil Anya Vervoort tevoorschijn komen?’
<Anya, gillend> ‘Oh, leuk, de commissaris.’
Ze rende weg, wij er achteraan. Vóór de keuken stond een politieauto, met twee agenten ernaast. Anya vloog één van hen om de nek en gaf hem een paar kusjes. Ze stelde ons voor, Steven, mijn vriend de commissaris. Dirk en Dirkje waren ook tevoorschijn gekomen.
<Commissaris> ‘Goedemiddag, allemaal. Kan iemand mijn assistent Bob van Bommel een rondleiding geven? Hij is nog niet zo lang bij ons en het leek me voor hem ook wel leuk om de rondleiding hier te krijgen. Hij is niet eerder op een boerderij geweest. Maar niet door Anya, die zie ik liever bij míj in de buurt.’
<Diny> ‘Dat doe ik wel.’
<Jasper, zuchtend> ‘Diny, Diny.’
{Ja, ik zag het ook. Daar hoefde geen knipoog aan te pas te komen, die twee zagen elkaar gelijk zitten}
Diny en Bob vertrokken, wij gingen in de tuin zitten.
<Dirk, verbaasd> ‘Waarom doet Diny het? Toch alleen als ze zélf een jongen meebrengt?’
<Jasper> ‘Ik denk, omdat hij niet te oud is. Hij heeft ook geen trouwring om, ik zag Diny kijken. En hem ook, hi, hi.’
<Commissaris> ‘Het is een aardig joch, wel iets ouder, maar niet te oud voor Diny.’
<Jasper> ‘Commissaris, u komt hier al langer dan vandaag. U kent Anya, Diny is ook een apart portret. Laat ik u, en de rest, vertellen wat hem gaat overkomen. Diny stopt zo meteen, dan stopt Bob natuurlijk ook. Gaat ze vlak vóór hem staan, en zegt, we beginnen we nu de rondleiding. Ze doet nóg een knoopje van haar bloes los, en nóg één. Kun je voorstellen wat hij ziet, hij is een kop groter. Dan zegt Diny, oh, sorry, de verkeerde rondleiding. Doet die twee knoopjes weer vast. Méér niet, ze zou stikken met alleen de bovenste knoop open. Dan begint ze de echte rondleiding. Die eindigt bij haar op de hooizolder. Ze legt een deken neer. Ze doet één knoopje los, en zegt, wil je nóg een rondleiding? Als de bezoeker aarzelt, nog een knoopje los. Er heeft er nog nooit één geweigerd. Meestal zeggen ze zoiets als, ga door, ik volg wel.’
<Dirk, lachend> ‘Van wie zou ze dat toch hebben?’
<Dirkje> ‘Ik heb het haar niet verteld, hoor.’
<Dirk> ‘Erfelijk, misschien. Alhoewel, Anya bemoeit zich liever met dokters, commissarissen en zo. Of ben je al naar jongetjes aan het kijken?’
<Anya, blozend> ‘Ik heb de commissaris indertijd een degelijke rondleiding gegeven.’
<Dirk> ‘Ja, ja, mooi een antwoord ontweken.’
We praatten tot de commissaris opstond, na een uurtje.
<Commissaris> ‘We moeten opstappen, Bob moet ook het normale werk leren.’
Hij liep naar de auto en liet de sirene kort horen. Even later kwamen Diny en Bob tevoorschijn, beide een beetje verhit. De commissaris en Anya gaven elkaar weer een kusje. De politie vertrok en wij gingen weer zitten.
<Dirk> ‘Diny, je hebt je toch wel netjes gedragen met de politie, hè?’
<Diny, langzaam> ‘Hij vond de rondleiding uitgebreid genoeg. We hebben wat gepraat, en gekust. Totdat hij vroeg hoe oud ik was. Ik zei, over twee maanden zestien, ik vond hem . . . een beetje te oud. Hij vond dat jammer, hij kon, met zijn baan, niet doorgaan met een meisje onder de zestien. Misschien komt hij over twee maanden terug, we zien wel.’
Ze was zo ernstig, dat niemand verder vroeg.

Na het eten gingen we weer in de tuin zitten, gezellig.
<Dirk> ‘Het volgende verhaal, Steven. Anya ziet op een morgen op het dorpsplein een politieauto staan. Dat komt vaker voor, de agenten halen wel eens gevulde koeken of zo bij de bakker. Maar nieuwsgierig neusje ziet, dat er niet twee gewóne agenten inzitten, één van hen is ouder. Zij erop af. Ik speel het na. Aan mijn stemhoogte kun je wel horen wie het is.
<Anya> ‘Goedemiddag, ik ben Anya. Waarom zit ú in deze auto, en niet een jong broekje, zoals die naast u? Dag Frans.’
<Frans, snel> ‘Hoi. Commissaris, ik heb eerder met haar gesproken. Behandelt u haar, al komt ze net bij het raam, als een collega van mij. Dan krijgt u geen gedonder. U hoort, hoe ze mij behandelt.’
<Commissaris> ‘Je bedoelt, een beetje volwassen?’
<Frans> ‘Eh, ja, en geen omwegen. Als ze het niet snapt, of als u iets onduidelijk uitlegt, kan ik me natuurlijk niet voorstellen, dan vraagt ze verder.’
<Commissaris> ‘Ik kan met jullie omgaan, slijmerd, dus vast ook wel met haar. Ze kijkt ernstig, maar het lijkt me ook een giecheltje. Dus ik probeer het. Hum, Anya, ik ben de nieuwe commissaris van de gemeentelijke politie, dus ook van dit dorp. Ik kom de sfeer hier eens opsnuiven. Druk, rustig, crimineel, brave burgers, wat gebeurt er in werkelijkheid. Later zien we verder. Ik hoef nu ook niet met iedereen kennis te maken. Eh, hoe bracht ik het eraf?’
<Anya> ‘Heel goed, commissaris. Ik zie Frans glimlachen, dus dat gaat wel lukken met die agentjes. Welkom. Heeft u vandaag tijd om een mooie boerderij te bezoeken? Ik geef u een heel goede rondleiding, als u wilt.’
<Commissaris> ‘Zo te horen heb je ze aardig op een rijtje staan, je bent overal opingegaan. Eh ik heb zo meteen de rest van de dag vrij. Kan ik over een uurtje komen? Ik wil me dan eerst omkleden.’
<Anya> ‘Leuk. Frans legt wel uit waar het is, hè, Frans? Komt u met uw eigen auto, of een politieauto?’
<Commissaris> ‘Ik neem aan dat je een reden hebt om dat te vragen, dus, ik kom met een politieauto.’
<Anya> ‘Mooi. Kunt u dan vóór de deur even de sirene gebruiken? Dan kan het welkomstcomité aantreden.’
<Commissaris, lachend> ‘Frans, ik zal niet meer mopperen, als jullie een voorkeur voor dit dorp laten merken. Komt in orde, Anya. Tot straks.’
Hoe was het tot zo ver?’
<Steven> ‘U kunt zo bij het toneel, geheugen, stemgebruik, en zo.’
<Dirk> ‘Nou zeg, en jij dan? Je praat als Anya.’
<Steven> ‘Waar je mee omgaat, word je mee besmet. In dit geval, de prettigste ziekte die ik ooit gehad heb. De rest ook bedankt. Ik heb het héél goed naar m’n zin.’
<Dirkje> ‘Dank je wel, jongen, dat je het zegt. Ik denk, misschien door de gelijkenis met tante Anya, dat je zo goed bij ons past, en andersom.’
<Dirk> ‘Vind ik ook. Wat zegt die beetje blozende naamgenoot van tante ervan?’
<Anya> ‘Leuk, dat zo’n erfenis via verschillende familietakken weer zo bij elkaar komt.’
<Dirk> ‘Ja, ja, mooi neutraal geantwoord. Ik ga verder. Ik weet niet meer hoe laat het was, maar waar we ook aan het werk waren, we hoorden de sirene, en kwamen dus aanrennen. Anya en een meneer naast een politieauto, grijnzend. Ik speel verder.
<Anya> ‘Dit is de nieuwe politiecommissaris. Ik zag hem in het dorp, heb hem gevraagd om te komen kijken, met een rondleiding, vóór hij onder het papierwerk bedolven wordt. De rondleiding doe ik zelf wel. Commissaris, dit zijn mijn vader, moeder, broer en zus. Kunnen jullie, over een uurtje, hier weer komen voor een verdere kennismaking? Met koffie en zo graag, Dirkje.’
Die twee af. We keken elkaar eens aan. Eerst de dierenarts, toen de dokter, nu weer een commissaris. Nou ja, het liep altijd leuk af. Na een uur zaten we hier weer. Anya stelde ons nu uitgebreider voor. Ik vroeg hem, hoe hij de rondleiding vond.
<Commissaris, langzaam> ‘Ik heb veel meegemaakt. Ik heb veel rondleidingen gehad. Ik heb veel mensen ontmoet. Maar dit hier, dit slaat alles. Verder ben ik sprakeloos.’
We konden ons er wel iets bij voorstellen. Steven, ik denk, dat jij dezelfde rondleiding hebt gehad.’
<Steven> ‘Ja, vast. Ik begrijp wat hij gevoeld heeft, voor hem was het helemaal zo’n kleintje.’
<Dirk> ‘Ja. We zijn maar wat over de boerderij gaan praten, en over ons. Hij, waar hij eerder gewerkt had, en zo. Het beviel hem hier wel. Rustige mensen, ook de agenten. Zoals Bob en Frank. Na, denk ik, nog een uur moest hij weer opstappen.
<Commissaris> ‘Anya, kan ik wat voor jou doen? Ik wil wat terugdoen, ook omdat je zo lief met iedereen omgaat, zelfs met agenten.’
<Anya> ‘Dank u wel, u bent ook lief. Maar u hoeft niets terug te doen. Ik weet wel iets, maar ik weet niet of u dat mag. Ik leg het uit. Dirk heeft járen geleden de koppeling van de trekker zó veranderd, dat ik daar op kon rijden. Ik ken ondertussen de theorie, ook voor personenauto’s. Ik wil al heel lang rijles, alleen om auto te kunnen rijden in noodgevallen. U weet, dat elke minuut kan meetellen. Ik heb voorbeelden uit de omgeving. Ik heb hier op het terrein al vaak geoefend. Maar dat is te klein. Ik wil graag, hier in het dorp, behalve op het plein, met Dirk oefenen.’
<Dirk> ‘Anya, dat kan je toch niet vragen! Je bent pas veertien.’
<Anya> ‘Waarom niet? Je geeft goed les. Je weet eventueel, maar onwaarschijnlijk, wanneer het niet verantwoord is. Als het niet kan, even goede vrienden, commissaris. Ik bedoel vriend en vriendinnetje, dat is leuker. In het kort, kunt u, mag u, als ik een keer bel, niet zo vaak, de agenten een tijdje uit het dorp weghouden?’
<Commissaris> ‘Ik ben blij, dat je gewoon en eerlijk iets vraagt. En je laat duidelijk merken dat ik vrij ben om ja of nee te zeggen. Dat bevalt me wel. Meneer, ik heb ook uw commentaar begrepen. Ik begrijp, dat ik op uw, waarschijnlijk onnodige, ondersteuning kan rekenen. Anya, ik zie traantjes bij je komen, wat is dat?’
<Anya> ‘Ik ben blij, u gaat ja zeggen.’
<Commissaris, ontroerd> ‘Ach, kleintje, niet alleen een slimmerikje, ook nog gevoelig? Mag je op m’n schoot komen zitten?’
<Dirkje> ‘U zou een uitzondering geweest zijn, als u nog langer gewacht had om dat te vragen.’
<Commissaris> ‘Ik herinner me ineens, dat ik wel eens agenten heb horen zeggen dat er hier eentje rondliep, die ze wel wilden knuffelen, maar dat ging jammer genoeg niet. En, mét wat Frans, de agent waar ik vanmorgen mee in de auto zat, zei, weet ik nu wel wie er bedoeld werd. Ik had me iets onder de zestien voorgesteld. Maar niet zo’n héél kleintje. Je geeft haar niet meer dan twaalf. Tot ze je aanspreekt, dan lijkt ze wel achttien. Goed, knuffeltje, ik doe het. Ik kan het wel maken. Luister. Oh, wacht even, wel blijven zitten, ik schrijf het gelijk even voor mezelf op. Je krijgt het morgen op papier. Frans of Bob, de rest denk ik ook wel, zal het graag bij je brengen. Ingaande overmorgen, wanneer je rijles wilt, en kunt krijgen van je vader, bel je het gewone politienummer. Even denken, zevenhonderd negen is overige dienstverlening, daar kan het wel bij. Nee, een nieuwe code. Anya, je zeg code zevenhonderdtien, en je wacht. Na even, die code wordt opgezocht, hoor je ze voorlezen, heel ernstig omdat ze zien dat die van mij komt, code zevenhonderdtien bevestigd, wie bent u, ter controle? Dan noem je je voornaam en achternaam. Die worden vergeleken met wat er op papier staat. En opgeschreven, met de tijd erbij. Ik krijg later alles te zien, ik wil alles weten wat er in mijn tent gebeurt, en uitzonderingen moeten goed geregeld zijn. Dan hoor je, genoteerd, zegt u het maar. Dan zeg je, code rijles. Dan hoor je, code rijles bevestigd, starttijd alstublieft. Dan zeg je de tijd wanneer je wilt beginnen, je moet wel minstens een uur van tevoren bellen. Niet meer dan drie uur van tevoren, anders kan er in de tussentijd teveel gebeuren. Dan hoor je, ik bevestig code zevenhonderdtien, code rijles, starttijd zoveel uur. Anders nog iets van uw dienst? Dan zeg je, nee, dank u wel, prettige dienst verder. Je hoort, dank u wel, en je hangt op. Dan is er, na de starttijd, twee uur geen surveillance in en rond dit dorp, in verband met een geheim onderzoek. Niet buiten het dorp gaan. Geen misbruik, dat verwacht ik trouwens niet van je. Begrepen? Je krijgt wel een kopie van de hele opzet, maar je hoeft eigenlijk niet veel te onthouden. Een uur van tevoren, politienummer, code zevenhonderdtien, code rijles.’
De commissaris kreeg een kusje, en was daarna ook bijna in tranen.
<Commissaris> ‘Ik ben zo brutaal jóu nu wat te vragen. Wil je op het volgende politiefeestje een tijdje komen? De meesten kennen je waarschijnlijk wel, maar ik wil je voorstellen als politiecode zevenhonderdtien. Dan begrijpen ze het en vinden ze het geweldig wat er gebeurt, en waarom. Ze zullen een prachtige tijd met je hebben.’
<Anya> ‘Voor u wel.’
Weer kusje, weer de commissaris bijna in tranen.
<Commissaris> ‘Voor ik een hartverlamming krijg ga ik er vandoor. Tot ziens allemaal.’
Dat was het. Niet honderd procent nauwkeurig, maar vrij aardig. Zo is ze vriendjes, méér zelfs, met de commissaris geworden. Mooi hè?’
{Commentaar is overbodig, geweldig. Wacht even, één ding}
<Steven> ‘Het was een geweldig mooi verhaal, Dirk, en prachtig verteld. Ik wil wel vastleggen, dat vóór dat ik alle verhalen over Anya gehoord had, ik haar al slim en heel lief vond.’
Ik kreeg ook een kusje.

<Anya> ‘Zullen we morgen gaan zwemmen? Steven, we moeten dat altijd van tevoren bespreken, dan kan iedereen zijn werkzaamheden wat verschuiven, als dat nodig is. Mag het, Dirk, Dirkje?’
<Dirk> ‘Van mij wel, tussen het melken in. Dirkje?’
<Dirkje> ‘Ja hoor. Oh, wacht eens even. Anya, heeft het iets te maken met de verrassing waar je het laatst over had?’
<Anya> ‘Ja, mama.’
<Dirkje> ‘Zo, zo. Wat het ook is, heb je er goed over nagedacht?’
<Anya> ‘Ja, mama. Net als anders.’
<Dirkje> ‘Nou, veel plezier dan.’
<Steven> ‘Het lijkt me leuk, zwemmen, maar ik heb geen zwembroek bij me, daar heb ik nooit aan gedacht.’
<Anya> ‘Jasper, kan jij er één voor hem meenemen?’
<Jasper> ‘Ja hoor. Oh, ik snap het. Ja, ik kan er wel één meenemen.’
Het was alweer bedtijd.

Dag 6

Ik zei, tijdens het melken, dat ik even naar het toilet moest, maar ik ging Dirkje opzoeken. Ik vond haar in de beneden-badkamer.
<Steven> ‘Dirkje, ik heb mijn pyjamabroek in de wasmand in de badkamer boven gegooid. Zou je hem binnenkort kunnen wassen, ik heb nu geen reserve meer.’
<Dirkje> ‘Ik doe het vandaag nog. Een natte droom, hè? Vervelend, om het te vertellen?’
<Steven> ‘Ik vond het thuis vervelend. Nu niet, omdat hier alles eh er wat natuurlijker aan toe gaat.’
<Dirkje> ‘Hoe bedoel je?’
<Steven> ‘Thuis zie ik geen posters van blote jongens en meisjes, geen stier die een koe dekt, hoor ik geen verhalen over vrijpartijen en meer van dat soort dingen.’
<Dirkje> ‘Ja, dat kan je natuurlijk noemen. Maar dat zijn natte dromen ook. Had je ze thuis vaak? Wanneer verwacht je de volgende?’
<Steven> ‘Ik had er zo weinig dat ik niet weet hoe vaak het was. De laatste was, denk ik, meer dan een maand geleden. Ik ben hier een dag of vijf, ik verwacht de volgende weer binnen een dag of vijf. Door eh al dat natuurlijke. Ik neem jullie niets kwalijk, zo leven jullie hier. Ik vind het erg fijn, ik geniet hier iedere minuut van de dag. Tja, met een nachtelijk gevolgje.’
<Dirkje> ‘Dat geeft niet. Je gaat vast aan het natuurlijke wennen. En als je het niet weet kan je wel vermoeden waarom Jasper zelden een natte droom heeft.’
<Steven> ‘Door eh te spelen?’
<Dirkje> ‘Ja. Als je daar iets niet van begrijpt moet je het vragen. Aan wie dan ook. En leg een handdoek onder je hoofdkussen, dan kan je het opvangen als je er wakker van wordt. Verder, Steven, niemand hier wil je opjagen of je dwingen iets tegen je zin te doen, maar het zou zo kunnen lijken. Doe alleen waar je zin in hebt.’
<Steven> ‘Maak je geen zorgen, Dirkje, dat heb ik steeds kunnen doen. En daar hoort zelfs het melken bij, waar ik nu weer naartoe moet. Dank je wel voor je steun.’

Na het melken liepen we naar een vennetje achter de weilanden. Vóór ik het wist waren ze uitgekleed, renden bloot het water in en gingen met een bal spelen.
{Wat nou weer? Bloot zwemmen? Daar hebben ze niets over gezegd. Ik doe liever een zwembroek aan}
<Steven> ‘Jasper, je zou een zwembroek voor me meenemen, waar is die?’
<Jasper> ‘Ik heb gezegd, ik kán er wel één meenemen, maar ik heb het niet gedaan. Kom er maar gauw in, we zullen niet kijken.’
{Zo, afgesproken werk dus. De meiden willen me bloot zien, anders hadden ze wel badpakken meegenomen. Maar ik heb er meer aan dan zij. Ik zie er zo uit als Jasper, dus zoveel is er voor hun niet aan. Maar alles wat ik méér zie dan Diny’s bovenkant is voor mij meegenomen. Twee leuke blote kontjes heb ik al even gezien}
Ik kleedde me uit en rende het water in, ze deden inderdaad of ze niet keken. Ze speelden verder met de bal. Ik ging meespelen, méé de bal naar elkaar gooien. Vrij snel ging Anya er uit, ze liep naar de kleren.
{Wat schudt haar kontje lekker. Het lijkt of wel het zegt, kom, kom!}
Ze kleedde zich snel aan en ging naast mijn kleren zitten.
{Oh, duidelijker kan het niet, zij heeft het verzonnen, zij wil me bekijken als ik uit het water kom. Wat nu?}
Ik keek naar Jasper en Diny. Jasper wees met zijn hoofd naar mij en toen naar Anya.
{Anya toch. Eigenlijk oneerlijk, je wilt jezelf kennelijk niet, of nog niet, laten zien. Je zou in het water wel een beetje uit mijn buurt blijven, kon ik niets zien, of niet veel, dat moest dan maar. En je ging er dus als eerste uit. Dan kon je mij uitgebreid bekijken, van vlakbij, als ik eruit durfde komen. Om mij te zien moest je twee keer je blote kontje laten zien, maar dat had je er wel voor over. Nou, ik was nieuwsgierig naar jou, jij kennelijk naar mij. Ik durf best, je mag me zien, als je maar niets beschadigt, zoals je zelf zei. Daar komen we dan! Tjonge, ik lijk wel een vaandeldrager. Nou ja, wel een stok, recht vooruit, maar geen vlag}
Ik liep recht naar mijn kleren. Anya keek recht vooruit. Ze deed net of ze niet keek.
{Ze ziet me mooi wel. Ze bloost weer heerlijk, eigen schuld}
Ik kleedde me rustig aan. Vlak naast haar.
{Eerst maar de bovenkant, dan kan ze nog even langer kijken. Ze zegt niet, berg je spullen maar gauw op, ze moet het mooi vinden, of zoiets. Eigenlijk raar, om zo buiten te staan. Maar bloot is wél natuurlijk!}
Zodra ik helemaal aangekleed was ging ik naast haar zitten. Even later kwamen Jasper en Diny ook uit het water.
{Mooie meid, net als op de poster vóór het scheren. Wat schudt dat leuk}
Ze droogden zich af en gingen bloot liggen zonnen, een paar meter naast ons.
{Diny zit er zo te zien niet mee dat ik haar nu helemaal kan bekijken. Wat? Een knipoog? Ze vindt het leuk! Wat móóóói! . . Tja, ik moet nu maar wat tegen Anya zeggen}
<Steven, neutraal> ‘Wil jíj niet zonnen, Anya?’
<Anya> ‘Nee, ik ben nog bruin genoeg. Dat was een grapje, Steven. Normaal doe ik het ook, en iedereen die met ons meegaat. Ze worden van tevoren gewaarschuwd. Jij niet, dat was míjn schuld. Ik wilde kijken of je bij ons paste. Als je het niet gedaan had had ik niet geweten hoe het verder moest, met ons. Maar ik heb daar eigenlijk niet veel aan gedacht, ik wist voor negenennegentig procent zeker dat je het durfde. Ik wil graag met jou stap voor stap verder gaan. Maar ik ben niet zoals Diny, ik ben nogal verlegen. Vind je het erg, dat ik jou gezien heb, en jij mij niet?’
<Steven> ‘Nee, dat vind ik niet erg. Je hebt me niet gedwongen, ik had hier aangekleed kunnen blijven zitten, of om een handdoek kunnen vragen vóór ik uit het water kwam. Ik vind het eigenlijk wel leuk, net zoals met dat ‘lopen’ heb je een truc gebruikt om je zin te krijgen. Ik krijg zin om voor jou ook een truc te bedenken, natuurlijk ook één waar je onderuit kunt. Mag dat?’
<Anya> ‘Natuurlijk, eerlijk duurt het langst.’
<Steven> ‘Fijn. En als jij het stap voor stap wilt doen vind ik dat prima. Ik wil je niet opjagen. We hebben jaren de tijd.’
<Anya> ‘Wat ben je toch lief. Geef me een kusje.’
<Steven> ‘Eentje maar? Mooi mis, voor wat ik gedaan heb verdien ik er méér. En daarna wil ik wat van je weten.’
{Oh, heerlijk, die telde voor drie}
<Steven> ‘Nu mijn truc. Ik begrijp, dat je blij bent dát je me gezien hebt. Wat ik wil weten, ben je ook blij met wát je gezien hebt?’
<Anya> ‘Dat is ook een snel verzonnen truc, zeg, om me daar over te laten praten. Oef. Ik zou kunnen zeggen, ja, mooi. Maar dat zou niet eerlijk zijn, want dat is niet alles. Ik ben blij om wat anders. Steven, ik ben nogal klein gebouwd, ik wil geen jongen met een grote eh hebben. Je hebt gehoord dat ik die van Dirk gezien heb, jaren terug. Zo’n grote durf ik zeker niet. Dirkje is veel groter dan ik, ze zal er best blij mee zijn. Kijk naar die van Jasper, die heeft een  kleinere dan Dirk, maar daar heb ik ook nog aarzelingen bij. Ik heb nu jou gezien, hij is nog iets kleiner dan die van Jasper. Die zou ik in de toekomst aandurven. Jij vindt hem misschien te klein, maar ik ben heel blij dat ik van jou niet geschrokken ben. En ik vind hem heel mooi. Nou weet je het, ik zal wel zitten blozen.’
<Steven> ‘Ja, het staat je zo schattig. Maar ik zie ook een traantje.’
<Anya> ‘Ja, van geluk, omdat mijn verkering zo hartstikke lief is om zich te laten bekijken, terwijl hij weet dat ik nog niets wil laten zien. Ik zie de toekomst nu zo mooi voor ons liggen, je bent zo lief.’
Ze kuste me, weer heerlijk lang.
<Steven> ‘Ik had tot nu toe geen twijfels bij je gemerkt.’
<Anya> ‘Het gaat allemaal ook zo snel. De derde dag al verkering, dat vond ik al zo fijn. Ik vond het ook beter dan alleen ‘lopen’ met elkaar, omdat we elkaar zo heel goed aanvoelen. Maar toen mijn ergste opwinding over alles iets zakte, ben ik toch wat na gaan denken over de toekomst. Je hebt al gehoord dat ik graag overal op voorbereid ben. Toen kwam ook dat verhaal van Dirk en Dirkje op de hooizolder weer boven. Ik schrok, wat moest ik doen als je te groot zou zijn? Daarom heb ik het zwemmen voorgesteld. Ik ben zó blij dat alles zo goed gegaan is. Jij?’
<Steven> ‘Ja, ik ook. Ik kan me voorstellen dat je je zorgen gemaakt hebt. Fijn voor je, dat dat nu achter de rug is. Ik ben trouwens tevreden met mezelf, zeker omdat jij dat ook bent. Nu heb je nog maar één probleem over, hè?’
<Anya> ‘Nee toch! Ik dacht net dat alles opgelost was. Wat dan?’
<Steven> ‘Ik heb je blote achterkant gezien, twee keer. Ik vond je aangekleed al een leuk kontje hebben, bloot ziet het er helemaal schattig uit. Je hebt zo’n mooie lijn, ik zou er uren naar kunnen kijken. Maar ooit is, net zoals bij mij, je voorkant aan de beurt. Je hebt aangekleed aan de voorkant ook een leuk figuur, ik ben nergens bang voor. Trouwens, Diny heeft me een verhaaltje van onder de douche verteld. Ze vindt je heel mooi. Ik heb ook geen twijfels over de toekomst. Voor de duidelijkheid, je bepaalt het helemaal zelf. Je doet het maar rustig, stap voor stap, al doe je er jaren over. Als je maar begrijpt dat ik heel graag naar je zou kijken zoals ik nu naar Diny kan kijken. Ik weet nu al dat ik je veel mooier zal vinden, je bent zo schattig.’
<Anya> ‘Ik moet weer een beetje janken, je bent zo gevoelig, je doet zo voorzichtig met me. Weet je, het stelt me erg gerust dat ik van jou niets hoef. Zo gerust, dat ik weer een klein stapje durf te doen. Als je me omhelst, voel ik dat je mijn rug streelt. Wil je nu net zo lief mijn kontje strelen?’
Ze ging op haar buik naast me liggen, met haar kontje onder mijn handbereik.
<Steven> ‘Alles wat je wilt. Maar zeg je het, als ik het niet lief doe?’
Ik begon over haar rokje haar kontje te strelen en er een klein beetje in te knijpen.
{Oh, lekker. Gelukkig is het rokje niet te dik}
<Anya> ‘Stop! Ik houd niet van gefriemel over mijn kleren. Wil je dat goed onthouden?’
<Steven> ‘Ja, juffrouw.’
{Wat nu? Wil je dat ik eronder ga? Durf je dat al? Nou, prima!}
Ik legde een hand op haar been, net onder haar rokje, en ging zachtjes strelend over haar been naar boven. Maar ik kwam niet ver.
<Anya> ‘Stop! Ik houd ook niet van gefriemel ónder mijn kleren. Wil je dat ook goed onthouden?’
<Steven, droevig> ‘Ja, juffrouw.’
{Wat een lastig grietje ineens. Wat moet ik dan? Ik mag er niet over en er niet onder}
<Anya, giechelend> ‘Je weet lekker niet wat je moet doen, hè? Ik zal je helpen. Wel eens van rokjes optillen gehoord?’
Ze ging op haar ellebogen en knieën steunen.
{Ze durft méér te laten zien, van vlakbij! Optillen! Gauw! Vóór ze zich bedenkt}
Ik pakte de onderkant van haar rokje en trok het naar boven, tot het niet verder ging.
{Oh, niks broekje! Je hele blote kontje in zicht. Wat móóóói! Gauw weer strelen}
Ik streelde zachtjes haar blote kontje.
<Anya, zachtjes> ‘Lekker, Steven.’
<Steven, zachtjes> ‘Ik vind het héél fijn, Anya. Lief van je, dat het mag.’
<Anya> ‘Ik mocht naar jou kijken. Daarom mag je mijn kontje strelen, niet te voorzichtig.’
{Oh, wéér te voorzichtig. Bij Diny ook al. Nou ja, dat kon ik toch niet weten?}
Ik kon het niet houden bij strelen en zachtjes knijpen. Ik moest er ook kusjes op geven. Ik voelde dat ze even schrok, maar ze zei niets.
{Wat een toestand met dat wicht, had ze zich ook niet aan hoeven kleden. Maar het was wel leuk. Wat een lolbroekje! Zonder broekje! Wat een lekkere wangetjes}
Maar toen kon ik het niet meer houden. Ik kreeg er hartkloppingen van. Ik stopte.
{Toch even, voorzichtig, laten merken dat ik eigenlijk nog wel méér wil zien}
<Steven, zachtjes> ‘Je wil je zeker niet omdraaien, hè?’
<Anya> ‘Nee, misschien een andere keer. Maar dank je wel, Steven, je deed het lekker.’
{Geweldig. Ze wil misschien meer, een andere keer!}
Ze trok liggend haar rokje weer naar beneden en kwam weer naast me zitten.
<Anya> ‘Dat was leuk, hè?’
<Steven> ‘En heel lekker. Het is niet alleen leuker dan gelijk in je blote kontje te gaan liggen, je kon er op ieder moment mee stoppen, als je het niet leuk meer vond, hè?’
<Anya> ‘Ja, maar dit had ik niet van tevoren verzonnen, hoor, het kwam zomaar bij me op. Je bent lief. En je streelt zo lekker. En me daar nog kussen ook. Hoe durf je?’
Ze nam mijn hoofd in haar handen en kuste me. Plotseling voelde ik haar tongetje zachtjes tussen mijn lippen heen en weer gaan. Ik schrok en trok me iets terug.
{Dat deed Diny ook, in de stal. Ze zag me wel zitten. En wat is er van gekomen? Wat is mijn liefje ineens wild vandaag}
<Steven> ‘Weer een hartaanval! Anya, wat doe je?’
<Anya> ‘Dat was het begin van een tongkusje, dommerd. Bemoei je er maar even niet mee, als je dat niet voelt. Maar ik vind het lekker, mag ik het even afmaken? Als je wél voelt wat ik bedoel mag je meedoen.’
Ze drukte haar mond weer op de mijne en ging door waar ze gebleven was. Ik had gelijk door wat de bedoeling was en ging meedoen. Het werd een heerlijk gevechtje tussen vier lippen en twee tongen. Zíj was het eerste buiten adem. Maar ook maar nét.
<Anya, zuchtend> ‘Oh, wat lekker. Maar naast elkaar zitten en kussen is niet zo handig. Zullen we erbij gaan liggen, naast die blote lui? Dan kunnen we elkaar beter omhelzen.’
{Tjonge, wat mag er ineens veel}
<Steven, zachtjes> ‘Ja, en dan word ik niet zo afgeleid door Diny. Volgens mij gaat ze iedere keer anders liggen om zich door me te laten bekijken.’
<Anya> ‘Je hebt haar door. Hoe vind je het?’
<Steven> ‘Oh. Eh, die op de poster vond ik al mooi. Nu, in het echt, heel mooi. Lijken zussen op elkaar?’
<Anya> ‘Brutaaltje. Je gebruikt nette woorden, maar het was geen nette vraag.’
<Steven> ‘Ik was niet brutaal, jij hebt me ook vergeleken met Dirk en Jasper.’
<Anya> ‘Ja, je hebt gelijk. Eh, je hebt Diny vast ook gekust, toen je met haar speelde. Vergelijk dat eens?’
<Steven> ‘We hebben niet veel gekust, hoor. Jij kust veel lekkerder, fijner.’
<Anya> ‘Fijn. Verdere vergelijkingen wacht je maar af. Ik ben benieuwd hoe je kust als je niet afgeleid wordt.’
{Wat is ze uitdagend, vandaag}
Ik deed mijn best. Een hele tijd.
<Anya> ‘Oh, Steven, het wordt steeds lekkerder. Maar we moeten terug. Diny, Jasper, gaan jullie mee?’
<Diny> ‘Ik dacht dat jullie ons vergeten waren. Ik heb zo genoten van jullie gesprek. En gespeel. Wat passen jullie goed bij elkaar. Vind je niet, Jasper?’
<Jasper> ‘Ja, Steven voelt haar beter aan dan wij. Onvoorstelbaar, na zo’n korte tijd. Maar, Steven, heb jij er geen problemen mee, dat wij in ons blootje liggen zonnen?’
<Steven> ‘Ik heb in het begin veel gekeken. Amper naar jou natuurlijk, dan kan ik net zo goed in de spiegel kijken. Wel naar Diny. Jullie weten dat ik bij haar een beetje ervaring opgedaan heb. Eh, twee beetjes.’
Ze grinnikten allemaal.
{Fijn, zeg, dat ik zo’n opmerking kan maken}
<Steven> ‘Ja, leuk hè? Ik wilde alleen kijken. Maar ze zei, als je met een meisje bent, en ze laat je wat zien, moet je het aanraken, anders denkt ze dat je het niet mooi vindt. Dat heb ik nu maar niet gedaan, of was dat wél de bedoeling, Diny?’
<Diny> ‘Nee, je gedraagt je keurig, er zijn nu anderen bij. Ik vind het leuk om bekeken te worden, maar ik heb ook onthouden waarom je het toen gevraagd hebt. Ik heb je nu expres alles laten zien om je ergste nieuwsgierigheid kwijt te raken. Gelukt?’
<Steven> ‘Helemaal. Dank je wel, driedimensionale poster. Heel mooi.’
<Diny> ‘Niet boos, Anya?’
<Anya> ‘Natuurlijk niet. Ik wist van tevoren al wat je doen zou. Bedankt zelfs, kan ík het rustig aan doen.’
<Diny> ‘Ja, je tempo ligt duidelijk onder het mijne. Maar doe maar wat jullie fijn vinden. En nu naar huis.’

‘s Avonds lag ik in bed te luisteren tot ik gehoord had dat Diny en Jasper naar bed gegaan waren. Ik stapte uit bed en liep zachtjes tot naast het bed van Anya. Ik wilde beginnen met haar een kusje te geven, om te zien hoe de stand van zaken was, wat voor bui ze zou hebben. Maar ze was me vóór.
<Anya> ‘Kom maar naast me liggen, dat is gezelliger. Ik houd mijn nachtpon aan, nergens aankomen, hoor, dat heb je vandaag al genoeg gedaan.’
{In boekjes doen ze er heel lang over voordat ze mekaar krijgen. Ik kom een meisje tegen, heel snel ‘lopen’ we met elkaar, hebben we verkering en kussen we elkaar. En een paar dagen daarna laat ik me helemaal zien, kus haar blote kontje en lig met haar in bed! Inderdaad, wat een snelcursus}
Ik ging onder de dekens naast haar liggen.
{Ik hoop, dat ik haar straks mag knuffelen, even afwachten}
<Anya, na even, schuchter> ‘Steven, hoe vond je het, zo bloot naar me toe lopen?’
<Steven> ‘Je zat stiekem te kijken, niet naar mijn gezicht, je zat te blozen.’
<Anya> ‘Niet erg stiekem, ik weet dat ik bloos. Een tijdje terug was een vriendje van Jasper zijn zwembroek vergeten. Hij wilde toen zijn onderbroek aanhouden, wij hebben toen ook wat aangehouden, het droogt toch snel. We hebben er later over gepraat en gezegd, dat we het maar moesten onthouden. Konden we het later misschien wel eens expres doen. Het zal toch niet makkelijk zijn voor een jongen, om zich zo te laten zien?’
<Steven> ‘Ik weet niet hoe andere jongens daar over denken. Ik heb wel even geaarzeld, maar omdat jullie zo lief en open en eerlijk zijn, durfde ik het. Het is niet iets om je voor te schamen. Anya, jíj mag verlegen zijn, ík ben het voor jou en de rest van de familie niet. Had ik trouwens nooit van mezelf gedacht.’
<Anya> ‘Ik blijf toch verlegen. Ik hoop dat je veel geduld met me hebt.’
<Steven> ‘Net zo veel als je wilt, maar mag ik je ondertussen een beetje knuffelen?’
<Anya> ‘Ja, omdat je het zo netjes vraagt en zo lief bent, en mooi. Je mag mijn achterkant ook strelen, het was zo lekker vanmiddag, maar ik houd mijn ponnetje aan.’
Ik omhelsde haar. Ik streelde zachtjes over haar rug en haar kontje.
{Voor deze keer zal ik je strelen over je kleren, maar zonder was lekkerder. Toch even proberen, een beetje plagen}
<Steven> ‘Ik dacht, dat je niet van gefriemel over en onder je kleren hield.’
<Anya> ‘Leuk geprobeerd, pestkop. Dat doe ik ook niet, dat is eigenlijk zo onnatuurlijk. Maar ik wil met je praten, zonder te veel afgeleid te worden. Ik weet niet wat voor ervaring je vroeger opgedaan hebt, je streelt zo lekker.’
<Steven> ‘Ik heb door die verhalen veel over je gehoord. Ik zal je nu over mij vertellen, niet alleen daarom, eigenlijk meer, omdat we verkering hebben. Normaal praat een jongen vast niet over zijn ervaringen, maar hier, vooral met jou, is dat anders. Ik kwam hier, en wist niets van meisjes en zo. Dat dacht ik. Toen ik die posters zag begon er wat te dagen. Ik heb wel eens meisjesbaby’s gezien, als ze een schone luier omkregen. Natuurlijk zien meisjes er bloot zo uit, dacht ik, als ze wat ouder worden. Tja, ik heb haar op mijn buik, meisjes natuurlijk ook. Ik heb er nog geen op mijn gezicht, ik hoef me nog niet te scheren. Bij de demonstratie van Brutus dacht ik, hondjes doen het ook zo. Zei jij, zo ga jij het later ook bij een meisje doen. ‘s Avonds hoorde ik die verhalen van je, over kijken op de hooizolder. Tja, toen had ik alles op een rijtje. Maar ik wilde daar niets mee doen, ik genoot al genoeg van jou. Voordat ik jóú voor de eerste keer gezien had, had ik al een afspraakje met Diny om te spelen, al wist ik toen nog geeneens wat dat inhield. Maar toen het zover was heb ik haar verteld dat ik ondertussen verkering met jou gekregen had en eigenlijk niet wilde spelen, alleen even onder haar bloes kijken. Ze werd niet boos, ze begreep het. Je weet het, ik mocht bij haar kijken, ik mocht ze ook strelen. Dat gaat vanzelf, net zoals nu bij jou. Ik merk aan je reacties waar je het lekker vindt en waar niet zo. Achteraf waren Diny en ik er toch niet helemaal gelukkig mee. Diny was eigenlijk voor haar beurt gegaan. Gelukkig werd je niet boos, toen Diny het vertelde, je hoopte alleen dat er niets beschadigd was.’
<Anya> ‘Nee, ik werd niet boos, ik begreep dat het zo gelopen was, omdat alles zo snel ging. Ik vond het zelfs knap van je, dat je het daarbij gelaten had, Diny kennende. Die gunt iedere aardige jongen wat plezier, veel meer dan jij gehad hebt. Je ergste nieuwsgierigheid is inderdaad over. In het begin keek je wel érg vaak. Niet dat ik boos werd, ik snapte het wel. Na je bezichtiging van Diny kijk je keurig gepast, af en toe. Als je helemaal niet meer zou kijken zou ik wél boos worden. Leuk hè?’
<Steven> ‘Als jíj het maar leuk vindt. Ik ben blij dat ik niet van die dingen heb, al die toestanden erover. Ik vind ze wel mooi, in het echt nog mooier dan op die posters.’
<Anya> ‘Jij hebt ook een ding, die vond ik ook mooi. Mooier dan die op de poster in de kamer van Diny. Steven, ik heb nog nooit zo met jongens gepraat als nu met jou. Zeker niet over dit onderwerp. Je praat gelukkig al makkelijk over gebeurtenissen. Maar ik ben nieuwsgierig naar wat je dacht, bij die eerste bezichtiging van Diny. Durf je wat te vertellen, alsjeblieft?’
<Steven> ‘Een beetje, ik zal daar ook aan moeten wennen. Ik ken je al aardig, je blijft altijd nieuwsgierig, en ik ben nu je slachtoffer. Terecht, we hebben verkering, je mag alles van me weten. Ik vind het wel wat raar, om met jou zo intiem over Diny te praten. Maar als je het graag wilt, probeer ik het. Ik vond het schitterend, die twee naast elkaar. Zo’n mooie vorm, perfect. Maar wel erg groot, te groot voor mijn handen. Het mag best wat kleiner, zoals bij jou, denk ik.’
<Anya> ‘Stouterd, daar vroeg ik niet om. Hoe vond je het, om ze . . aan te raken?’
<Steven, zachtjes> ‘Anya toch. Je maakt het me moeilijk hoor. Ik was niet van plan om ze aan te raken, ik wilde alleen kijken, driedimensionaal, die op de posters blijven plat. Maar Diny pakte mijn handen en legde ze erop. Ik schrok ontzettend, een meisje daar aanraken is heel wat anders dan kijken. Toen ik die posters zag, dacht ik, als ik ooit verkering krijg weet ik een beetje wat ik kan verwachten. Ooit, nou, na een paar dagen had ik verkering met de ene zus en de dag daarna de andere beet, heel intiem. Genoeg?’
<Anya> ‘Je vertelt heel fijn, heel lief. Ik kan je wel begrijpen. Ik zou het ook niet in mijn hoofd halen om bij het zwemmen een jongen zomaar intiem vast te pakken. Die zou ook vreselijk schrikken. Maar je verhaal is nog niet af, dat weet je ook wel. Je hebt je handen niet stilgehouden. Durf je verder, alsjeblieft?’
<Steven> ‘Ik wil wel, omdat je het zo lief vraagt. En ik weet waarom je het vraagt, om mij te leren kennen. Maar het blijft moeilijk voor me. Je zei net, daar vroeg ik niet om. Maar ik móet je er bij betrekken, want ik dacht steeds aan jou. Toen ik ze vast had dacht ik, héérlijk, maar bij Anya is het vast veel fijner, want ik houd van haar. Toen ik mijn handen bewoog dacht ik, ik kan nu niet alleen zíen hoe groot ze zijn, ook heel goed voelen. Heerlijk zacht, en warm. Maar ze zijn te groot, die van Anya zijn gelukkig kleiner. Toen ik ermee stopte dacht ik, als ik er aan denk, dat ik die twee van haar ooit mag strelen, kan ik wel janken, dat moet zo geweldig fijn zijn. Maar dan niet zo kort, maar uren, dagen. En dan later nog meer strelen. Overal. En omdat ze dan hopelijk niet meer bang is gaat ze mij ook vast strelen, overal. Oh, moet je nu janken?’
<Anya> ‘Ja, natuurlijk. Ik dacht, hij zegt hartstikke lekker, en zo. Ik kon toch niet verwachten dat je aan mij zat te denken met die van Diny in je handen. En dat je liever kleinere hebt. En aan later denken. Je bent nog veel gevoeliger dan ik dacht. Ik ben er heel blij mee, Steven. We zijn nu toch in de stemming, wil je misschien mij wat vragen?’
<Steven> ‘Ja, al sinds vanmiddag, bij het zwemmen, maar ik durfde niet. Eigenlijk nog niet, het is zo intiem, we kennen elkaar zo kort, en je wilt stap voor stap.’
<Anya> ‘Stap voor stap wat dóen, práten is wat anders. Ik hoef je toch geen antwoord te geven als ik het te ver vind gaan?’
<Steven> ‘Natuurlijk niet. Goed. Mijn kijken naar Diny vond je niet erg, vooral niet omdat het mij, en jou, geholpen heeft. Ik heb vanmiddag, vóór we aan de praat raakten, Diny weer bekeken. Eerst een beetje stiekem. Tot ze naar me knipoogde. Wat een zus heb je, zeg. Zo vrij. Ik heb haar toen rustig uitgebreid bekeken. Niet alleen het gedeelte wat ik al gezien had, maar overal. Ik heb behoorlijk genoten. Oh, dat was natuurlijk niet uitgebreid genoeg verteld. Ik begin het al te leren, merk je? Anya, je zus beweegt zich zo lekker. Daarom is het heel fijn om naar haar te kijken. En eh op een bepaald punt zéér interessant, ze zorgde er expres voor dat ik daar naar keek, dat ik alles goed kon zien, je snapt me wel. Ze wist, dat ik voor de eerste keer een helemaal blote meid zag, in het echt. Maar ik wilde haar meer niet aanraken. Dat wil ik mijn verkering, als zij dat ook wil, ooit. Zo. Ondertussen gaat mijn interesse natuurlijk ook uit naar jouw héle voorkant. Om mijn geduld niet al te erg op de proef te stellen, wil ik mijn nieuwsgierigheid nog wat verder terugdringen. Nu kan jíj me helpen, alsjeblieft. Schatje, durf je me te vertellen of jij er ook ongeveer zo uit ziet? Oef.’
<Anya> ‘Oef, brutaaltje, nu vraag je het rechtstreeks. Wat heb jij een lef! Dat komt zeker ook door hoe je er vanmiddag bij gelopen hebt. En je moet van Diny net zo van genoten hebben als ik van jou. Nee, nog veel meer, ik heb wel vaker jongens gezien, alleen niet zo’n mooie. Zo, weet je dat ook. Ik vind het altijd leuk met haar, ze laat zich zo graag bekijken, dat vindt ze heerlijk. Ze is ook mooi. Ergens zou ik je graag . . . mijn voorkant laten zien, eerlijk is eerlijk, maar ik ben er nog niet aan toe. Ja, ik zie er ook zo uit, als je alles in verhouding neemt. Alleen van boven minder. Tevreden?’
<Steven> ‘Bijna. Ik word nog brutaler, Anya. Jullie eigen schuld, hadden jullie die poster ná het scheren maar niet op moeten hangen. Ben je onder je haartjes ook zo mooi? Ik zag bij Diny eh alles.’
<Anya> ‘Steven toch. Dat is vreselijk intiem. Trouwens, je weet geeneens of ik al haartjes heb. In die meisjesboeken staat vast niet wanneer meisjes die krijgen.’
<Steven> ‘Nee, maar jij had ze al op je tiende, volgens dat verhaal bij de dokter.’
<Anya> ‘Oh, ja. Dat heb je goed onthouden. Nou, ik vind, dat je dan al genoeg weet.’
<Steven> ‘Bijna. Ik wil toch een klein beetje aandringen, dat mag ik wel. Je hebt mij toch ook gezien? Van amper een meter afstand? Er bleef helemaal niets te raden over.’
<Anya> ‘Ik schaam me bijna dood, maar vooruit, eerlijk is eerlijk. Wij hebben onder onze haartjes natuurlijk hetzelfde als het meisje na het scheren, ik . . . een wat kleinere dan Diny. Ik ga je het niet verder uitleggen, maar wij zijn mooier. Ben je nu tevreden?’
<Steven> ‘Ja, helemaal. Ik denk dat ik hiermee een jaar verder kan, misschien nog langer. Ik mag vast nog eens komen. Ik moet binnenkort maar eens met je ouders praten. En met de mijne, als het van de jouwe mag. Vast wel, we vinden het allemaal gezellig. Ze vonden het niet erg dat ik met Diny gespeeld heb, ze zeiden er niets van.’
<Anya> ‘Ze zijn ook jong geweest. En ze zijn van Diny wat gewend, al vertelt die niet alles wat ze met jongens doet. Ze weten dat ze het niet te gek maakt.’
<Steven> ‘Nee, ze is een beetje wild, maar erg lief. Fijn, dat je niet boos werd om mijn brutale vragen.’
<Anya> ‘Nee, ik wilde je graag helpen. Omdat je het doet om míj te helpen. Je hebt gelijk, we hebben er eigenlijk om gevraagd. We wilden je alleen maar een beetje plagen, stadsjongetje, met die posters. We wisten niet dat je nog nooit blote meisjes had gezien. Je hebt daar niet moeilijk over gedaan, maar er heel lief en eerlijk op gereageerd. Ik moest wel stiekem lachen, toen Diny vertelde dat je haar gestreeld had. Je keek nogal benauwd, of ik het wel goed zou vinden. Steven, zo doen we hier ervaring op. Praten en een beetje spelen. Hoe aardiger je elkaar vindt, hoe méér spelen. Dat mag jij dus ook, je weet het, gepast ervaring opdoen. Alleen spelen is niet goed. Je bent niet de eerste die er bij Diny aan zit. Ik zie het wel eens bij het zwemmen, als een jongen het lief aan haar vraagt mag hij aan haar komen. Wie weet wat er gebeurt als ze met een jongen speelt en er verder niemand bij is. Maar jij had erover nagedacht, het haar uitgelegd en toen gevraagd. Je deed het voor mij. Heel lief. En je handen eerst nog thuis houden ook! Daarom durfde ik je te vertellen hoe ik eruit zie. Bij het zwemmen hebben meer jongens me bekeken, vrienden van Diny of Jasper. Daar ben ik onderhand aan gewend. Dan bloos ik niet. Ze kijken ook nooit lang, of goed. Ik ben te klein voor ze. Maar om jou naar me te laten kijken is anders. Jouw kijken voelt anders aan, zo liefkozend. Ik word er zo warm van. Je zei pas, als je met elkaar ‘loopt’, mag je mekaar alles vragen. We hebben verkering, dan mag dat zeker. Ik heb jou, indirect, gevraagd of ik naar je mocht kijken. Dat mocht van je. Jij vraagt niets, je hebt me duidelijk gezegd dat je alles wilt, maar pas als ik er aan toe ben. Dat moet ik je dan natuurlijk zeggen. Oh, ik kan het je ook laten merken, je voelt dan vast aan wat ik bedoel, dat doe je altijd. Ik wil, later, nu durf ik nog niet, dat je naar me kijkt, én lang én goed, van heel dichtbij. Omdat je mijn lieve verkering bent. Al ben ik klein, ik ben compleet en ook trots op mijn spullen. Ik vind dat stap voor stap zo fijn, Steven, ik kan dan van iedere stap lang genieten. Jij ook. Ik ben zo blij dat jij dat ook wilt. Ondertussen mag je wél van me dromen. En van Diny, met haar mooie spullen. En ik ga van jou dromen, misschien ook zoals ik je vanmiddag gezien heb, grote jongen. Genoeg gepraat. Kusjes?’
{Wat is ze lief. En eerlijk. En lekker, zo tegen me aan}
Ik bleef kussen, tot ze zich terugtrok.
<Anya> ‘Ik wil op één ding terugkomen, Steven. Je hebt Diny helemaal gezien, en je weet dat ik er ook zo uitzie. Daarom durf ik je nog wat te vragen. Er bleef helemaal niets te raden over, zei je, toen ik je kon bekijken.’
<Steven> ‘Nee, ik was toch helemaal bloot? Maar dat was geen vraag.’
<Anya> ‘Was je op je grootst?’
<Steven> ‘Wat bloos je weer mooi. Nee, ik was niet op mijn grootst. Dat had je kunnen weten. Je hebt Dirk toch gezien, op de hooizolder? Afgezien van de grootte moet eh de stand anders geweest zijn dan op z’n kleinst.’
<Anya> ‘O. Ja. Jasper had een kleintje, vanmiddag, maar eh ik kon vergelijken met wanneer er andere meiden dan Diny en ik bij zijn. Dan eh wordt hij ook groter. En eh wijst hij niet meer naar beneden. Veel verschil? Bij jou, vanmiddag? Met maximaal?’
<Steven> ‘Goed zo, vraag maar door. Eh, omhoog, wat langer, maar niet veel dikker. Voel maar. Door dit praten staat hij helemaal omhoog. Je mag ook kijken.’
<Anya> ‘Lief aangeboden, maar ik geniet nog na van dat ik hem nog niet op z’n grootst gezien heb. Steven, we weten nu zeker, dat we verliefd zijn, hè?’
<Steven> ‘Ja. Ook als we niet bloot zijn. Al dagen smoorverliefd, hè? Vertel eens waarom, liefje.’
<Anya> ‘Dat durf ik best hoor. Jij, omdat je aan míj denkt als je Diny streelt. Of als je naar haar kijkt, zoals vanmiddag. Ik? Ik heb vaker blote jongens gezien, bij het zwemmen. Het deed me nooit iets. Maar toen ik jou vanmiddag zag, of als ik er weer aan denk, doet dat me wél iets. Ik zei al, als je naar me kijkt, krijg ik het er warm van. Toen je zo bloot naast me stond, kreeg ik het niet alleen warm, ik kreeg ook . . . kriebels onder in m’n buik. Niets terugzeggen, ik schaam me dood. Houd me nu maar lekker vast.’
<Steven, heel zachtjes> ‘Omdat het niet iets is om je voor te schamen zeg ik wél wat. Als jíj dan maar niets terugzegt. Ik krijg het ook warm van jou. En toen ik naar Diny keek en aan jou dacht ook kriebels. En een groeistuip. Welterusten.’
Ze kuste me kort, maar heftig. Maakte zich toen zo klein mogelijk en kroop dicht tegen me aan. Na vijf minuten viel ze in slaap. Ik liet haar voorzichtig los, gleed uit bed, en liep zachtjes naar mijn eigen bed. Ik moet als een blok in slaap gevallen zijn.

Dag 7

‘s Ochtends haalde ik met Anya de koeien op. Ik merkte dat ze onrustig of zo was, ze kreeg zelfs een beetje een zweethandje. Bij het kussen was ze ook wat afwezig. Toen ze maar niets zei begon ik het vervelend te vinden. Ik hield haar tegen en pakte allebei haar handen.
<Steven> ‘Wat is er, schatje?’
<Anya, schuchter> ‘Vind je me lief?’
{Dat weet je best. Je wilt het alleen weer van me horen. Even een beetje plagen}
<Steven> ‘Ja.’
<Anya> ‘Pestkop, haal die grijns van je gezicht. Jasper vraag ik altijd hoe laat het is, niet of hij weet hoe laat het is, want dan zegt hij ook alleen maar ja. Ik was net zo blij, dat ik met jou kan praten zonder te veel op m’n woorden te hoeven letten, je begreep me steeds. Je mag me best plagen, maar doe het alsjeblieft niet zo.’
<Steven> ‘Ik zal het niet meer doen. Ik weet, dat je eigenlijk vraagt, hóe lief vind je me. Ik vind je zóóóó lief, ik wil altijd bij je blijven, we begrijpen elkaar zo goed. Anders had ik ook niet gevraagd of je verkering met me wilde.’
Ze wachtte, ik moest dus nog meer zeggen. Plotseling vermoedde ik wat ze wilde horen.
<Steven> ‘En ik wil je vaak omhelzen, en ik wil graag dat we elkaar heel vaak kussen. Ik vind het zóóóó heerlijk om je in m’n armen te houden, zoals gisteravond, en je te strelen waar je maar wilt. Jij beslist wanneer, maar ik zou je eigenlijk liever helemaal bloot in m’n armen houden. En naar je kijken. En je dan overal strelen, en overal kussen, en als we wat ouder zijn nog véél en véél meer.’
Ik kuste haar, niet te wild, gewoon lief. Daarna huilde ze even. Ik liet haar maar gaan.
<Anya> ‘Vind je het erg, dat ik moet huilen?’
<Steven> ‘Het is toch niet van verdriet?’
<Anya> ‘Nee. Was je verrast, dat ik vroeg of je me lief vond?’
<Steven> ‘Even, ja, maar ik ben blij dat je het durft. Ik moet, denk ik, nog beter op gang komen. Ik denk vaak zat iets, maar ik moet het ook gelijk te zeggen, als het mogelijk is. Zoiets vinden meisjes leuk, hè?’
<Anya, ernstig> ‘Nou, ik wel. Steven, ik wilde daarnet iets bepaalds van je horen. Daarom vroeg ik of je me lief vond. Je hebt me een heel mooi antwoord gegeven. Toch mis ik nog iets. Maar ik kan het niet voorzeggen. Je hebt meisjesboeken gelezen, denk daar eens aan. Ik zou zo graag nóg vier woordjes van je horen.’
<Steven> ‘Nóg vier? . . . Oh, wat ben ik stom. Die had ik allang moeten zeggen. Sorry, dat komt omdat alles zo snel gaat, omdat er hier zoveel gebeurt. Maar laat me even denken.’
{Hoe maak ik er gauw wat moois van? Voor haar. Oh, ja}
<Steven> ‘Ga eens op die steen staan, dan ben je net zo groot als ik.’
{Wat is ze toch mooi, zo dichtbij}
<Steven, zachtjes> ‘Anya, ik vind je méér dan lief, ik houd van je.’
Nu kuste ze mij, wild, zo te voelen zo wild als ze kon.
<Anya> ‘Ik houd ook van jou, héééél veel, al dagen. Steven, ik ben er nu zeshonderd procent zeker van wat ik wil. Mag ik je vandaag nog een keer verrassen?’
<Steven> ‘Je doet niet anders, sinds ik je de eerste keer zag. Wat heb je nu weer bedacht?’
<Anya> ‘Dat raad je nooit. Kom, we moeten terug, de rest zit vast al op ons te wachten.’
Ze bleef ernstig kijken, kneep me af en toe in mijn hand.

Ze hadden niet gewacht, ze waren al met het ontbijt begonnen.
<Dirk> ‘Waar bleven jullie? Trouwens, wat spoken jullie de laatste tijd samen uit?’
<Anya, ernstig> ‘Dirk en Dirkje, ik moet serieus met jullie praten. Jasper en Diny mogen er bij blijven.’
Anya kroop bij Dirk op schoot.
<Dirk> ‘Wat is er, meisje? Op schoot, zo vroeg op de dag?’
<Anya> ‘Papa, mama, ik heb jullie de laatste tijd niet alles verteld. Ik zat ergens mee, maar ik ben er nu uit. Ik wil niets stiekem doen. Ik wil toestemming om met jongens te ‘lopen’ en verkering te hebben en zo.’
<Dirk> ‘Dirkje, als zij met papa en mama begint moeten we de zaak heel serieus nemen. Maar ná het ontbijt en het melken. De koeien kunnen niet wachten en we kunnen er ondertussen over nadenken. Ik weet niet of dat lang genoeg is, dat zien we wel. Geen tegenspraak, daar staat nu mijn kop niet naar. Dooreten en dan aan het werk.’
{Ze wil nu alles vertellen, denk ik. Was dat de verrassing?}

Ik heb niemand iets horen zeggen, totdat we allemaal weer in de keuken waren.
<Dirk, ernstig> ‘Dirkje, als je het goed vindt, begin ik, jij wilt vast ook wel meer zeggen dan ja of nee. Om te beginnen, juffrouw, u bent pas veertien!’
<Anya> ‘Veertien zegt niets, ik ben helemaal niet dom en denk overal goed over na.’
<Dirk> ‘Tja, dat is waar. Dirkje, gezien mijn gedragingen in mijn jeugd durf ik er verder niets over te zeggen. We hebben het hier heel fijn met elkaar, Diny en Anya behandelen me helemaal als hun vader, waar ik elke dag weer dankbaar voor ben, maar jij bent hun echte moeder. Zeg wat je wilt en beslis. Ik weet zeker, dat ik het honderd procent met je eens zal zijn, en ik hoop, dat Anya dan de beslissing zal zien als van ons allebei.’
<Anya> ‘Dat zal ik doen, papa.’
<Dirkje> ‘Wacht even. Ik ben ook dagelijks dankbaar voor alles en jullie allemaal. Maar ik wil er wat aan toevoegen. Anya, je moet de beslissing niet alleen zien als die van Dirk en mij, maar ook van Anton. Ik denk nooit aan echte vaders of echte moeders, alleen aan eerste en tweede vaders en moeders. Ik kende Anton vanaf de kleuterschool en weet precies hoe hij hier over zou denken. Daar zal ik je later nog meer over vertellen, en Diny ook. Anya, kan je de beslissing zien als van ons drieën?’
<Anya> ‘Ja, ik ben blij dat drie lieve mensen het beste voor me willen. Dank jullie wel.’
<Dirkje> ‘Even tussendoor. Jasper, ik weet, dat jij me ook altijd behandeld hebt als je echte moeder en ik wil je nog een keer extra bedanken.’
<Jasper> ‘Dank je, mama. Jij ook bedankt, dat je me behandelt als je eigen zoon. Maar kunnen we een beetje opschieten, dat wicht barst van de zenuwen.’
<Dirkje> ‘Ik weet dat je alles goed bedoelt, ondanks je jongensachtige uitspraken. Je hebt gelijk, maar dit heeft toch z’n tijd nodig, het is niet niks. Dirk, ik weet wat je bedoelt, met je jeugdgedragingen. Diny en Jasper, houd op met grijnzen. Jij hebt niet tot je twintigste gewacht, ik weet het, ik was in de buurt, of erbij. Ik heb ook niet zo lang gewacht, je was in de buurt, of erbij. En Anton was er ook vroeg bij, zoals dat heet. Wie daar bij was gaat jullie ook niets aan. Nou, grijnzen jullie allemaal maar even. We gaan nu weer serieus verder. Anya, je weet hoe we hier denken over verkeringen, ook naar anderen kijken en ervaring opdoen. Ben je het daarmee eens?’
<Anya> ‘Ja, mama, ik weet het. Ik heb er veel over nagedacht, want het is ingewikkeld. Ik heb nog geen ervaringen, maar ik zal me er aan houden. Ik weet hoe het hoort.’
<Dirkje> ‘Ja, het is ingewikkeld. Maar je kan het wel aan. Tweede punt, heel belangrijk. Je bent een groot meisje, weet je heel goed dat je . . . later voorzichtig moet zijn?’
<Anya> ‘Ja, mama, ik weet wat je bedoelt. Ik weet veel van de dokter, en extra meisjesdingen van jou en Diny. De dokter kent de theorie, maar hij is geen meisje.’
<Dirkje> ‘Diny, heel fijn dat jij haar steeds helpt, dank je wel.’
<Diny> ‘Goed, mama. Mag ik ook wat zeggen, al weet ik natuurlijk dat ik niets te beslissen heb?’
<Dirkje> ‘Ja, ik wil graag de mening van een iets ouder meisje horen.’
<Diny> ‘Ik heb, ondanks het verschil in grootte, nooit een verschil gemerkt van twee jaar. Ze is zó verstandig, dat ik het altijd hooguit als één jaar ervaren heb, meestal nog minder. Ik zie haar dus nu als minstens vijftien. Toen liep ik ook al met jongens.’
<Dirkje> ‘Ja, ja. Ik dacht al véél eerder en vast véél meer dan ‘lopen’. Goed. Jasper, wat te zeggen?’
<Jasper> ‘Ik ben ook veertien, maar, zoals Dirk zei, gezien mijn gedragingen in mijn jeugd durf ik er ook niets over te zeggen. Ik heb meisjes kussen en zo altijd leuk gevonden. Ik weet geeneens vanaf wanneer. Járen geleden. Ik heb nooit toestemming gevraagd, zo serieus was het tot nu toe ook weer niet.’
<Dirk> ‘Mooi stel bij elkaar hier, hoor. Nou, Dirkje, kan en wil je nu beslissen? Ik hoop het voor Anya, want die trilt als een riet.’
<Dirkje> ‘Ja. Anya, je vraagt het zo netjes, je hebt van ons alle vier en Anton toestemming, om, als je er aan toe bent, met jongens te ‘lopen’, enzovoort.’
Het duurde even voordat iedereen uitgehuild en uitgekust was.
{Mooi, je mag alles. Ga je ze nu nog meer vertellen?}
<Dirk> ‘Anya, ik wil je wat vragen, aansluitend aan het vorige onderwerp, zoals dat heet. Vroeg je alvast toestemming voor later, als je groot bent? Of wil je op zoek gaan? Of heb je al iemand op het oog?’
{Nou, ik ben benieuwd. Ze hoeft er geeneens zelf mee te beginnen. Zou ze durven? Of uitstellen?}
<Anya> ‘Veel groter dan ik nu ben zal ik niet worden, ik ben groot genoeg. En ik hoef niet meer op zoek, ik heb al iemand op het oog.’
<Dirk> ‘Kennen wij die soms ook?’
<Anya, zachtjes> ‘Ja.’
<Dirk> ‘Zit het niet zo te rekken, wurm, anders zit je ook niet om een woord verlegen. Wat is er, je zit helemaal te trillen. Vind je dit nog moeilijker dan daarnet?’
<Anya> ‘Ja, want dat was over mij persoonlijk. Nu ga ik er een ander bij betrekken.’
<Dirk> ‘Donders, dat is helemaal waar. Je was tot nu toe, zoals altijd, erg verstandig. Minstens een jaar of vijftien, niet? Ik dacht een grapje te maken met dat, heb je al iemand op het oog. Goed. Nu ben ik ook bloedserieus. Denk na. Als je ook maar enige twijfel hebt, moet je er inderdaad geen ander bij betrekken. Dan zeg je, ik wacht toch nog even. Dat is prima. Je vertelt het maar als je er aan toe bent.’
<Anya, snel> ‘Nee, ik twijfel niet. Ik wil het zeggen.’
<Dirk> ‘Donders, wat kan jij het spannend maken, zeg. Anya, wie heb je op het oog?’
<Anya, zachtjes> ‘Steven. We hebben eigenlijk al verkering, maar ik wilde eerst toestemming voor ik het vertelde.’
Doodse stilte, verbaasde blikken bij Dirk en Dirkje, glimlachen bij Diny en Jasper.
{Zo, dat is er uit. Wat fijn, wat eerlijk. Zouden ze het goed vinden?}
Anya glimlachte even zenuwachtig naar me.
<Anya> ‘Hij is héél lief en zo, we begrijpen elkaar héél goed, we houden van elkaar.’
<Dirk> ‘Ik wist, dat jullie wat uitspookten, maar zo serieus? Na een paar dagen? Verkering! Houden van!’
<Anya> ‘Ja, echt waar. Tot nu toe wilde ik niets. Omdat ik je met Dirkje had zien spelen was ik een beetje bang geworden. Ik vond die van jou zo groot, en ik ben maar zo klein. Ik dacht, spelen en zo vinden ze leuk, maar ík wacht wel tot er een kleinere voorbij komt, tijd zat. Bij het vennetje heb ik vrienden van Diny en Jasper gezien, daar was niets voor mij bij. Komt Steven. Hij wilde met me ‘lopen’, en verkering, en kussen. Dat wilde ik ook wel, met hem, heel graag, ik vond hem gelijk zo lief. Naar bloesjes kijken vond ik normaal van hem, al moest ik er van blozen. Al dat schuddende spul zo voor z’n neus, wil je toch wel weten wat er schudt, en hoe groot ze zijn. Ik werd ook nieuwsgierig, en eigenlijk ook ongerust, of hij groot of klein was. Heb ik Jasper gevraagd hem erin te luizen en geen zwembroek voor hem mee te nemen naar het vennetje. Gisteren, na het zwemmen, komt hij met z’n blote . . . heel rustig naar me toelopen. Hij wist, dat ik niet zou schrikken, ik had er al meer gezien. Ik werd zo blij, ik dacht, hier is de niet zo grote waar ik op gewacht heb. Dit is het ideale formaat. En hij zit aan mijn lieve verkering vast, wat wil je nog mooier. Maar ik wilde er eerst nog even over nadenken. Het ging toch wat snel. Ik had geeneens toestemming, het was eigenlijk al iets te ver gegaan. Vanmorgen wist ik zeker dat ik met hem verder wilde. Maar ik wilde het ook van hem hóren, niet alleen merken. Ik vroeg, of hij me lief vond. Oh, wat is hij slim. Hij begreep me bijna onmiddellijk. Hij zei, dat hij van me hield en dat hij me helemaal wilde, als ik er aan toe was. Daarom heb ik eerst toestemming gevraagd. En gekregen. Toen gaf Dirk me de kans om je te zeggen dat ik verder en later alles met je wil, Steven.’
<Dirk> ‘Nou, nou, nou. Goed, als je het zó zeker weet. Iemand iets op Steven tegen? Nee? Niemand nog iets te zeggen?’
<Dirkje> ‘Schiet nou maar op, Dirk. We weten allemaal dat het een lieve jongen is.’
<Dirk> ‘Nou, dat is snel geregeld. Steven, ik weet niet of je weet wat je overkomt, maar Anya komt je een keer wat vragen, als ze er aan toe is.’
<Anya, langzaam> ‘Jullie snappen het vast niet, maar ik ga niets vragen. Steven, jíj snapt het vast wél.’
Het duurde even voordat ik haar snapte.
<Steven> ‘Anya, komt nu eens op mijn schoot zitten, alsjeblieft. Wat? Je weegt bijna niets, zeg. Hoe zwaar, nee, hoe licht ben je?’
<Anya> ‘Meneer, u hoort dames niet naar hun leeftijd, gewicht en maten te vragen.’
<Steven> ‘Doe ik ook nooit bij dames, juffrouw. Ik weet je leeftijd al. Je maten hoef ik niet te weten, je hebt een hartstikke lekker figuurtje. Ja, bloos maar. Eh, van de week heb ik met Jasper zakken cement verplaatst. Die wegen vijfentwintig kilo. Jij weegt tussen één en twee zakken in, dus een kilo of zevenendertig. Klopt dat?’
<Anya> ‘Je zit er heel dichtbij, slimmerd. Maar ga verder.’
<Steven> ‘Waar waren we? Oh ja. Ik snap dat je me niets vraagt, ik ben er erg blij mee. Ik weet dat je het niet erg vindt, dat de hele familie gaat horen wat ik ga zeggen. Horen ze nog eens wat over je. Anya, we durfden geen van tweeën te vragen, wil je met me ‘lopen’? Omdat we elkaar pás kenden. Je verzon, ‘lopen’ we voortaan met elkaar? Slim, vond je. Zo hoefden we elkaar niet te vragen. Ik was blij, dat het goed geregeld was, maar ergens vond ik het niet leuk. Toen verzon je, zullen we mekaar een kusje geven? Slim, weer blij dat het goed geregeld was, maar weer vond ik het ergens niet leuk. Even later zag ik een kans om er wat aan te doen. Ik dacht, ik neem gelijk de volgende stap, waarom zou ik wachten? Dus, Anya, wil je verkering met me? Wat zei je toen? Ik zal m’n hele leven niet vergeten dat jij mij gevraagd hebt. Dat vind ik toch veel fijner en eerlijker dan het onbeslist te laten. En je hebt nu duidelijk verteld wat je wilt. Daarnet zei Dirk, dat je me dan maar iets moest vragen. Dat wilde je niet. Dat was eerlijk laten merken, dat je liever gevraagd wilde worden. Ik wil je niet laten wachten. Ik wil zelf ook niet wachten. Ik zal je nu nog iets geven om je hele leven niet te vergeten, ik denk dat je erg blij zult zijn als ik het zo doe. Anya, wil je, alsjeblieft, met mij vaste verkering en als je er aan toe bent, spelen en zo?’
{Wat kijken ze allemaal ontroerd, alle drie de meisjes met traantjes in hun ogen}
<Anya> ‘Mag ik je uitleggen waarom ik alles gedaan heb, vóór ik antwoord geef, dan leer je me beter kennen. Ik heb het allemaal goed bedoeld. Normaal plaag ik niet zoveel, ik praat amper. Maar met jou wilde ik praten, ik wilde je leren kennen, ik wilde contact. Ik wist niet waar ik met een jongen over moest praten. En jij praatte ook niet veel, was je niet gewend met meisjes. Je wist natuurlijk ook niet waarover. We waren er op den duur wel achtergekomen, maar ik was zo gek op je, en ik dacht jij ook op mij, dat ik niet zo lang wilde wachten. En je blijft hier niet. Ik dacht, als ik hem plaag moet hij wel wat terugzeggen. Het ging me niet om het plagen, ik had ook nooit het gevoel, ik heb gewonnen. Maar fijn, hij praat tegen me. Ik had je gewoon moeten vragen om met me te ‘lopen’, had je niet erg gevonden. En ook gewoon, wil je me nu kussen? Dat mag een meisje toch wel vragen? Het ging me ook niet om het slim zijn, ik dacht, dan gaat het makkelijker. Maar goed bedoeld is niet genoeg, eerlijk duurt het langst. Duidelijkheid is ook veel beter. Je hebt het geeneens over het zwemmen gehad. Ik het niet had mogen doen, al was het resultaat geweldig. Het drong toen niet tot me door dat ik weer wat uitgehaald had. Nu wel! Het spijt me. Maar je loste alles steeds lief en voorzichtig op. Zeggen wíj steeds, eerlijk duurt het langst. Steven, ik hoop, dat je een hoop geduld met me wilt hebben. Ik heb een keer tegen je gezegd, je had geeneens já geknikt, brutaaltje, je begon me zomaar te kussen. Ik wil je een heel duidelijk antwoord geven. Já, Steven, ik wil heel graag vaste verkering met je en later samen spelen en zo.’
Ze kuste me, weer behoorlijk wild voor haar doen, waar de hele familie bijzat. Te genieten, zo te zien. Dat deed ik ook, en kussen.
<Anya> ‘Hè, hè, dat was een lange onderhandeling, alles goed met ons, Steven?’
<Steven> ‘Hartstikke goed. En ik hoop, dat we nog veel samen zullen leren, en geduld met elkaar zullen hebben. Maar ik had van het publiek wel applaus verwacht, jij niet?’
En dat kregen we.
<Anya> ‘Vinden jullie hem niet geweldig? Ik loop tijden te puzzelen om het goed te doen. En een tijdje later kom ik erachter dat er toch een bijsmaakje aan zit, of dat het een blunder was. En Steven heeft het in de gaten en lost alles eerlijk en soepel op. Jullie vonden het allemaal al een lieve jongen is, ik ben blij dat jullie nu weten hoe verstandig en eerlijk hij is, en snel. Oh, ik zal nog een mooi voorbeeld geven. Als ik iets zie en Steven er iets over wil vertellen wijs ik er eerst naar. Na een paar dagen zei hij gelijk, als ik iets aanwees, dat is zeker daar en daar voor. Negen van de tien keer klopte dat. De tiende keer aarzelde hij even en zei dan iets verkeerds. Expres, om mij te laten praten, dat had ik al gauw door. Ik heb hem ook de groentetuin laten zien. Van bijna alles wat ik aanwees wist hij al wat het was. Ik kreeg daar zo’n rare bui van, dat ik aan het eind vond, dat ik dat stadsmens even moest plagen, voordat hij een te hoge dunk van zichzelf kreeg. In plaats van naar de laatste groente te wijzen wees ik naar zijn kruis en keek hem vragend aan. Had ik nooit moeten doen, na twee seconden zei hij, dat is je kleine vriendje, die graag kennis met je wil maken. Had híj weer het laatste woord.’
<Steven> ‘Ik had al een rondleiding gehad van Dirkje. Dat had ik niet direct gezegd, ik wilde weten of ik alles goed onthouden had. En je plagen. Dat lukte dus. Ik wilde dat nét vertellen, toen je naar je kleine vriendje wees, daarna ben ik het vergeten. Je bloosde weer zo mooi.’
<Dirkje> ‘Nou, het lijkt me dat jullie aardig bij elkaar passen. Het ging daarnet erg snel, toen Dirk vroeg of we iets op je tegen hadden, we hebben alleen néé geschud. Daarom, namens ons allemaal, we zijn blij dat ons kleine meisje zo’n lieve en eerlijke jongen . . . gevangen heeft. Welkom in de familie.’
Toen moest ik blozen. En ik wilde wat kwijt wat me opgevallen was.
<Steven> ‘Dank je wel. Jullie zijn steeds heel aardig voor me en eerlijk tegen me geweest. Daarom durf ik je wat te vragen, Dirkje. Ik heb al veel over Anya gehoord, en het nodige van de anderen. Maar weinig van jou. Je hebt die familieleus gemaakt, eerlijk duurt het langst. Ga jij ons ooit je geheim vertellen?’
<Dirkje> ‘Mijn geheim? Hoe . .  kom je er bij dat ik een geheim heb?’
<Steven> ‘Als ik nog twijfels had, zijn die nu over. Je zei bijna, hoe weet je dat. Dirkje, vanaf dat ik hier ben is me opgevallen, dat je tijdens gesprekken soms plotseling afwezig bent. Je hoort en ziet dan even niets, je denkt dan kennelijk ergens anders aan. Dan ben je er ineens weer. Ik heb je één keer daarna vragend aangekeken. Je keek van me weg. Ik heb het nooit meer gedaan, dat vond ik onbeleefd. Je mag geheimen hebben. Ik vroeg me alleen af of je het ooit zou willen vertellen.’
<Dirkje> ‘Nou, Anya laat ons soms schrikken, jij kan er ook wat van. Je bent net zo slim.’
<Anya> ‘Slimmer, in dit geval, want ik heb nooit wat gemerkt.’
<Steven> ‘Dat heeft niet zo veel met slimheid te maken, dat komt omdat alles hier voor mij nieuw is, ik kijk er anders tegenaan dan jullie. Ik heb Jasper ook al een paar tips gegeven, hoe hij sommige dingen makkelijker kan doen. Maar laat Dirkje wat zeggen.’
<Dirkje> ‘Je hebt gelijk, Steven. Ik zal er over nadenken, wanneer ik het zal vertellen. Ik ben nu te geschokt van de ontdekking. De anderen hebben nooit wat gemerkt.’
<Dirk> ‘We wachten af. Steven, ik heb van je tips gehoord, ik ben blij met je frisse kijk op alles. Ook op Anya. Ik ben je ook dankbaar dat je haar zo veel hebt laten praten. Maar, Anya, ik snap nog één ding niet van je. Waarom vroeg je eerst om met jongens te mogen ‘lopen’ en toen met Steven? Waarom niet gelijk om met Steven te mogen?’
<Anya> ‘Ik wilde alles netjes geregeld hebben. Ik wilde toestemming hebben. En ik wilde Steven zeggen wat ik wilde. Dat kon niet in één keer, ik zei het net al, het ene was over mij persoonlijk, het andere betrof Steven. Maar nu heb ík een vraagje. Steven, we hebben heel kort samen ‘gelopen’, toen vroeg je verkering met me. Ik heb ja gezegd. En dat hebben we van af toen met elkaar gehad. Maar het is eigenlijk zelfs al meer dan vaste verkering. Je weet wat ik bedoel. Hoe moeten we het nu noemen?’
<Steven> ‘Het kan me eigenlijk niet schelen hoe we het noemen, als we er maar wat mee doen. Leuk giecheltje, je bloost niet alleen leuk, je giechelt ook leuk. Kusje? . . . We moeten het verkering blijven noemen. Hoe wij nu gaan verkeren, of het nu langzaam verkeer is of snelverkeer, dat gaat niemand wat aan.’
<Anya> ‘Nee, dat zoeken we zelf uit. Steven, nu we toch in de stemming zijn, wil ik je nog wat intiems vragen. Omdat iedereen zo lief voor ons is, en ik zo blij ben, en jij ook, wil ik dat ze het óók horen.’
<Steven> ‘Wat intiems? Meisje toch! Als ik je familie nog niet zo goed gekend had, zou ik zeggen, wacht maar tot we alleen zijn. Maar van mij mogen ze óók alles horen. Wat voor intieme vraag heb je?’
<Anya, zachtjes> ‘Ik heb nog een probleempje. Je weet, hoe Dirkje en Diny eruit zien. Je vindt, dat ik een lekker figuurtje heb, maar vind je mijn bovenkant niet te klein?’
<Steven> ‘Ja, lachen jullie maar, dit is een ernstig geval, of twee, je zal er maar mee zitten, of hebben hangen. . . . Maar, serieus, ik weet het niet. Je draagt je bloesjes expres los, dat weet ik best, en je bloost steeds als je ziet dat ik stiekem probeer te kijken hoe groot ze zijn. Maar ik zal er wat aan doen.’
Voordat ze er op bedacht was, trok ik haar bloesje van boven zo ver mogelijk open en keek naar binnen. Toen haar hand de mijne wilde pakken liet ik gauw los.
<Steven> ‘Wou! . . . Veel groter dan ik dacht, voor zover ik kon zien precies groot genoeg. Weet je, ik heb vliegtuigjes, en ik vind kleine nét iets leuker dan grote.’
<Anya> ‘Steven, schaam je.’
<Steven> ‘Waarom? Ik kan toch niet in het wilde weg een antwoord geven? Er hoorde wat onderzoek bij.’
<Anya> ‘Ik denk, dat je een beetje doordraaft, omdat je ook zo blij bent.’
<Dirkje, glimlachend> ‘Anya, enig idee wanneer je voor je eerste keer zou willen spelen? Ik bedoel, wat meer dan kussen.’
<Anya> ‘Ik vind knuffelen en kussen voorlopig genoeg, daar geniet ik al zo van. Van spelen weet ik alles al jaren in theorie, en ik heb bij jullie ook genoeg gezien. Maar ik ben in de praktijk hartstikke verlegen. Nadat ik gisteren Steven gezien had wilde ik ook wat doen. Niet alleen omdat ik naar hem mocht kijken, ook omdat hij er zo lief op reageerde. Na veel aarzelen vond ik, omdat hij mijn blote kontje gezien had, hij dat wel mocht strelen. Dat deed hij niet alleen lekker, hij ging er ook nog kusjes op geven. Nou ja! Ik schrok me rot. Niet omdat het niet lekker was, maar omdat het me veel te snel ging. Steven begreep het, hij heeft alle geduld met me. Toen wilde hij me nog wat vragen om zijn nieuwsgierigheid te bedwingen. Diny en Jasper lagen in hun blootje te zonnen. Hij vroeg, of ik er hetzelfde uitzag als Diny. Antwoord geven viel me niet mee, op zo’n intieme vraag. Maar hij was erg tevreden, hij kan er nu minstens een jaar tegen. Hij voelde zich erg rustig worden, en ik ook. Dus, we zien wel. We weten dat we pas veertien zijn, elkaar nog maar kort kennen en alle tijd hebben. Genoeg gepraat. Ga je mee, Steven, wandelen?’
De wandeling duurde niet lang, ze nam me mee naar de hooizolder. Ze pakte de deken, spreidde hem uit en ging erop liggen, op haar rug, met haar handen onder haar hoofd.
<Anya> ‘Kom maar naast me.’
Ik ging, ook op mijn rug, naast haar liggen.
{Hetzelfde als naast Diny. Nee, veel fijner. Niet zo groot, ze past bij me. Toch even plagen}
<Steven> ‘Weet je, dat je wel wat van je zus hebt? Je doet en zegt tot nu toe precies hetzelfde als zij, toen ik hier met haar alleen was.’
<Anya> ‘Je bedoelt toen je . . . Oh.’
<Steven> ‘Niet schrikken, ik mag je toch wel een beetje plagen?’
<Anya> ‘Ja, een beetje, maar ik schrok wel. Ik dacht . . .’
<Steven> ‘Ik weet wat je dacht. Dat ik met jou hetzelfde wilde. Anya, wij hebben afgesproken het bij knuffelen en kussen te laten. Daar houd ik me natuurlijk aan. Het was echt alleen plagen. Toen jij me leerde melken vroeg je hoe ik het vond, van die grote tepels in mijn handen. Dat floepte er bij je uit. Nou, dit bij mij.’
<Anya> ‘Oh, fijn dat je het uitlegt. Dan weet ik voortaan hoe ik zo’n opmerking van je in moet schatten. Ik ga zitten, ik kan me voorstellen wat je zag, toen Diny er zo bij lag. Wat vervelend, ik lig zo graag zo na te denken. Kan dat nu niet meer, als je bij me bent?’
<Steven> ‘Je kan het rustig doen, ik heb er met jou geen problemen mee. Die van Diny trekken natuurlijk de aandacht. Bij jou denk ik niet meer, hoe groot zouden ze zijn. Maar, wat heeft ze een mooi figuurtje, alles in verhouding. Daarmee bedoel ik ook je kontje, een mooi meisje hoort niet alleen vóór boven wat rondingen te hebben, ook achter onder. Snap je wat ik bedoel, hoe ik naar je kijk?’
<Anya> ‘Ik denk het wel, voor zover ik een jongen kan begrijpen. Fijn, ik durf weer te gaan liggen. Je mag me best bekijken, met een klein beetje meer aandacht voor mijn bloesje dan de rest. Ik weet, dat je me niet zou willen bekijken als je me niet lief vond.’
<Steven> ‘Zo is het. Lief vinden is het belangrijkste, de rest is bijzaak. Ik ben hartstikke gelukkig. Ik houd van je. Én je ziet er geweldig uit. Weet je, wat ook een voordeel is, als je op je rug ligt? Dan kan ik me over je heen buigen, kan jij je armen om me heen slaan en dan kunnen we heerlijk kussen. Veel beter dan zittend naast elkaar. Proberen?’
De poging lukte, een heleboel keren daarna ook. We vergaten de tijd, tot we geroepen werden voor het eten. Het werd een heel rustige maaltijd en avond. Iedereen zat een beetje te glimlachen.

Ik lag net in bed toen ik in het maanlicht Anya aan zag komen, in haar ponnetje.
<Steven> ‘Kom gauw naast me.’
Ik trok haar dicht tegen me aan.
<Steven> ‘Ik aarzelde om naar je toe te komen, ik wist niet hoe je je voelde na al die toestanden. Ik wilde je even met rust laten, als je dat nodig had.’
<Anya> ‘Nooit meer aarzelen, Steven, ik zal je nooit wegsturen. Als ik rust nodig heb zeg ik dat van tevoren. Maar nu niet, ik voel me prima, officiële verkering van me. Maar waarom ben je gisterenavond naar je eigen bed gegaan? Wilde je niet bij me blijven?‘
<Steven> ‘Ja, o zo graag. Maar we hadden het er niet over gehad en ik kon je niets vragen, je was ineens in slaap gevallen. Ik wist niet of het mocht.’
<Anya> ‘Van Dirk en Dirkje vast wel, ze weten dat we het rustig aan doen. En van mij helemaal. Ik was vanmorgen teleurgesteld, toen ik alleen wakker werd. We proberen de hele dag bij elkaar te zijn, dat lukt niet altijd, maar ‘s nachts wil ik voortaan bij je zijn. In je armen.’
<Steven> ‘Wat fijn, schatje. Héél graag. Ik vond het gisterenavond zo fijn. Nog veel intiemer dan op de hooizolder elkaar omhelzen. Ik houd je de hele nacht vast.’
We praatten niet veel meer, we sliepen in elkaars armen in.

Dag 8

We werden ‘s morgens wakker door de wekker, in elkaars armen.
<Steven> ‘Goede morgen, lieve verkering van me. Ik heb nog nooit zo lekker geslapen.’
<Anya> ‘Goede morgen, domoor. Nog nooit zo lekker wakker geworden, bedoel je.’
<Steven, fluisterend> ‘Ik bedoel, ik heb voor het eerst met een meisje geslapen. Met mijn schattige verkering. Zo lekker. Kunnen we dit vaker doen? Iedere nacht?’
<Anya, zachtjes> ‘Het was ook mijn eerste keer, zo met een jongen. Maar het was niet wat ze bedoelen, als er gepraat wordt over met elkaar slapen, snuggertje. Dat leer ik je nog wel eens. Heb je wat om naar uit te kijken. Maar voor we er uit gaan eerst wat kusjes.’

Onder het ontbijten tikte Dirk even met de achterkant van zijn mes op tafel.
<Dirk> ‘Officiële vraag. Ik zie wat vreemds aan je, Anya. Je hebt een strak bloesje aan, en je zit op de vroege morgen al te glimlachen. Is er iets met je aan de hand?’
<Anya, glimlachend> ‘Het eerste, ik heb me laten overtuigen dat mijn bovenkant precies in verhouding is met de rest. Ik gun daarom iedereen het genoegen om beter te kunnen schatten hoe groot ze van mij zijn. Ik ga niet overdrijven door er mee te schudden, poe! Het tweede, ik ben heel gelukkig met mijn verkering. Met jullie natuurlijk ook, hoor.’
<Dirk> ‘Zal ik bellen of je nog wat langer mag blijven, Steven?’
<Anya, snel> ‘Alsjeblieft.’
<Steven> ‘Ik heb al niets meer in te brengen, hoor ik. Grapje. Heel graag, Dirk.’

Na het melken liepen Anya en ik wat rond en gingen af en toe op de bank in de tuin zitten knuffelen. We praatten eens rustig. Over de gebeurtenissen van de afgelopen zeven dagen. Nagenieten. En over de komende dagen, nadat Dirk was komen vertellen dat ik tot mijn schoolboekenbeurs mocht blijven, nog bijna een week. Over het met anderen spelen. We besloten te doen wat hoorde, af en toe, niet te vaak, je wist maar nooit wat je van ervaringen leerde. Per slot van rekening had de mijne met Diny al wat opgeleverd. Maar geen haast, we hadden nog jaren de tijd. Plotseling viel me iets in, uit één van die meisjesboeken.
<Steven> ‘Anya, kunnen we naar het dorp gaan? Ik wil graag een ringetje voor je kopen.’
<Anya> ‘Oh, wat lief van je. Graag. Ik hoopte er al op sinds we verkering hebben, maar ik kon het niet vragen, dat snap je wel. Trouwens, dan had ik hem pas kunnen dragen nadat we het verteld hadden. Steven, vroeger dacht ik altijd, ik moet geen ring van een jongen, het is net een oormerk van een koe, kan iedereen zien dat ik bezet ben, en dat gaat ze niets aan. Maar nu, van jou, wil ik er wél een. Met je naam binnenin. Iedereen mag weten dat we bij elkaar horen. Mag ik jou ook een ring geven?’
<Steven> ‘Als je het niet erg vindt, liever niet. Ik heb gezien dat Dirk er ook geen draagt, zelfs geen trouwring. Ik weet van mijn vader, dat hij dat met zijn werk te gevaarlijk vindt. Mag het een halskettinkje zijn, met een plaatje met je naam erop? Wie het ziet weet dan dat ik van jou ben.’
<Anya> ‘Ja, graag. Jij een halsmerk, ik een vingermerk. Gauw, op de fiets. Ik praat de juwelier wel om om het gelijk te graveren. Ik wil geen dag wachten.’

‘s Avonds gingen we weer buiten zitten praten. Ze plaagden Anya en mij over ons knuffelen. We vonden het niet erg, dat hoorde erbij. Ik gaf Anya haar ringetje en zij mij het kettinkje met het plaatje met haar naam. We hadden afgesproken het te doen met de rest van de familie erbij. Ze vonden het erg fijn.
<Dirkje> ‘Anya, jaren geleden heb je verteld dat je nooit geoormerkt wilde worden.’
<Anya> ‘Ja, dat klopt. Maar toen wist ik nog niet wat het was, van een jongen houden. Dat verandert een heleboel. We doen het kalm aan, ik moet veranderingen eerst overdenken. Ik wil later nergens spijt van hebben. Gelukkig vindt hij dat niet erg, kunnen we van iedere stap lang genieten. Hij is lief, hè?’
<Jasper> ‘Dat hoef je ons toch niet te vragen? Maar heb je al met Steven gepraat over ervaring opdoen? Ik vraag het niet omdat ik nieuwsgierig ben, ik heb er een reden voor.’
<Anya> ‘We hebben het erover gehad. We hebben geen haast. Hoezo?’
<Jasper> ‘Ik zal het voor Steven uitgebreid uitleggen. We hebben aan het dorpsplein een dorpshuis. Binnen zitten de mannen wat te drinken en te praten. Waarover weet ik niet. Behalve natuurlijk dat daar de beroemde verhalen verteld worden. Die worden dan later aan de vrouwen doorverteld, als die ze nog niet kennen. De vrouwen komen zelden in het dorpshuis, die drinken bij elkaar koffie en thee. Altijd is er wel een jongen of een meisje die thuis wat hoort en het weer doorvertelt. Zo weet de jeugd het na een paar dagen ook.’
<Steven> ‘Wat bedoel je met de beroemde verhalen?’
<Jasper> ‘Eh, zoals over Anya met de dierenarts en de dokter.’
<Anya> ‘Oh, nee toch. Ik schaam me dood. Weet iedereen dat?’
<Jasper> ‘Ja, waarom dacht je dat iedereen zo vriendelijk tegen je is? Je staat bekend als dat lieve, nieuwsgierige kleintje. Niets om je voor te schamen, oen. Je mag er zelfs blij mee zijn. Ik ga verder. Vóór het dorpshuis staan banken. Als het niet al te slecht weer is zitten of staan de meiden links, de jongens rechts. Anders gaan ze naar de schuur of stal van iemand in de buurt, maar liever niet. Als een jongen met een meisje wil praten loopt hij naar het midden, wacht tot het meisje naar hem kijkt en knikt dan naar haar. Als ze niet komt weet hij dat hij afgewezen is. Komt ze, dan kan hij een afspraakje maken, of zoiets.’
<Steven> ‘Komt er wel eens een meisje naar het midden?’
<Jasper> ‘Ja, maar niet zo vaak. Ze willen liever gevraagd worden, daar weet je alles van. Ik bedoel daar niets kwaads mee, Anya, het is de aard van het beestje.’
<Anya> ‘Ik weet het. Over beestjes gesproken, is het daar niet net een veemarkt?’
<Jasper> ‘Een beetje wel, maar de bedoeling is een partner te vinden. Het lukt aardig, bijna iedereen is vóór z’n twintigste getrouwd of heeft vaste verkering. Er zijn gelukkig ook ongeveer evenveel meisjes als jongens in het dorp. Niet te weinig, ook niet te veel om bij te houden. Al zijn het er te veel om het zonder lijstjes te doen.’
<Steven> ‘Wat moet je dan bijhouden? Heb je een lijstje?’
<Jasper> ‘Ja, welke meisjes er meedoen. Er wordt doorverteld wie er afvalt, als ze vaste verkering krijgen, wie er nieuw bijkomt en zo. Daarom ben ik er over begonnen. Of je het wilt of niet, Anya, jij komt op de lijstjes, zo gauw bekend wordt dat je verkering hebt. Al is het vaste, ze gaan toch wat bij je proberen, omdat je nog jong bent. Ik weet een paar jongens die op je zitten te wachten, ze vragen me wel eens naar je. Ik heb steeds gezegd, ze is nog niet geïnteresseerd in jongens. Het is het netste, als je er zelf voor zorgt dat het bekend wordt. Stiekem gedoe wordt niet gewaardeerd.’
<Steven> ‘Door wie niet? En wat kunnen ze er aan doen?’
<Jasper> ‘Er wordt geprobeerd alles zo netjes mogelijk te doen. Iedereen moet de kans krijgen ervaring op te doen. Wat ze kunnen doen? Er komt eerst iemand met je praten, een jongen bij een jongen en een meisje bij een meisje. Steeds namens alle jeugd. Verder weet ik het niet, heb ik nog niet meegemaakt. Ik heb wel gehoord, dat het ergste is, geboycot te worden. Er schijnt zelfs ooit een familie daardoor uit het dorp verdwenen te zijn. Ik weet ook, dat de meiden een zwarte lijst hebben. Als een jongen zich niet gedraagt krijgt hij voor kortere of langere tijd geen contact met een meisje. Nu moet je niet denken dat er vaak streng opgetreden wordt, dat is bijna nooit nodig. Je wordt vroeg genoeg vriendelijk gewaarschuwd, alle tijd om uit te zoeken hoe het hoort. Snap je het een beetje?’
<Steven> ‘Jawel. Wat houd je nog meer bij op je lijst?’
<Jasper> ‘Oef. Je mist niets. Ik was even vergeten hoe slim je bent. De leeftijden, je snapt wel waarom. Met wie ik al contact gehad heb. En wat bijzonderheden. We hebben afkortingen, ik weet ze niet allemaal uit m’n hoofd, maar als ik op mijn lijstje kijk weet ik wat ze betekenen. Ze zijn niet geheim, dat gaat niet, te veel meisjes hebben broers en andersom. Ik zal je een voorbeeld geven. Bij Diny staat L komma M H. Weet je dat, Diny?’
<Diny> ‘Ja, natuurlijk weet ik dat. Klopt wel aardig. Leg het Steven maar uit. Hij raadt het nooit.’
<Jasper> 'Nee, zeker niet. De L betekent lief.’
<Steven> ‘Dat klopt.’
<Diny> ‘Dank je. U weet wat netjes is, meneer.’
<Jasper> ‘Dat is hem geraden ook. M H betekent met handschoenen. Snap je?’
<Steven> ‘Ja, leuk. Geen katje om zonder handschoenen aan te pakken? Is dat zo?’
<Jasper> ‘Ja, sinds de tweede keer dat er een jongen met een blauw oog verscheen.’
<Anya> ‘Diny toch. Was dat nodig?’
<Diny> ‘Ja, jongens die zich niet gedragen handel ik zelf af, daar heb ik geen andere meiden voor nodig. Maar ze krijgen pas de tweede keer een blauw oog van me, hoor.’
<Steven> ‘En de eerste keer?’
<Diny> ‘Een knietje, moeten ze een avond overslaan, maar dat merkt niemand, kunnen ze hun leven nog beteren.’
<Anya> ‘Nou, zeg. Dat klinkt nogal ruw, Diny.’
<Diny> ‘Anya, spelen is leuk, maar bij mij is niet verder geen millimeter verder. Ik word niet boos op die jongens, ze mogen best wat proberen. Dat doe ík ook. Maar er zijn grenzen.’
<Anya> ‘Ik kom een keer in de leer bij je, voor dat knietje. Voor anderen dan Steven natuurlijk. Jasper, bedankt voor de waarschuwing. Ik wilde wachten tot Steven weg was, ik wil geen minuut bij hem weg als het niet nodig is. Maar ik zal er over denken.’
<Jasper> ‘Zo lang kan het wel wachten, dat begrijpt iedereen wel. Kan je trouwens eens aan Sandra vragen hoelang ze zich nog wil verstoppen?’
<Anya, verbaasd> ‘Sandra? Verstoppen? Ik ga nogal eens naar haar toe, en ze komt hier ook wel eens, ze verstopt zich niet.’
<Jasper> ‘Oh, weet je het niet? Ik dacht dat ze het je wel verteld zou hebben. Doe ik het maar. Voor jongens is ze niet thuis. Er is uitgelekt dat ze, toevallig twee keer achterelkaar, niet zo netjes behandeld is door een jongen. Ze heeft ze niet op de zwarte lijst laten zetten, maar daarna hebben we haar niet meer gezien. Ze zal wel even geen zin in jongens hebben. Maar het duurt te lang. Vertel haar maar, dat die jongens toch zwaar afgestraft zijn door de meiden. En dat er een paar aardige jongens belangstelling voor haar hebben.’
<Anya> ‘Dat ze dat nooit verteld heeft. Ik heb nooit wat gemerkt. Ik zal met haar praten.’
<Jasper> ‘Goed zo. Als ze geen vriendin van je was zou ik er ook achteraangaan, ze is best knap. Maar voorlopig heb ik er nog genoeg op mijn lijst, dus laat ik haar met rust als ze weer aan jongens toe is.’
<Steven> ‘Moet ik nog wat doen, Jasper?’
<Jasper> ‘Nee, je bent hier te kort. Dat is voor de meiden niet interessant.’
<Steven> ‘Bedankt voor je uitleg. Ik ga nu maar naar bed. Juffrouw Anya, als u ook zo ver bent, mag ik u dan tot uw kamerdeur begeleiden?’
<Anya> ‘Voor deze keer. Als je daarna maar weer normaal doet.’

Bij haar kamerdeur gaf ik haar een kusje.
<Steven, zachtjes> ‘Tot zo.’
Ik trok op mijn kamer mijn pyjama aan, liep terug en kroop zachtjes bij Anya in bed.
<Steven, zachtjes> ‘Mag ik weer met je slapen, liefste?’
<Anya, zachtjes> ‘Net zoals afgelopen nacht, stouterd.’
<Steven> ‘Ik zei net, liefste. Ik zeg ook wel liefje, schatje. Allemaal véél te weinig voor wat ik voor je voel. Maar ik weet niks mooiers. Weet jij wat, of heb je een voorkeur? Dan zal ik die vaker gebruiken, als je dat fijn vindt.’
<Anya> ‘Ja, ik weet wat. Gewoon Anya. Nee, niet gewoon, maar zoals jij het altijd zegt. In duidelijk drie lettergrepen. A ny a. Het is dan net of je me streelt, ik krijg het er altijd warm van.’
<Steven> ‘Ik vind het ook zo’n mooie naam. Ik ben blij dat je geen naam van één lettergreep hebt, daar kan je nooit zoveel gevoel in leggen. Oh, stom, ik had het kunnen weten, dat doe je bij mij ook. Ook zo strelend. Doe het nog eens.’
<Anya, zachtjes> ‘Ste ven.’
<Steven, zachtjes> ‘Oh, A ny a.’
We knuffelden en kusten een tijdje. Daarna kroop ze dicht tegen me aan. Zo sliepen we weer in.
 

Dag 9

Na het melken en de stal opruimen gingen Anya en ik op de bank achter de stal zitten knuffelen. We namen het er eens van, er van genieten dat we verkering hadden en dat iedereen dat mocht weten. Er was op het moment toch niet zoveel te doen voor ons. Dirk, Dirkje en Jasper waren wel altijd bezig, die konden niet stilzitten.
Toen we een auto hoorden gingen we kijken. Jasper kwam, ook nieuwsgierig, de stal uitlopen. Het was een politieauto, die voor de keuken stopte. We hoorden even de sirene.
<Anya> ‘Alweer de commissaris? Hij is pas langs geweest.’
<Stem uit luidspreker> ‘Alles is omsingeld. Wil Diny Vervoort tevoorschijn komen?’
<Anya> ‘Diny? Wat moet hij daarmee? Ze gaat hem toch niet van me afpikken?’
De commissaris stapte uit, aan de andere kant van de auto stapte Bob uit. Allebei, ondanks de hitte, niet in overhemd met korte mouwen, maar met lange mouwen en de politiejas er overheen. Beiden met een ernstig gezicht. Dirk en Dirkje kwamen tevoorschijn, Diny kwam als laatste aanrennen.
<Diny> ‘Commissaris, je riep de verkeerde. Ohhhh.’
Ze werd wit bij het zien van Bob.
<Commissaris> ‘Goedemorgen. Ik ben hier niet voor de gezelligheid, maar voor een officiële gelegenheid. Ik mag me dus eigenlijk niet op de gebruikelijke wijze laten verwelkomen. Maar ik ben niet voor niets commissaris, en ik zal er voor zorgen dat deze agent z’n mond houdt. Anya, kusje?’
Anya gaf haar kusje.
<Commissaris> ‘Meneer Hofstra, kan ik Diny Vervoort, in uw aanwezigheid, in verband met haar minderjarigheid, ergens verhoren, wegens een mogelijke strafbare overtreding van de wegenverkeerswet of het wegenverkeersreglement?’
{Wat heeft die uitgehaald? Moet dat zo officieel?}
<Dirk> ‘Zeker, commissaris, dat kan in de woonkamer.’
<Commissaris> ‘Agent van Bommel, neem mijn tas mee.’
Een optocht, Dirk voorop, de commissaris, Bob, en wij erachteraan de keuken in. Richting woonkamer.
<Commissaris> ‘Ik zie het al, die kamer is te gezellig, we gaan hier aan de tafel zitten. Jongedame, u neemt daar plaats, ik ga hier zitten. Meneer Hofstra, indien u er geen bezwaar tegen heeft, kunnen de overigen ook ergens plaats nemen. Pardon, mevrouw, ik had u even over het hoofd gezien. Ik ben ook altijd een beetje in de war als ik Anya zie. U mag natuurlijk zó wie zó blijven. Anya, ga jij daar maar zitten, ik houd wel van een leuk uitzicht, ook tijdens mijn werk.’
De commissaris ging aan lange kant van tafel zitten, Bob naast hem, Diny, nog steeds een beetje bleek, er tegenover. Anya naast haar, Dirkje aan een kopse kant van de tafel, Jasper en ik naast haar, en Dirk ging achter Diny staan.
<Commissaris> ‘Meneer, wilt u niet gaan zitten?’
<Dirk> ‘Ik blijf liever staan.’
<Commissaris> ‘Nu, het is uw eigen huis.’
<Dirkje, zachtjes> ‘Ik zal ondertussen even koffie zetten.’
<Commissaris> ‘Agent, geef me het P V uit mijn tas. Helemaal voorin.’
Bob pakte papieren uit de tas van de commissaris en gaf ze hem.
<Commissaris> ‘Dank je. Eens kijken. Ja. Hedenmorgen, bij het doornemen van mijn post, viel mijn oog op een bekende naam in een P V. Dat is de afkorting van Proces Verbaal. Een melding. Ik heb dit toen geheel gelezen en daarna de opsteller van het P V, agent van Bommel, bij mij geroepen en hem opdracht gegeven mij te vergezellen voor verhoor van de verdachte, Diny Vervoort. Ik lees het P V even voor. Ik zal het gelijk vertalen voor iemand van uw leeftijd. Daar kom ik trouwens nog uitvoerig op terug. Heden, de . . ., nou ja, gisteren dus, kwam mij, agent B. van Bommel . . . , hij dus, tijdens een surveillance in de gemeente . . . , dit dorp dus, om zeventien uur een persoon tegemoet, die ik herkende als juffrouw Diny Vervoort, wegens eerder plaatselijk contact. Wat bedoel je daar eigenlijk mee, agent? Heb je haar in deze plaats gezien of heb je haar plaatselijk aangeraakt?’
<Bob> ‘Ik bedoel, ik heb haar hier . . . gezien.’
Ik zag, dat Diny iets minder bleek werd, een beetje roze.
<Commissaris> ‘Had dat dan gewoon geschreven. Maar ja, dat mag niet, hè? Het moet in officiële taal. Ik ga verder. Genoemd persoon bereed een bromfiets. De motor was in werking, wat ik kon constateren doordat genoemd persoon zich voortbewoog met een snelheid van ongeveer dertig kilometer per uur, zonder de trappers te bewegen. Tevens was de motor duidelijk hoorbaar.’
<Anya, kreunend> ‘Ohhhh, Tjerk!’
Iedereen keek natuurlijk gelijk naar haar. Ze zat met haar handen voor haar mond, en we zagen tranen in haar ogen komen.
<Dirk> ‘Wat is er met je aan de hand? En wie heet hier Tjerk?’
<Commissaris> ‘Ik! Ik heb Anya de eerste keer, toen ze me hier gevraagd had, toestemming gegeven om, als we alleen zijn, mij bij mijn voornaam te noemen. Ze heeft zich daar kennelijk keurig aan gehouden. Ze had mij zo’n vakkundige rondleiding gegeven, dat ik me bij haar een klein jongetje voelde. Dat ze het nu doet snap ik, emoties. Heeft u daar problemen mee, meneer Hofstra?’
<Dirk> ‘Nee, nee, ik wist het niet. Stom eigenlijk. U zegt wel Dirkje en Dirk. Wij noemen u altijd commissaris. Maar Anya? Heb je problemen? Wil je even weg?’
<Anya> ‘Ja, ik heb problemen. Maar ik moet blijven, ik wil dit niet missen. Let maar niet op me.’
De commissaris kijkt haar zeker tien seconden aan.
<Commissaris> ‘Anya, je snapt hem, hè?’
Anya knikte, nog steeds met haar handen voor haar mond, met tranen in haar ogen, zachtjes heen en weer schommelend.
<Commissaris> ‘Slimmerdje! We hoeven niet op haar te letten, ze redt het wel, denk ik. Ik sta persoonlijk voor de gevolgen in. Kan ik verder gaan?’
{Wat heeft ze? Het is dat de commissaris zegt dat we niet op haar hoeven te letten, anders moest iemand er toch wat aan doen}
Dirk ging voor het raam staan. Ik zag, dat hij in de spiegeling in de ruit naar ons keek.
{Hij lijkt wel hetzelfde te hebben als Anya, wat is hier aan de hand?}
<Commissaris> ‘Tijdens het plaatselijk contact, enige dagen eerder, ik ruik toch onraad. Maar laat maar. Had genoemd persoon mij verteld, dat zij over een paar maanden de leeftijd van zestien jaar zou bereiken. Je bent trouwens erg eerlijk. Al kende je haar, je hebt toch een P V geschreven. Kon je haar niet aanhouden?’
<Bob> ‘Ja, maar dat wilde ik niet. Ik heb het mijn collega uitgelegd, hij begreep het.’
< Commissaris> ‘Prima. Goed opgelost. Voor even.’
De kleur van Diny veranderde van een beetje bleekjes in knal rood.
{Zo rood wordt Anya niet eens. Zeg dat je zestien bent, dan is het probleem over}
<Commissaris> ‘Uit beide feiten moest ik concluderen, dat genoemd persoon, met een leeftijd van vijftien jaar, een in werking zijnde bromfiets bereed. Hetgeen strafbaar is. Verder heb ik geen overtredingen geconstateerd. Gedateerd, ondertekend, enzovoort. Juffrouw Diny, heeft u gisteren in het dorp op een bromfiets gereden?’
<Diny> ‘Ja, dat mocht van . . . een vriendinnetje.’
<Commissaris> ‘Slim zijn, hè? Niemand verraden, hè? Maar goed, u heeft het toegegeven.’
<Diny> ‘Ja, maar . . .’
<Commissaris> ‘Wilt u alléén antwoorden op mijn vragen? Juffrouw Diny, bent u vijftien jaar?’
<Diny, zachtjes> ‘Nee.’
<Commissaris> ‘Nee, wat?’
<Diny, iets harder> ‘Nee, commissaris.’
<Commissaris> ‘Dat bedoel ik niet, schiet een beetje op. Hoe oud bent u dan wel?’
<Diny> ‘Ik ben zestien jaar.’
<Commissaris> ‘Nou, dat wilde ik even van uzelf horen, om vergissingen uit te sluiten. Ik wist het trouwens al, ik had het gehoord toen Bob zijn rondleiding kreeg. Moet ik dus concluderen, dat u met zestien jaar een bromfiets bereed. Dat mag. Einde zaak bromfiets. Gesnapt, juffrouw Diny?’
<Diny, zachtjes> ‘Ja, commissaris.’
<Commissaris> ‘Gehoord, agent?’
<Bob> ‘Gehoord, commissaris. En begrepen, commissaris. Maar . .’
<Commissaris> ‘Houd je mond, agent. Ik heb je niets gevraagd. Je bent ook niet aan de beurt, oen!’
Iedereen kwam weer een beetje tot rust, maar bleef, behalve Dirk en Anya, en Diny, verbaasd kijken.
{Nou, wat maakt de commissaris toestanden over iets, waarvan hij weet dat er niets mee aan de hand is. Maar Diny bloost nog steeds, al is het niet meer zó erg}
<Dirk, zachtjes> ‘Was er anders nog iets, commissaris?’
<Commissaris> ‘Ja. Diny, jouw beurt.’
<Diny, aarzelend> ‘Ja, commissaris. Dank u wel. Ik snap wat u bedoeld, maar . . .’
<Commissaris> ‘Niets te maren, meisje. Je snapt het, dan weet je wat je doen moet. Recht voor zijn raap. Schiet op, anders ben je óók niet op je mondje gevallen.’
<Diny> ‘Agent, eh, van Bommel, dit is het eind van het officiële gedeelte. Bob, ik heb je voorgelogen. Ik ben al maanden zestien. Ik wil je heel graag uitleggen waarom ik het gedaan heb. Eerst jou, de rest moet het later horen. Ik heb er héél veel spijt van. Ik hoop dat je het me dan kan vergeven.’
<Bob, ernstig> ‘Wil je even wachten, Diny? Commissaris, kan ik vanmiddag vrij krijgen?’
<Commissaris> ‘Voor belangrijke zaken, agent?’
<Bob> ‘Van levensbelang, commissaris.’
<Commissaris> ‘Goed, Bob. Regel je de zaken verder?’
<Bob> ‘Ja, commissaris. Dank u. Meneer, mevrouw, Diny, mag ik vanmiddag terugkomen, niet voor een verhoor, maar om met Diny te praten?’
Dirk was terug komen lopen. Hij was nog een beetje rood aangelopen. Hij legde een hand op een schouder van Anya. Die zat nu met gebogen hoofd onder tafel te kijken.
<Dirk> ‘Van mij zeker. Dirkje?’
<Dirkje> ‘Ja, natuurlijk. Schiet een beetje op, Dirk.’
<Dirk> ‘Diny?’
<Diny> ‘Ja, papa. Alsjeblieft, Bob.’
<Dirk> ‘Je hebt het gehoord, Bob. Wanneer vanmiddag?’
<Bob> ‘Over een half uur, hoop ik. Ik wil snel even naar huis, om me om te kleden.’
<Dirk> ‘Goed. En nou kan ik me niet meer inhouden.’
Hij barstte in lachen uit. Anya vloog de kamer uit.
{Wat nou weer?}
<Dirkje> ‘Dirk, stop onmiddellijk met lachen. Wat is er met Anya?’
<Dirk> ‘Wat? Oh, die is vast naar het toilet, ze zat, denk ik, bijna in d’r broek te piesen van het lachen.’
Even later kwam Anya weer terug, nog steeds met tranen in haar ogen. Ze begon ook weer te lachen toen ze Dirk zag. En ze lachten, en lachten. Het duurde even voordat ze bedaard waren en gingen zitten.
<Dirk> ‘Moet je ze nou eens serieus zien kijken, Anya. En wij, absoluut geen lolbroeken, lachen ons te barsten. En jullie alleen maar denken, fijn, dat het weer geregeld is! Ja, maar de manier waarop? Mag ik het vertellen, commissaris? Mag ik trouwens ook Tjerk zeggen? We hebben zo’n lol gehad, ik snap niet dat u het vol kon houden.’
<Commissaris> ‘Ja Dirk, het kostte behoorlijk wat moeite, net zoals bij jou en bij Anya. Die slimmerd, ze was je vóór.’
<Dirk> ‘Ja. Eerst even Diny. Vond je het erg?’
<Diny> ‘Ja, maar ik had het verdiend.’
<Dirk> ‘Inderdaad. Het had nog slechter af kunnen lopen, niet?'
<Diny> ‘Ja, veel slechter. Dat ik Bob nooit meer gezien zou hebben. Ik hoop dat ik het vanmiddag goed kan maken. Dat hij me toch weer wil zien.’
<Dirk> ‘Nou, sterkte. Anya, je was me vóór, jíj had het als eerste door. Ik even daarna. Voor wie het nog niet door heeft, met al die toestanden er omheen, Tjerk heeft een heel goed bedoelde streek uitgehaald. Diny en Bob, als alles geregeld is, hoe dan ook, dan moeten jullie hem bedanken, daar sta ik op. Hij heeft zó z’n best gedaan. Tjerk had vanmorgen vast direct door, Diny, dat jij Bob belazerd had. En dat Bob het nog niet wist. Hij kent ons een beetje, hij kent ook onze lijfspreuk. Hij heeft je niet opgebeld om je het zelf recht te laten zetten. Dat zou te moeilijk voor je zijn. Klopt dat?’
<Diny> ‘Ja, papa. Ik wilde het eigenlijk wel, maar ik kon het niet. Ik zat er al dagen mee. Vanaf de avond nadat hij hier voor het eerst was. Toen kreeg ik door wat er aan de hand was. Ik ben zo stom geweest.’
<Dirk> ‘Daarom heeft Tjerk deze vertoning opgevoerd. Hij mag jullie allebei, dat was te merken voor een goed verstaander. Hij wilde deze zaak snel opgelost hebben, ongeacht de afloop tussen jullie beiden, dat is jullie probleem. Eerlijk duurt het langst.’
<Anya> ‘De manier waarop het ging, sorry hoor, Diny, zo mooi. Ik voelde het gelijk aan. Hij gaat haar erin luizen, met die smoes van, ik ben nog geen zestien. Ik pieste bijna in m’n broek van het lachen. Maar ik kon toch niet weglopen. Zeker niet toen Tjerk zei, je snapt het, hè, Anya? Toen wist ik zeker, dat hij je er met open ogen in liet lopen. Oh, Tjerk, wat knap van je gedaan. En die arme Bob, die van niets wist. Ze zullen ze het hun leven lang niet vergeten.’
<Commissaris> ‘De politie is je beste vriend. En nu ga ik er vandoor. Ik kom nog wel eens nagenieten. Kusje, Anya? Kusje, Diny? En sterkte. Tot ziens allemaal.’
<Bob> ‘Tot ziens. Diny, tot zo.’
De commissaris en Bob gingen er vandoor. We bleven nog wat napraten. Tot Bob na een half uur terug kwam, niet meer in politie-uniform, met een bos bloemen. Hij ging met een bedeesde Diny naar boven.
<Dirk> ‘We gaan nog even aan het werk.’

Na het eten wilde Diny haar hart luchten. We gingen buiten zitten.
<Diny> ‘De eerste keer dat Bob hier was, met de commissaris, wilde hij niet die tweede, persoonlijke, rondleiding van mij, op de hooizolder, je weet wel. Hij was de eerste die hem áfsloeg. Nee, dank je, zei hij, je ziet er erg lekker uit, maar ik wil je eerst beter leren kennen. Ik schrok me rot, ik kon de eerste vijf minuten niets zeggen. Hij heeft ondertussen wat over zichzelf verteld. We hebben toen een tijdje zitten praten, toen kusjes. Ik kreeg zo’n raar gevoel in mijn buik, dat had ik nog nooit eerder gehad met een jongen. Ik dacht, dit is toch geen verliefdheid, dat wil ik nog niet. Toen hij vroeg hoe oud ik was dacht ik, als ik hem vertel dat ik nog geen zestien ben, blijft hij in ieder geval van me af, kan hij met zijn beroep niet aan beginnen, heb ik even rust. Ik wil nog niet met hem spelen, wil hem ook eerst beter kennen. Dat hadden jullie ook nooit van mij gedacht, hè? Ik wil alleen maar spelen, en als ik dan verliefd word, denk ik, wil ik níet meer spelen. Ik heb Bob verteld waarom ik hem belazerd had, over dat rare gevoel, dat ik zo geschrokken was. Ik wilde wat uitstel, maar ik had dat moeten vragen. Geen streken met nog geen zestien. De commissaris luisde me er geweldig in. Ik zal het nooit vergeten. Zó mooi, zonder het direct te zeggen. Zaak bromfiets geregeld. Nu jij, Diny. Ik kon er niet onderuit. Ik wilde er ook niet onderuit. Ik voelde me natuurlijk rot, omdat ik klem gezet was waar iedereen bijzat, ook Bob. Maar ook blij dat ik het nu kon zeggen. Als hij me kon vergeven hoefde ik niet te wachten of hij terug kwam, over twee maanden of nooit meer. Anya, ik zie het aan je gezicht, jij zou zélf Tjerk ingelicht hebben, die zou het wel geregeld hebben. Ik weet niet of ik dat ooit gedurfd zou hebben. Maar ik wilde ondertussen wél dat Bob terugkwam, ik wilde toch weten of ik verliefd was. En weer met hem praten, en kussen, meer niet. Stom, hè? Bob was een beetje streng met me, maar hij heeft het me vergeven. Hij was geschrokken, toen hij me de eerste keer zag. Hij wist gelijk dat hij verliefd was. Schrok weer, toen ik zei dat ik nog geen zestien was. Daarom had hij niets gezegd over terugkomen, hij wist het nog niet, hij was overdonderd. Hij wil nu vaak terugkomen. Ik ben zó blij dat Tjerk zo snel ingegrepen heeft, al ging ik compleet af.’
<Dirk> ‘Het was hier zo rustig met z’n vijven, waarvan er vier praatten. Ja, Anya, ik moet er nog aan wennen, dat je meer dan één zin achter elkaar zegt. En verkering hebt. En Diny, altijd vrolijk, en nu verliefd. Tja, kleine meisjes worden groot. Omdat jullie er zo eerlijk over praten vind ik het ontzettend fijn. Maar nu ben ik aan ontspanning toe. Als jullie willen kunnen jullie mee naar binnen, er is een natuurdocumentaire op de TV die ik wilde zien, als er geen rampen aan de gang waren.’
We gingen allemaal mee.
Dirk en Dirkje gingen ieder in een luie stoel zitten, de rest op de bank. Aan een troep slapende leeuwen is niet veel te zien, maar gelukkig kwam er één in actie. Ma leeuw liep naar pa leeuw, stootte een paar keer met haar neus in zijn kruis en likte hem daar. Ze ging vóór hem staan, liep achteruit tegen hem op, wreef haar kont over zijn neus en liep een paar stappen naar voren. Hij keek naar haar kont, en stond langzaam op. Hij klom half op haar en begon te stoten. Hij liet zich, binnen de minuut, op de grond glijden en ging weer slapen. Ma leeuw rolde op haar rug een paar keer over de grond. Ze ging pa leeuw nog een keer likken en toen ook slapen.
<Anya> ‘Dat rollen is om het zaad goed naar binnen te laten lopen.’
<Jasper, grinnikend> ‘Je zal het niet weten, hè?’
<Dirk, grinnikend> ‘Dirkje, mag ik met jou ook eens leeuw en leeuwin spelen? Alleen hoef je na afloop niet over de grond te gaan rollen.’
<Dirkje, ook grinnikend> ‘Oh, gelukkig, ik was al wel wat van plan vandaag. Voor de nieuwsgierigen onder ons, we hebben net een paar dagen moeten overslaan. Alleen dat rollen hield me net tegen. Maar als dat niet hoeft, houd ik me niet langer in. Ga maar mee naar de slaapkamer.’

We praatten nog wat na, gingen toen naar bed.

Ik stond mijn pyjama nog aan te trekken, toen Anya kwam.
<Anya> ‘Steven, ik wil een goede nachtrust, anders kan ik het niet volhouden. Samen slapen is hartstikke fijn, maar dan rust ik toch niet genoeg uit. Vind je het erg?’
<Steven> ‘Nee, hoor, ik heb ook rust nodig. Het is hartstikke druk hier. Vandaag weer, wat een toestand met Diny, hè? Kusje? . . . Welterusten.’

Ik droomde van Brutus op een koe, van een leeuw op een leeuwin, van Dirk op Dirkje en werd wakker met een erectie. En een gevoel of ik plassen moest. Ik pakte voor de zekerheid de handdoek van onder mijn hoofdkussen en kon mijn zaadjes opvangen toen die er met kleine krampjes uitstroomden.
{Voor het eerst dat ik er wakker van wordt. Waarschijnlijk omdat er meer dan ooit kwam. Hoe zou het voelen als. Nee. Slapen}


Dag 10

‘s Morgens ging Anya haar vriendin Sandra opzoeken. Bob kwam voor Diny. Jasper en ik gingen naar zijn autootjes kijken. Toen Anya terug was gingen we in de tuin zitten. Na het vertrek van Bob kwam Diny er ook bij.
<Diny> ‘Nog plannen voor vanmiddag?’
<Anya> ‘Ik moet zo naar school. De boekenbeurs, je weet wel.’
<Diny> ‘Anya, weet je wat je moet doen? Je moet Steven meenemen. Hij hoeft alleen maar steeds naast je te lopen. Dan ziet de hele school dat je in de markt bent.’
<Anya> ‘Hij zou al meegaan, voor de gezelligheid. Bedankt voor de waarschuwing, zo zou het inderdaad ook uitgelegd kunnen worden. Nooit aan gedacht. Ik ben benieuwd.’

De boekenbeurs was een groot succes. Anya en ik moesten, stiekem, nogal lachen. De jongens keken allemaal met meer dan een normale belangstelling naar Anya. Dan zagen ze mij naast haar. Hun wenkbrauwen gingen omhoog, en ze keken direct, met nog meer belangstelling, weer naar Anya. Diny had gelijk. Ze was onmiddellijk volop in de markt. Ze zou het op school druk krijgen.

Niet alleen op school, merkten we, toen Anya, Jasper en ik na de boekenbeurs buiten zaten.
<Steven> ‘Is dat de slager, met die mand voorop de fiets?’
<Jasper> ‘De zoon ervan, Harm.’
<Harm> ‘Goedemiddag allemaal. Anya, Jasper. En de verkering van je, Anya?’
<Anya> ‘Ja, Steven. Hoe weet je dat?’
<Harm> ‘Ik zag jullie op de boekenbeurs.’
<Anya> ‘Steven, Harm en ik kennen elkaar al van de kleuterschool. Hij heeft me een paar keer geholpen pestkoppen weg te jagen. Nog bedankt, Harm.’
<Harm> ‘Ben je gek. Na de tweede keer heb ik je verteld ze tegen de schenen te schoppen, omdat ik niet altijd in de buurt was. En een lol dat ik gehad heb. Je was zó snel, je schopte ze het hele schoolplein over. Dan keek je, of je mij zag staan. En dan stak je je duim op. En ik maar lachen om dat wurm. Je kreeg nooit op je kop, omdat ze ouder waren. Anya, ik wil even met je praten. Kan ik je onder vier ogen spreken?’
<Anya> ‘Nee, waarom zou je?’
<Harm> ‘Ik wil je wat vragen, maar ik vind het raar om dat te doen waar je verkering bij is.’
<Anya> ‘Als je iets wil zeggen wat hij niet mag horen, dan mag je weg gaan.’
<Harm> ‘Nee, dat is het niet. Ik zag hoe de jongens op de boekenbeurs naar je keken. Ik vond je vroeger al lief. Je lachte zo lief naar me. En je had toen al zo’n leuk figuurtje. Ik mag dat wel zeggen, hè? Ik wil de rest vóór zijn. Sorry, Steven, maar Anya, als je ervaring op wilt doen, wil je dan eens aan mij denken? Één telefoontje en ik ben er.’
<Steven> ‘Mag ik even, Anya? Harm, ik heb Anya gewaarschuwd voor een rij op de oprijlaan. Je bent, heel slim, de eerste. Anya weet dat ze ervaring op moet doen. Als ze iemand tegenkomt die ze aardiger vindt dan ik, het zij zo. Ik weet, dat het zo werkt. Het enige wat ik als haar verkering doe, is jou in elkaar rammen, als zij dat vraagt, als je je niet gedraagt.’
<Harm> ‘Heel sympathiek van je, Steven. Ik begrijp je. Bedankt.’
<Anya> ‘Ja, bedankt, Steven. Harm, je was vroeger lief voor me, ik zal je in gedachten houden. Maar reken nergens op, want Steven en ik passen perfect bij elkaar. O.K.?’
<Jasper> ‘Niks O.K., Anya. Zo kom je nooit aan ervaring opdoen toe.’
<Anya> ‘Oh, ja. Harm, ga je even mee naar de hooizolder?’
We keken ze even na.
<Jasper> ‘Sorry, Steven, dit moest. Maar denk niet dat ik jullie uit elkaar wil halen.’
<Steven> ‘Ik neem je niets kwalijk. Je denkt misschien dat ik het niet leuk vind, maar dat valt wel mee. Ik ben nergens bang voor. Wat ze al zei, we passen perfect bij elkaar.’
<Jasper> ‘Nou, ik vind het toch niet leuk, voor jou niet en voor Anya niet. Maar Harm was serieus, dan hoort hij een kans te krijgen. Al weten we dat het niets wordt.’
Binnen het kwartier waren ze weer terug.
<Harm> ‘Steven, je bent een enorme sloffer. Maar ik hoorde dat je binnenkort weer weggaat. Jammer voor je. Ik blijf hier. Moge de beste winnen.’
<Steven> ‘Zo hoort dat. We zien wel hoe het afloopt.’
<Harm> ‘Eh, ik heb nog een vraag. Mag ik een keer met jullie mee zwemmen?’
<Jasper> ‘Even kijken. . . . Nou, Anya en Steven knikken, van mij mag je ook. Maar weet je wat de bedoeling is? Je kan op meer plekken zwemmen, met anderen.’
<Harm> ‘Jullie bedoeling weet het hele dorp. Daarom komen er niet zo veel. Ik zal ronduit zeggen wat ik wil, daarna zeggen jullie of ik mee mag, ik zal natuurlijk niets doorvertellen. Het gaat er hier, in het dorp, heel netjes aan toe. Mij iets te netjes, ik ben nogal vrij. Ik wil wel eens rustig zwemmen zonder kleren. En ik wil graag eens, zonder stiekem gedoe, op m’n gemak een bloot meisje bekijken. Of meer dan één. Ze mogen mij ook bekijken, daar zit ik niet mee. Het lijkt me heerlijk, met een leuk stel te zonnen en te praten. En te kijken.’
<Anya> ‘Van mij mag je, van Diny vast ook. Maar kan je er tegen?’
<Harm> ‘Ik vind jullie allebei speciaal, jij omdat je zo lief en klein bent, Diny omdat ze zo’n stevig stuk is. Ik kan er tegen, ik weet wat je bedoelt, al krijg ik misschien een beetje problemen.’
<Anya> ‘Zulke problemen, als ze niet té groot worden, vinden we wel leuk. En eerlijk, anders hebben wij minder te kijken dan jij. We bellen je wel een keer.’
<Harm> ‘Geweldig. Nou, tot ziens. Anya, jij in ieder geval op school.’

<Anya> ‘Bedankt, Jasper, voor je ingrijpen. Ik had het niet in de gaten, het was de eerste keer dat er een jongen voor me kwam. Maar Harm hoorde een kans te krijgen. Al werd het natuurlijk niets.’
<Jasper> ‘Ik zei net al tegen Steven, serieuze jongens moeten een kans krijgen, de rest mag je, net zo netjes als je met Harm wilde doen, gelijk wegsturen.’Ik droomde van Brutus op een koe, van een leeuw op een leeuwin, van Dirk op Dirkje en werd wakker met een erectie. En een gevoel of ik plassen moest. Ik pakte voor de zekerheid de handdoek van onder mijn hoofdkussen en kon mijn zaadjes opvangen toen die er met kleine krampjes uitstroomden.
{Voor het eerst dat ik er wakker van wordt. Waarschijnlijk omdat er meer dan ooit kwam. Hoe zou het voelen als. Nee. Slapen}

<Anya> ‘Goed. Met hem praten was gezellig. Maar hij wilde me ook kussen, om te laten merken wat hij voor me voelde. Ik moest wel, we kennen elkaar al zo lang. Toen hij me omhelsde kreeg ik het benauwd. Ik denk dat het komt omdat ik altijd zelf begin met knuffelen, als ik er zin in heb. Ik was ook bang dat hij zijn handen niet thuis zou houden. Dat deed hij gelukkig wel. Het kussen vond ik bijna vies. Raar hè? Hij had het gelukkig gauw in de gaten en heeft het toen maar opgegeven. Hij mag bij het zwemmen wel naar me kijken, als hij maar van me afblijft. Steven, voor het geval dat je gelijk krijgt met die rij op de oprijlaan, ik hoop het niet, zal ik maar een lijstje beginnen. Maar zolang jij hier bent stuur ik ze weg. Ik vind het zonde van mijn tijd, ik ben zo graag met jou.’
<Steven> ‘Dat weet ik, liefje, daarom vond ik het niet zo erg dat je even weg was. Het hoort erbij.’
<Jasper> ‘Ik heb ook een lijstje, met aardige meisjes. Zoals het hoort zoek ik ze om de beurt op. Jullie weten het, meisjes kussen en vasthouden vind ik al jaren leuk. Maar het wordt steeds niets. Niet eerlijk, Anya, dat ze bij jou in de rij komen staan.’
<Anya> ‘Niks rij, pas eentje, in de wachtstand. Zal ik voor jou eens op zoek gaan?’
<Jasper> ‘Prima, jij kent me, stuur maar eens wat jij geschikt voor me vindt op me af.’
<Anya> ‘Afgesproken. Maar vandaag niet meer. Steven, ga je mee naar boven? Ik wil me wat wassen en mijn tanden poetsen. En daarna met je kussen om van deze toestand bij te komen. Met jou vind ik tongzoentjes geeneens vies. En jij streelt me, in plaats van mijn rug te schrobben.’
<Steven> ‘Ja, Anya. Ik zal m’n best doen, Anya. Lach niet, Jasper.’
<Jasper> ‘Verwen haar maar lekker, dat heeft ze wel verdiend.’

Boven ging ik op mijn bed liggen. Anya kwam even later, na een bezoekje aan de badkamer.
<Anya> ‘Blijf op je rug liggen. Dan kan ik me nu over jou heen buigen, kan jij je armen om me heen slaan en dan kunnen we heerlijk kussen. Ik wil ook lekker tongzoenen.’
Dat deden we. Na een tijdje liet ik een hand van haar rug op haar kontje zakken, om haar te strelen. Ze stopte met kussen.
<Anya> ‘Ik heb gezegd, niet over en niet onder mijn kleren. Dat was eigenlijk omdat het toen zo leuk uitkwam. Je mag onder mijn rok, over mijn broekje. Over een tijdje, nu niet, zal ik mijn broekje uitdoen. Dan kan je weer mijn blote kontje strelen. Je blijft dan wel aan de achterkant, hè?’
<Steven> ‘Ja, nu ook.’
Ik ging onder haar rok, streelde over haar broekje.
<Steven> ‘Ik hoop dat je tijdje niet zo lang duurt. Je broekje is niet zo dik, maar bloot vond ik fijner.’
<Anya> ‘Ik ook. En je kusjes ook. Maar nu niet.’
Ze begon weer met kussen. De helft van de tijd vergat ik om haar kontje te strelen, zo lekker kusten we.

‘s Avonds gingen we met z’n allen weer buiten zitten.
<Dirkje> ‘Dirk, de kinderen zijn nu groot genoeg om wat meer over ons te horen. Mag ik ze een beetje ons verhaal vertellen?’
<Dirk, ineens ernstig> ‘Dat zou heel fijn zijn.’
<Dirkje, zachtjes> ‘Toen ik hier een tijdje woonde werden we weer verliefd op elkaar. We praatten over wat we vroeger in onze verkering gedaan hadden, wat er daarna allemaal gebeurd was. Alle fijne dingen en alle droevige dingen. Op de bank in de tuin, naast elkaar. Toen tegen elkaar. Later ‘s avonds hier op de bank. Kusjes als troost, kusjes omdat dat lekker was, toen kussen. Zei Dirk een keer, we zijn nu groot, mag ik je nog eens zien als vroeger, op de hooizolder? Ik zal nergens aankomen. Dat mocht hij. Daarna wilde ik hem weer bekijken. Hé, wat doe je, vroeg hij. Ik zei, ik had niet beloofd nergens aan te komen. Ja, ik ben niet op mijn achterhoofd gevallen, als ik ergens zin in heb, wil ik het ook kunnen doen. Deed ik al heel vroeg. Herkennen jullie hier iets van jezelf in, meiden?’
Diny en Anya waren én in tranen, én aan het lachen. De rest ontroerd en aan het lachen.
<Diny en Anya> ‘Ja, mama.’
<Dirkje> ‘De volgende avond vroeg Dirk me mee naar de slaapkamer, hij zou niets tegen m’n zin doen, maar hij was zittend knuffelen op de bank zat. Goed, eerst knuffelen, aangekleed, toen bijna iedere dag iets meer uitgekleed. Toen strelen, weer aan elkaar wennen. Overdag werkten we samen, en zorgden we samen voor onze kinderen.’
<Diny> ‘Mama, dat je dat volgehouden hebt.’
<Dirkje> ‘Niet alles is erfelijk, liefje.’
<Dirk> ‘Het was aan de ene kant weer heerlijk. Aan de andere kant niet makkelijk. Maar zonder het te zeggen, wisten we dat het langzaam moest.’
<Dirkje> ‘Op een dag zei hij, dat hij graag het weekend daarop vrij wilde. Hij had iemand gevonden die een weekend wilde melken en zo. Niet zo bijzonder, hoor, we konden in het dorp alles vragen. Ze wisten hoe moeilijk we het hadden gehad. Ze hadden ook veel meegeholpen met de verbouwing. Ik vond het prima. Toen kreeg hij het zichtbaar moeilijk. Hij moest me nog iets vragen, maar hij vond het niet leuk. Of ik Diny en Anya van vrijdagmiddag tot maandagmorgen bij oma en opa kon laten logeren. Hij zou dan met Jasper hetzelfde doen. Ik zou er later begrip voor krijgen. Het is dat ik je langer ken, zei ik, ik vind het vreemd, maar ik vertrouw je. Ik snapte het niet, die drie lieverdjes weg. Maar we hebben het gedaan. Voor jullie was het niet erg, logeren bij opa en oma. Ik begon het ook fijn te vinden. In jaren geen vakantie gehad, heel veel ellende in het laatste jaar. Vrijdag onder het avondeten zag ik hem al wat tot rust komen, maar niet helemaal. Na het eten moest ik mee naar de woonkamer. Niet naar buiten. Daar heeft hij gevraagd, op zijn knieën, of ik met hem wilde trouwen. Ik schrok me rot. Ik zei, je overvalt me, ik wil er een nachtje over slapen. Ik had gedacht dat we heel langzaam, zoals tot nu toe, verder zouden gaan. Luister, zei hij, dit moet voor jou toch ook een marteling zijn, hoe goed we het ook bedoelen? Toen we twaalf waren heb je me hier op de hooizolder verleid. Toen deden we in één middag waar we nu na maanden nog niet aan toegekomen zijn. Ja, daar zitten jullie van te kijken, hè?’
<Anya> ‘Verleid? Met twaalf jaar? Snap ik dat goed?’
<Dirk> ‘Ja, Anya. Ze vroeg me mee naar de hooizolder, om een poesje te bekijken. Tja, dat liep daar niet, dat zat onder haar rok. Ik mocht het zien en het strelen. Toen wilde ze kijken wat ík op die plek had. En bevoelen. En er haar poesje mee strelen. En proberen of ik erin paste. Enzovoort. We waren helemaal wakker, maar we deden wat ze met elkaar slapen noemen.’
<Anya> ‘O. Erg vroeg. Was dat toen je eerste keer, papa?’
<Dirk> ‘. . . Ja.’
<Anya> ‘Wist mama dat toen?’
<Dirk> ‘. . . Ja. Daarom deed ze het heel lief. Ze was zó verleidelijk.’
<Anya> ‘Was het ook jouw eerste keer, mama?’
<Dirkje, langzaam> ‘Ik zag het er aankomen dat je dat het ging vragen. Je bent zo open en eerlijk. Ik heb laatst over Dirks eerste keer gezegd, ik weet het, ik was in de buurt, of erbij. Neutraal. Meer kon ik niet zeggen. Hij wel, na heel even. Jullie mochten het van hem weten. Nou ja, ik heb hem er in geluisd, stapje voor stapje. Dat was zijn eigen schuld. Wel kijken, niets doen, dat leuke joch. Ja, lachen maar. Je merkt het, hij heeft me vergeven. Dat moest hij wel, hij heeft geen seconde tegengesputterd. Ik heb over mijn eerste keer gezegd, hij was in de buurt, of erbij. Neutraal. Hoor je het verschil, ik zei niet, hij weet het. Alleen, hij was in de buurt, of erbij. Over trucs gesproken. Hij weet het niet, hij heeft er nooit naar gevraagd. Wil je vertellen, waarom niet, Dirk?’
<Dirk> ‘Je praat niet over je ervaringen, uitgezonderd hartsvriendinnen met elkaar. Hoogste privacy, als je wilt. Ik heb één keer een stomme jongen meegemaakt, die vertelde bij het dorpshuis te veel. Je zegt hooguit, die is aardig, of, die vond ik niet zo aardig. Dat is duidelijk genoeg voor een goed verstaander. Hij is in elkaar geramd. Daarna had hij het door. Daarom kan ik er niet naar vragen. Of je het wel of niet vertelt, ik respecteer dat.’
<Dirkje> ‘Ik heb je het drie keer gevraagd. Vóór Anton, vóór ons trouwen, en na ons trouwen. Iedere keer zei je, of je het wel of niet vertelt, ik respecteer dat. De laatste keer zei je ook nog, alles wat ik erover zou zeggen tast jouw privacy aan. Dat doe ik niet, ik denk er niet aan. Ik heb dat soort zaken altijd genomen zoals het komt, dat zit aan het systeem van ervaring opdoen gekoppeld. Had ik er maar niet aan moeten beginnen, ik wist het van tevoren. Ik heb het dus nooit verteld. Ik weet niet precies waarom, zoiets als, het is mijn geheimpje, en hij zegt dat hij het niet hoeft te weten. Anton was anders. Hij accepteerde ook het zogenaamde systeem. Maar hij vond dat getrouwden eerlijk tegen elkaar moesten zijn. Dat ging vóór alles. Hij zou wél alles accepteren. Een verschil van opvatting. Dat mag. Ik heb het hem verteld. Prima, zei hij, aardige jongen. Je weet, wie míjn eerste was. Ja, die liep nog steeds achter hem aan. Ik heb vóór ons trouwen Dirk gezegd, dat Anton het wist, en waarom. Ook een opvatting, zei hij, maar dat was tussen jullie tweeën. Ik blijf bij de mijne. Nu wil ik terugkomen op Anya’s vraag. Ik wil het vertellen, ik wil ook eerlijk zijn. Maar ik weet nog niet of ik het gelijk aan allemaal zal vertellen, of eerst alleen aan Dirk. Daarom wil ik mijn verhaal afmaken. Dan beslis ik. Ik had dus gedacht dat we langzaam verder zouden gaan. Nee, zei hij, ik wil eerst zekerheid. Ik wil weten of je met me wilt trouwen. Het bedgebeuren zal geen probleem zijn, het ging vroeger fijn, we hebben allebei bijgeleerd, het gaat nu weer fijn. We werken goed samen, het bedrijf loopt goed. Het gaat zó fijn met de kinderen, ik mis ze vreselijk, nu al. Maar als jij me niet voor altijd wilt, scheid ik er na jouw nachtje nadenken mee uit. Ik vind het vreselijk, alle mogelijke gevolgen, ik zou wel goed voor je zorgen. Maar ik kan er niet langer tegen. Ik zei, dat hij me overdonderd had, we zouden het toch langzaam aan doen. Maar ik wilde, het was nog vroeg op de avond, niet in de woonkamer blijven piekeren. Ik vroeg, of ik in zijn armen na mocht denken, bloot. Hij mocht me voorzichtig strelen, dat zou me rust geven. We knuffelden en streelden, praatten weinig. Toen ik zei, het is nu mijn bedtijd, vroeg hij, of ik de hele nacht in zijn armen wilde blijven liggen, en morgen uitslapen. Dat zag ik wel zitten, dat hebben we gedaan. Met jullie thuis hadden we niet kunnen uitslapen. Het was fijn. Zaterdagmorgen zei ik, eerst ontbijten. Daarna wilde ik weer bloot in zijn armen. We knuffelden en streelden even, praatten niet. Toen heb ik hem verteld, dat ik over het bedgebeuren, de boerderij en de kinderen nagedacht had, en het niet alleen wel zag zítten, maar met alle liefde ook wilde. Eerst huilen, toen kussen, hij werd nogal woest, ik moest zijn enthousiasme een beetje afremmen. Goed, zei hij, ik ben er ook zó blij mee, laten we weer knuffelen en strelen. Na een tijdje vroeg hij, of we alsjeblieft . . . alles konden doen, gelijk, niet meer wachten. Ik zei, ik dacht dat je eerst wilde trouwen! Nee, zei hij, ik wilde alleen wéten of je met me wilde trouwen, het was míjn beurt om je erin te luizen. Hij wist dat ik me af zou vragen of ik het uit zou houden tot het trouwen, zonder verder te gaan. Ik heb een tijd na liggen denken. Toen gezegd, dat als hij het verantwoord vond, dan ik ook. Ik was dat langzame gedoe ook zat aan het worden, alleen durfde ik niet voor te stellen om sneller te gaan. Tja, het was heerlijk, veel fijner dan vroeger. We praatten daarna over de toekomt. Zei hij ook nog, jammer dat we de kinderen hier niet bij konden laten zijn, ze zijn nog te jong. Nou, já! Toen we honger kregen hebben we wat gegeten. Ik had het amper op toen hij me oppakte en naar de slaapkamer droeg. Hij wilde een herhaling, hij geloofde niet dat het fijner was dan vroeger. Ik heb hem kunnen overtuigen van wel. Toen heb ik hem gezegd dat het voor die dag wel mooi geweest was, nu alleen praten en knuffelen. We werden de volgende dag vroeg wakker. Goedemorgen, zei hij, ken ik jou? Oh, ja, dat heerlijke wijfie van gisteren, dat zo lekker met me gevreeën heeft. Ik zei, ja, daar staat me nog iets van bij, heb je zin in ontbijt? Ja, maar zo te horen moet ik eerst je geheugen opfrissen. Dat zal ik zo vaak doen als nodig. Nou, dat heb ik onthouden. Als ik overdag, of ‘s avonds voor bedtijd, eh met hem naar bed wil vraag ik, wanneer hebben we voor het laatst gevreeën? Dan draagt hij me gelijk naar bed, enzovoorts. In bed hoef ik nooit iets te vragen, als hij kan doen we het. Ik heb dat weekend pas ‘s maandags afgewassen, zittend op een krukje. Want we deden het nog twee keer, vóór het avondeten. Daarna nog twee keer. Zo zijn we begonnen.’
<Anya, zachtjes> ‘Het was een prachtig verhaal.’
<Dirkje> ‘Nu over wie míjn eerste was. Ik ben er nog niet uit. Toen Dirk me vroeg, nam ik een nachtje slapen om na te denken. Doe ik nu ook. Ik wil geen commentaar. Morgenavond, zelfde plaats, zelfde tijd, maar misschien vertel ik het Dirk eerder. Ik weet nog steeds niet eerst alleen aan hem of niet.’
 <Dirk> ‘Nu is het bedtijd, naar boven, jullie vallen toch niet snel in slaap.’
<Anya> ‘Volgens mij kunnen jullie nog veel meer vertellen. Een andere keer graag.’

Ik schreef een briefje naar mijn ouders, ik had nog niets van me laten horen. Daarna kroop ik in Anya’s bed in haar armen.
<Anya> ‘Dat was een mooi verhaal, hè, van Dirk en Dirkje?’
<Steven> ‘Ja, ik ben benieuwd hoe het afloopt. Weet je dat wij geluk hebben? Helemaal geen problemen. Bij Diny zit het, geloof ik, nog niet helemaal lekker.’
<Anya> ‘Ze is uit haar doen, maar ze wil niets zeggen. We moeten maar afwachten. En wij hebben geen problemen, omdat we alles van elkaar begrijpen en overal over praten.’
<Steven> ‘Je bent geeneens zo lang bij Sandra geweest, maar ik miste je toch al.’
<Anya> ‘Ik jou ook. Binnenkort wordt het nog erger, dan ga je weer weg, voor ik weet niet hoelang. Maar daar wil ik niet aan denken. Ik wil je vertellen over Sandra. Ik heb haar verteld over onze verkering, want ze vroeg wat me mankeerde, ik zag er anders uit dan anders. Niet alleen mijn ingestopte bloesje, daar moest ze zó om lachen. Toen ik haar vertelde dat dat door jou kwam, omdat je me mooi en lief vond, werd ze treurig. Ik heb haar uitgehoord, het ging heel moeizaam. Ze heeft inderdaad een paar heel slechte ervaringen met jongens achter de rug, toen het wat verder ging dan kussen. Daarna durfde ze niets meer. Ze gelooft niet dat er lieve jongens zijn die heel voorzichtig met meisjes omgaan. En dat het zo fijn is, en lekker. Toen schoot me wat te binnen. Ik heb haar aangeraden het eens met Jasper te proberen. Die is lief. En ik wist dat hij haar knap vond, maar geen vriendin van zijn zus wilde afpakken. Nou, daar keek ze van op. Ze zou er een nachtje over slapen. Ik hoop zo, dat ze morgen komt. Ook voor Jasper, hij zei het niet rechtstreeks, maar volgens mij is hij nu nogal serieus op zoek naar een meisje. Tot nu toe heeft hij zich best vermaakt, maar ik kan me voorstellen, dat als hij ons ziet, hij ook meer wil. Ik dacht vanmorgen, één keer, om haar van haar angst af te helpen. Maar ze zouden best eens goed bij elkaar kunnen passen.’
<Steven> ‘Ze komt morgen vast. Jij hebt natuurlijk veel meer aan haar verteld dan je zegt. Hoe fijn en lekker het is. Je weet precies hoe je iemand om moet praten. Niet protesteren, ik kan er getuigen bijhalen. Een dierenarts, een dokter, een commissaris.’
<Anya> ‘Ja, maar ik doe het niet expres. Ik wil haar alleen helpen.’
<Steven> ‘Ja, daarmee maak je iedereen in je buurt gelukkig. Ik moet mijn vader nog uitvoerig bedanken, dat hij dit logeren voor me bedacht heeft. Je hebt mij ook geholpen, van een saai leven in een heel fijn met jou. Haal eens diep adem, ik ga je lang kussen. . . .’
Ze kuste net zo lang terug.
<Anya> ‘Alles gaat zo snel, ik had Sandra meer over Jasper moeten vertellen, hoe hij zo’n beetje is. We zijn samen, met Diny, opgegroeid. Volgens Dirkje hebben we van jongst af aan, als het warm was, hier bloot rondgelopen. We piesten waar we stonden. Alleen niet binnen, en niet bij het zitje. Er kwam toch bijna niemand. We speelden soms brandweertje, moest Jasper blussen. Kan je het voorstellen, zaten Diny en ik ergens te spelen, met een poppenhuis of zo, riepen we brand, kwam hij aanrennen in z’n blote kont, ta ti, ta ta en psssst. Wel net naast het poppenhuis, hoor. Totdat Diny niet meer bloot rond mocht lopen, ze werd te groot, je snapt het wel. Toen wilden wij het niet meer, zíj niet, dan wíj ook niet. Zo lang ik me kan herinneren heb ik daarna bijna iedere week nog wel een keer die van Jasper gezien. Op het toilet doet hij nooit de deur dicht. In het weiland moet je niet denken dat, als hij moet piesen, hij hem stiekem achter een boom tevoorschijn haalt. Waar die staat laat hij zijn broek of broeken op de grond zakken en piest met een grote boog. En dan trok hij alles weer aan en zei tegen me, zo, doe dat maar eens na, juffrouw. Ik heb nooit wat ze noemen penisnijd gehad, ik zag ook het nut van ver piesen niet. Jasper keek ook wel eens naar mij. Want, als ik moest, kon het me ook niet schelen waar ik stond of wie er keek. Ik tilde mijn rokje op, liet mijn broekje zakken, als ik er een aanhad, hurkte en liet het eruit lopen. Interessant, juffrouw, heel interessant, zei Jasper dan altijd. Dat vond ik fijn, hij vond dus niet alleen zijn eigen spul mooi, maar ook het mijne. Toen ik groot werd deed ik het niet meer. Ging hem niets meer aan, vond ik. Stom, hè. Hij bleef het doen. Hij zei, je hoeft niets te laten zien hoor, als je dat niet leuk vindt, ik weet dat bijna alle meisjes op een gegeven moment een beetje preuts worden, had ik bij jou ook wel gemerkt. Jij mag rustig naar me kijken, preuts of niet. Je blijft mijn lieve kleine zusje, al ben je net zo oud als ik. Diny kan het niet schelen wie haar ziet. Ze zegt, als er iemand naar je kijkt gebeurt er toch niets mee? Diny en Jasper lopen nog veel bloot, boven, en bij het zwemmen. Ik durf het pas weer sinds vorig jaar, alleen bij het zwemmen, als iedereen bloot is. Ik weet niet wanneer we weer gaan zwemmen, en wat ik dan moet doen.’
<Steven> ‘Wat bedoel je?’
<Anya> ‘Ik kan toch niet wéér aangekleed op de kant gaan zitten. Jij gaat vast bloot zonnen. En lekker naar Diny kijken. Ik moet er maar eens serieus over na gaan denken.’
<Steven> ‘Doe dat. Je zegt maar hoe je het hebben wilt, wat je het prettigste vindt. Als je wilt ga ik aangekleed naast je zitten, met mijn rug naar Diny. Ik kijk liever naar jou, aangekleed, dan naar haar in haar blootje. Ik heb de vorige keer genoeg gestudeerd.’
<Anya> ‘Ja, ja. Nou, ik zie nog wel. Waar had ik het over? Oh ja, ik hoop dat het wat wordt met Jasper en Sandra.’
Ze was even stil, en ik zei ook maar even niets, ik begon slaap te krijgen. We vielen in elkaars armen niet als twee blokken, maar als één blok in slaap.

Dag 11

Na het opruimen van de stal wilden Jasper en ik naar Jaspers kamer gaan, om het nog eens over autootjes te hebben, maar Anya dirigeerde ons naar de bank voor de keuken. Ze zei, dat ze bezoek verwachte, al was ze daar niet honderd procent zeker van. Ik wist eigenlijk wel wie, maar ik zei niets. Na een tijdje kwam Sandra langzaam aanfietsen. Ze zette haar fiets neer en kwam langzaam naar ons toelopen, met een kop als een boei. Ze keek, hulpvragend, naar Anya. Die sprong op en omhelsde haar.
<Anya> ‘Ach liefje, heb je het zo moeilijk? Steven, wacht hier op me, alsjeblieft. Jasper, meekomen.’
Ik bleef rustig zitten en keek ze na, toen ze met z’n drieën richting hooizolder verdwenen. Na een paar minuten kwam Anya er weer aan en ging naast me zitten.
<Anya> ‘Ik heb ze op de deken neergezet en gezegd, Jasper, heel lief zijn. Ze kunnen het zelf wel verder af. Fijn, hè, dat ze durfde komen?’
<Steven> ‘Ja, maar zo’n wonder vind ik het niet. Zoals jij reclame kan maken!’
<Anya> ‘Oh, wat erg, ik kan geeneens zeggen dat je ongelijk hebt.’
<Steven, fluisterend> ‘Ga je mee naar boven? Ze nadoen, tegelijk?’
<Anya> ‘Ik wil liever hier blijven, voor het geval dát, al weet ik bijna zeker dat het goed gaat. Laten we maar in gedachten meegenieten met wat ze doen. Je komt niets tekort.’
Ik zei maar niets meer.

We moesten lang wachten. We vonden het niet erg, het was vast een goed teken. Diny kwam er ook bijzitten. We vertelden wat er aan de hand was.
<Diny> ‘Wat lief van je, Anya. Het zou zéker erg geweest zijn als ze nooit meer een jongen wilde. Ik moet er niet aan denken om het zonder te doen. Nou ja, een tijdje wel. Maar dan wil ik weer eens praten en knuffelen. En kussen. En strelen. En zo.’
<Anya> ‘Ja, ja, Diny, als je er een keer mee begonnen bent, hè?’
<Steven> ‘Dames, dames! Oh, daar komen ze. Ziet er goed uit. Even schijnheilig achteloos rondkijken.’
Ze kwamen hand in hand aanlopen. Sandra kuste ons allemaal.
<Sandra> ‘Ik ben hartstikke blij. Jasper vertelt er wel wat over. Ik ga naar huis. Ik moet hier eerst rustig van bijkomen. Anya, bedankt. We hebben het er nog wel over. Tot ziens.’
<Jasper> ‘Ja, Anya, bedankt. Tot gauw, hè, Sandra?’
Ze knikte, liep naar haar fiets, stapte erop en fietste weg.
<Jasper> ‘Wat een meid. Ze was eerst erg verlegen. We zaten naast elkaar. Ze begon, na even, aarzelend te praten. Ze vertelde, dat ze een paar keer woest behandeld was, en daardoor nu bang voor jongens. Ik had medelijden met haar, heb haar in m’n armen genomen. Ze schrok eerst, maar langzaamaan kalmeerde ze. Ze was door Anya overgehaald, Diny, om het eens met mij te proberen. Mij kende ze, ze komt hier wel vaker. Toen vroeg ze, zachtjes, of ik haar kon helpen. Ik heb haar verteld, dat ik de vriendin van mijn zus niet af wilde pakken. Daarom was ik nooit wat met haar begonnen. En dat ze knap genoeg was voor alle jongens in dorp. En dat ik haar heel graag wilde helpen. Dat viel goed. Ik ben haar uitgebreid, wel heel zachtjes, gaan kussen, tot ze ademloos was. Toen hebben we weer gepraat. Heel voorzichtig, om de beurt. Jullie doen het rustig aan, dat willen wij ook proberen. Jullie weten dat Diny en ik seintjes afgesproken hebben. Heb ik met haar ook gedaan, leek me wel handig. Ergens zachtjes in knijpen en méér, alsjeblieft, zeggen, betekend, dat zij of ik een stapje verder mag. Toen bedacht ik wat, om het haar duidelijk te maken, ze was nog zo zenuwachtig. Ik vroeg of ik mocht oefenen. Dat mocht, na even nadenken. Ik streelde zachtjes over haar bloesje. Ze zei, gelukkig niet te snel, nee, nog niet. Ik stopte direct. Moest ze weer een tijd janken. Omdat ik gelijk stopte, toen ze het vroeg. En omdat ik zo voorzichtig deed. Die rotjongens had ze moeten krabben en bijten om ze te laten stoppen, zei ze. Toen vroeg ik, of zíj wilde oefenen. Nou, schoot ze in de lach. Ik merkte dat ze al aardig opgelucht was. Maar ze wilde niet gelijk iets oefenen. Ze wilde knuffelen en kussen, ik moest maar wachten tot ik geknepen werd. Ik heb haar ook niet om méér gevraagd, we moeten eerst aan elkaar wennen, en zo. Na een tijdje werd ze wel een beetje woest, wow. Ze wilde, zei ze, wat inhalen. Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om haar, over haar bloes, stevig beet te pakken. Tjonge, heerlijke grote. Daar kalmeerde ze van. Ze liet het even toe vóór ze me stopte. Nou, dat inhalen hoefde niet op één dag. Ik heb gevraagd of ze veel vaker met haar vriendje kwam spelen. Ze wilde graag. Ook graag mijn vriendinnetje zijn. Ze is leuk, en lief, en lekker. En wat woest, maar dat zakt wel. Wij hoeven geen haast te hebben.’
<Anya> ‘Ze is, zo te horen, helemaal over haar angst heen. Hartelijk bedankt, Jasper. En wat leuk voor je. Een vriendinnetje. Ik hoop voor jullie dat het gauw méér wordt.’
<Diny> ‘Vast wel. Zag je hoe ze naar Jasper keek? Zo smachtend.’
<Jasper> ‘Smachtend, wat een taal. Maar nog een keer bedankt, Anya. Zo’n snelle service had ik niet verwacht. Ik had haar nooit zo goed kunnen bekijken, maar van dichtbij, oef. Heerlijke, vlotte meid.’
<Steven> ‘Wie komt daar?’
<Anya> ‘Wanda. Ook een vriendin van me. Maar ze komt nu de melkmonsters halen, dat is haar bijverdienste in de vakantie.’
<Steven> ‘Monsters?’
<Jasper> ‘Ze heeft altijd zo’n haast, stukloon zegt ze, geen uurloon. Ik houd haar wel even tegen. Wanda, kom eens.’
<Wanda> ‘Jaspertje, wat is er?’
<Jasper> ‘Dit is Steven, hij logeert bij ons. Hij zou een beetje mee komen helpen, maar hij heeft Anya het meeste ge . . . holpen. Ze hebben nu verkering.’
<Wanda> ‘Dat kon slechter, Anya. Net zo oud als jij?’
<Anya> ‘Natuurlijk niet, net zo jóng. En helpen dat die doet!’
<Jasper> ‘Zou jij Steven uit kunnen leggen, wat je komt doen?’
<Wanda> ‘Oh, ja, maar kan dat later? Hoe lang blijf je nog, Steven?’
<Anya> ‘Lekker nog een dag of vijf, en ‘s nachts.’
<Wanda> ‘Als je je maar vermaakt, als je weet wat ik bedoel. Tja, druk, druk, druk. Als ik straks terugkom? Jullie monsters zijn de laatste, dan alleen alles nog wegbrengen. O.K.?’

Ze kwam inderdaad na een half uurtje terug. Ze joeg Anya naar de zijkant van de bank en ging tussen Jasper en mij in zitten. Diny was naar binnen gegaan.
<Wanda> ‘Zo, lekker tussen twee jongens in. Dat gebeurt me ook niet iedere dag. Eerst de uitleg over de melkmonsters.’
Ze vertelde, wij luisterden. Anya en Jasper wisten alles natuurlijk al, over de controle op onder andere TBC, ik vond het interessant.
<Wanda> ‘Dat was het. Jasper, stouterd, je hebt niet zo goed opgelet. Geeft niet hoor, je wist het al. Wat je niet weet, is dat ik een beetje gek op je ben. Al een tijdje. Ik zie je meestal als ik hier kom, maar je bent dan altijd bezig. Nu je er zo rustig bij zit kan ik mijn mond niet houden. Ik heb nogal wat over je gehoord, voor het dorpshuis. Maar daar kijk je niet naar me. Je bent ook nog nooit bij me langs geweest. Ik wil niet langer wachten. Wat is de laatste stand bij jou? Heb je nu verkering of zoiets?’
<Jasper> ‘Omdat jij zo eerlijk bent ben ik het ook. Er kwam hier nóg een meisje, af en toe. Je kent haar, Sandra. Daar heb ik net vanmorgen voor het eerst serieus mee gepraat, en ik zie er wel wat in. Wanda, ik vind het natuurlijk fijn, dat je een beetje gek op me bent, maar zo staan de zaken.’
<Wanda> ‘Oh, jammer. Ja, Sandra, die ken ik natuurlijk. Wat een pech. Voor mij. Maar ik zie ook wel wat in jou, kom je toch eens bij me langs?’
<Jasper> ‘Zal ik doen, Wanda.’
<Anya> ‘Wacht even, Wanda. Jasper, wat zei je gisterenmiddag tegen me?
<Jasper> ‘Eh, Wanda, we doen het fout. Ik heb nu een pauze nodig, maar kan ik straks bij je langs komen? Ik hoor in ieder geval met je te praten.’
<Wanda> ‘Alleen praten? Dat is te weinig. Je hoeft met mij niet alles te doen wat je normaal uitspookt, daar weet ik genoeg van, je doet volgens alle verhalen lief met meisjes, nooit vervelend. Maar ik wil wel dat we ook kussen. Wil jij vast ook wel. Tot straks, Jasper. De rest, tot ziens.’
<Anya> ‘Zo heb je niets, zo heb je er één aan de haak en één in de wachtstand. Iets te klagen, Jasper?’
<Jasper> ‘Onvoorstelbaar. Nee, niets te klagen. Ging ik ook de fout in, tja, twee op één dag! Weet je, ze staan allebei wel op m’n lijstje, maar ik was niet aan ze toegekomen. Het gaat niet zo snel. Als ik merk dat het niets wordt wacht ik toch meestal tot het meisje mij bedankt. Als ík het doe blijven ze zo treurig achter, dat vind ik niet fijn voor ze. Maar ik ga even wat werken, ik moet wat energie kwijt. Daarna naar Wanda.’
<Anya> ‘Steven, twee keer achter elkaar kon je zien hoe het hier hoort te werken met ervaringen. Als je wat wilt vraag je het. Alles heel vriendelijk en netjes. Mooi hè?’
<Steven> ‘Hartstikke mooi. Ik vroeg me al af hoe het moest, nu weet ik het. Fijn. Maar eh, jullie beginnen hier wel vroeg met ervaring opdoen, en zo.’
<Anya> ‘Nogal logisch, omdat je hier van jongst af aan bijna dagelijks beesten op elkaar ziet zitten. En je wordt vroeg goed voorgelicht. Met veertien langzaam aan beginnen is normaal. Met twaalf, zoals Dirk en Dirkje, is nogal vroeg. En op die leeftijd in één middag alles, zoals Dirkje zei, nou, dat zal niet veel gebeuren. Wij hebben eh geen haast, hé?’
<Steven> ‘Maak je er maar niet druk om, liefje, alles op z’n tijd. Het gaat toch fijn met ons, kussen en knuffelen en met elkaar slapen?’
<Anya> ‘Ondeugd. Ga maar mee naar binnen, kijken of er wat te eten en drinken valt, om af te koelen.’
<Steven> ‘Heel verstandig, dat is genoeg voor vanmiddag.’

‘s Avonds gingen we weer in de woonkamer zitten. Dirk zette de TV aan, waarschijnlijk om te wachten tot Dirkje met haar bekentenis zou komen. Ze had niet zo lang nodig.
<Dirkje> ‘Dirk?’
Dirk vloog op om de TV uit te zetten.
<Dirk> ‘Wilde je wat vragen?’
<Dirkje> ‘Pestkop. Ik heb gisteren al veel verteld voor mijn doen, maar ik vind het nog wat raar, om zo open te praten over wie mijn eerste was . . .’
<Steven> ‘Dirkje, mag ik even?’
<Dirkje> ‘Nou, alleen omdat ik weet, dat je me niet zou onderbreken voor onzin.’
<Steven> ‘Nee, geen onzin, maar hulp. Ik vind het niet fijn, dat je zo’n moeite hebt om het te vertellen. Als je het wilt, kan ik het je erg makkelijk maken.’
<Dirk> ‘Je bent erg slim, Steven, maar het lijkt me sterk.’
<Anya> ‘Waarom krijg je zo’n rode kop, Steven?’
<Steven> ‘Omdat nu ík bijna in m’n broek pies van het lachen. Ik heb de hele dag al moeten wachten. Gelukkig was er wat afleiding.’
<Anya> ‘Dirkje, laat Steven helpen!’
<Dirkje> ‘Wat je hier al niet meemaakt. Weet je het zeker, Steven?’
<Steven> ‘Ja, Dirkje. Je hoeft maar één antwoord op één vraag te geven. Je zal een rode kop krijgen, maar die had je anders ook gekregen. Ik wéét het namelijk al, bij toeval en combineren. Na jouw antwoord weet Anya het in ongeveer drie seconden, de rest iets later. Je kunt daarna héél makkelijk praten.’
<Dirkje> ‘Je neemt een risico, Steven, ik zal het niet leuk vinden als het vervelend wordt. Dan ga ik net zo lief zelf door.’
Ze keek iedereen even aan. Dirk en Anya knikten, Diny en Jasper zaten verbaasd te kijken.
<Dirkje> ‘Steven?’
<Steven> ‘De logeerkamer is boven jullie slaapkamer. Wat was die dreun, een kwartier nadat jullie naar bed zijn gegaan?’
Dirkje liep rood aan, keek ontzet naar me.
<Dirkje> ‘We zijn door het bed gezakt.’
{Een, twee, drie, vi}
<Anya, gillend> ‘Dirkje, je hebt het Dirk verteld, en híj was je eerste, en toen zijn jullie van plezier zó te keer gegaan, dat . . .’
Ze begon, toen Dirkje knikte, net zo te lachen als bij de truc van de commissaris. Dirk zat al te grijnzen, en de lol van de rest kwam niet veel later. Toch was Anya het eerste in staat om te praten.
<Anya> ‘Steven, hoe wist je dat het het bed was?’
<Steven> ‘Toeval, ik ben thuis zelf een keer door mijn bed gezakt. Ik herkende het geluid, en er kwam ook nog wat heen en weer geloop beneden achteraan. Ik heb gisterenavond op Dirkje gelet. Ze had ook verteld dat ze graag, hum, bloot, in Dirks armen nadacht. Nou, er zat een kwartier tussen het naar bed gaan en de dreun. Vanmorgen was ze vrolijk. Conclusie, die hebben wat gevierd. Wat? Kan alleen maar zijn dat ze het verteld heeft, en dat híj het was. Ze werd vanavond minder vrolijk onder het eten. Conclusie, ze vindt het nog steeds moeilijk om het de rest te vertellen. Toen begon ze zo traag. Ik dacht, begin toch te vertellen dat je door je bed gezakt bent, veel makkelijker. Niet? Dan moet ik ingrijpen, maar met een truc, ik mag het niet zomaar vertellen. We moeten wéér de commissaris bedanken.’
<Dirkje> ‘Dank je wel, Steven, ik zal het nooit vergeten. Het was zo veel makkelijker. En leuker.’
<Anya> ‘Ik had het voordeel, dat ik wist dat het een oud, goedkoop bed was. Dirk, nu koop je een nieuwe hoor, niet voor de zesendertigste keer repareren. Je hoeft niet zo zuinig te doen. Zoek wat moois uit. Wel één waar je meer in, of op, kan doen dan alleen maar slapen. Heel stevig.’
<Dirk> ‘Ja hoor, liefje. Dank je wel, Steven.’
<Dirkje> ‘Het was gisteravond niet alleen plezier, ook opluchting, dat ik het Dirk kon vertellen.’
Anya kuste eerst Dirkje.
<Anya> ‘Fijn, mama. Om zulke mooie dingen van jullie te horen.’
Daarna ging ze bij Dirk op schoot zitten.
<Anya> ‘Zeker fijn, hè, na zo’n lange tijd. We wisten hoe je erover dacht. Als je het niet te moeilijk vindt, kun je dan wat zeggen?’
<Dirk> ‘Ik had niet verwacht dat er iemand zo brutaal zou zijn om me dat te vragen. Ik blijf bij mijn opvatting, Dirkje had het niet hoeven vertellen. Maar ik vind het wel heel fijn dat ze het gedaan heeft. En een heel grote eer, dat ze er nu nog steeds blij mee is. Ik ook, ik weet alles nog precies.’
We waren allemaal nog even stil.

<Dirkje> ‘Ik wil nog wat vertellen. Na het overlijden van Anton was ik eerst verdoofd. Na amper vier jaar. Na een paar dagen dacht ik, ik moet blijven leven, voor die twee meisjes, ze verdienen het beste. Toen werd ik wanhopig. Ik zou de boerderij moeten verkopen, die kon ik niet alléén aan, en ik wilde er niet met een vreemde wonen. Dan moest ik met de meisjes in een huisje. Financieel geen probleem na de verkoop, maar Diny was zo gewend bloot rond te lopen, er was zo veel ruimte. Ondertussen had ik wel veel hulp van de kraamzorg. Na twee maanden kwam ik op het consultatiebureau, voor injecties voor de kinderen. Alles was goed met ze, maar ik werd toch doorverwezen naar het spreekuur van de dokter. De volgende morgen er naar toe. Dirk en Jasper waren er ook. We hebben elkaar gecondoleerd. De dokter kwam iets te laat. Hij knikte naar de balie. De verpleegster zei, Dirkje en Dirk, jullie brengen de kinderen achter naar mevrouw. Jullie zijn de volgenden, opschieten, alsjeblieft. We snapten het niet, maar hebben het gedaan. Hoe gaat het, vroeg de dokter. Dirk zei, ik heb nog geen geschikte oppas voor Jasper kunnen vinden, voor overdag. Verder red ik het nét. Ik zei, ik weet het niet, ik heb tijdelijk hulp, maar ik zal de boerderij moeten verkopen, maar ik kan niet in een huisje zitten. Nou, zei de dokter, jullie zijn knap stom. Jullie kennen elkaar van vroeger. Hebben jullie een hekel aan elkaar? Ruzie gehad? Nee? Nou, wat dachten jullie van een eh, combinatie, op Dirks boerderij, de grootste van de twee? Dirk een goede oppas, Dirkje onderdak op een boerderij. Jullie gaan nú naar Dirks boerderij, en jullie praten het maar eens door. De kinderen blijven even hier, ze kunnen in de tuin spelen, moeders past op. Verdwaasd gingen we naar buiten. We keken elkaar onderweg af en toe eens aan. Dirk begon. Technisch gesproken, je zou inderdaad, met je dochtertjes, bij me kunnen wonen. Ik kan voorlopig op de bank in de woonkamer, met Jasper in het kinderbedje. Jij, met Diny, in mijn bed, Anya in haar kinderbedje. Dan de zolder verbouwen, die is leeg. Kamers erop maken. Ik kan wel hulp krijgen. Zou dat gaan? Ik zei, ja, technisch wel. En wat dacht je van de boerderij draaien met z’n tweeën? Zou goed moeten gaan, jij jouw deel als normaal, ik ook, alleen hier. En de kinderen? Ze zien eruit als lieve meisjes. Jasper is ook niet lastig. Zal vast goed gaan. En wij? Ik zei, dat ging vroeger goed, dat moet lukken. Iedereen zijn normale gang, alleen ik op een andere boerderij. Het zal ons afleiden van het verdriet. Niet dat we het ooit vergeten. Maar ik wil er een nachtje over slapen. Ik belde hem de volgende morgen vroeg op, ik wil het doen, als het niet gaat, kan ik altijd nog naar een huisje. O.K., zei Dirk, ik ga je verhuizing regelen. Hij ging naar de verhuizer en legde alles uit, nou ja, niet veel voor nodig, het hele dorp kent elkaar. Zegt de verhuizer, morgenochtend, goed? Alles wordt ingepakt. Tja, waarom ook niet. Dirk belde me. Prima. De volgende dag verhuisd, twee wagens, acht man, heel snel. Dirk naar de timmerman, uitgelegd. Die ging gelijk mee, even op die zolder kijken. Wat wil je? Nou, zegt Dirk, één kamer voor Diny nu, één voor Anya later, één voor Jasper later, één grotere kamer voor Dirkje en Anya, en een badkamer. Dat kan, ruimte zat, zei de timmerman, ik kom morgen terug, maar je moet de metselaar halen. Ik wil een gat voor een buitentrap, want binnendoor, via die wenteltrap, met al het bouwmateriaal, is waardeloos, Later maken we dat gat wel weer dicht. Dirk naar de metselaar. Alles uitgelegd. Ik kom morgen. De timmerman kwam met vijf man en een vrachtwagen hout. De metselaar kwam met drie man. Die maakten in één dag een keurig gat in de muur. De volgende dag een noodtrap en een bouwlift ervoor. Ondertussen maakten de timmerlui de zolder schoon, en stapelden mijn spullen in een hoek. Later is alles op z’n plek terechtgekomen. Na paar dagen komt de timmerman, ik heb een elektricien nodig. Hetzelfde verhaal. Komt met drie man en een bestelwagen materiaal. De volgende dag, ik heb een loodgieter nodig. Kwam met ook drie man en een bestelwagen materiaal. Alles was in recordtijd klaar. Komt de rekening van de verhuizer, staan er alleen verhuisdozen op, geen uurloon. Dirk er naar toe. Niets uurloon, dat is voor rekening van het dorp. Iedereen is blij dat jullie elkaar helpen, en wij helpen jullie. Idem bij de timmerman, alleen materiaal, geen uurloon. Idem bij de metselaar en de elektricien. Zo’n dorp is dat hier.’
We waren er stil van.

<Anya> ‘Steven, ik moet even meer rust hebben, ik slaap te weinig.’
<Steven> ‘Je weet zelf het beste wat je nodig hebt. Welterusten.’

Dag 12

Onder het ontbijten tikte Dirk weer eens even met de achterkant van zijn mes op tafel.
<Dirk> ‘Officiële vraag. Jasper, je bent onrustig. Problemen?’
<Jasper, langzaam> ‘Ik heb gisteren met Sandra en Wanda . . . gepraat. Lieve, lekkere meiden. Maar Sandra heeft iets speciaals. Ik kan haar niet uit mijn gedachten zetten. Mag ik haar bellen? Ik wil naar haar toe.’
<Dirk> ‘Het lijkt hier wel een scharrelboerderij. Natuurlijk mag je bellen. Succes. Nog meer te doen in het kippenhok?’
<Diny> ‘Bob komt straks weer.’
<Dirk> ‘Ook succes gewenst. Ook niet zo’n makkelijke zaak, hè?’
<Diny> ‘Nee, papa.’
<Dirk> ‘Oh. Anya en Steven, nog wat van plan?’
<Anya> ‘Ja, wat praten. Ga je met Bob naar je kamer, Diny?’
<Diny> ‘Ja, ik wil hem in mijn eigen omgeving hebben. Op de hooizolder zou hij te veel aan mijn rondleiding denken. En die wil hij toch niet. Maar ik blijf proberen.’
<Anya> ‘Tja, sterkte. Dan reserveren wij de hooizolder, bij jullie uit de buurt. We gaan na het melken enzovoort eens rustig praten. Lekker lui er bij liggen.’

We gingen, zodra we niets meer te doen hadden, op de hooizolder op de deken liggen. Anya op haar rug, ik op mijn zijkant naast haar.
<Steven> ‘Waar wilde je rustig over praten? Over iets bijzonders?’
<Anya> ‘Bijzonder is niet het goede woord. Steven, ik weet niet waar jij allemaal aan denkt, maar ik denk nogal eens, hoe zal het verder met ons  gaan.’
<Steven> ‘Daar denk ik niet zo vaak aan. Ik geniet nu heel veel, en ik weet dat we bij elkaar willen blijven. Hoe het allemaal gaat lopen weet ik niet. We moeten nog jaren naar school, daarna zien we wel. Goed?’
<Anya> ‘Je bedoelt, geen onnodige zorgen maken, omdat we er toch van overtuigd zijn dat we bij elkaar willen blijven?’
<Steven> ‘Precies.’
<Anya> ‘Over de grote lijn maak ik me ook geen zorgen. Een beetje over details, op de kortere termijn.’
<Steven> ‘Zoals?’
<Anya> ‘Ik moet steeds denken aan het verhaal van Dirkje. Vooral, dat ze, toen ze twaalf was, met Dirk speelde.’
<Steven> ‘Erg vroeg.’
<Anya> ‘Wat geef je korte antwoorden.’
<Steven> ‘Je wilt het ergens over hebben, ik wil je niet van je onderwerp afhalen. Een moeilijk onderwerp, als je er op doorgaat.’
<Anya> ‘Ik vergeet niet waarover ik het wil hebben. Maar fijn dat je het aanvoelt. Eh, zou jíj het op je twaalfde gedaan hebben, als je de kans gekregen zou hebben?’
<Steven> ‘Dat weet ik niet. Het is nogal wat. Ik denk, dat het er aan gelegen zou hebben hoe het gelopen zou zijn. In Dirks plaats zou ik het waarschijnlijk gedaan hebben.’
<Anya> ‘Ja, ik heb geen moeite om Dirk te snappen. Dirkje wel. Ik wil het er nog een keer met haar over hebben. Eh, zou je het gekund hebben?’
<Steven> ‘Anya!’
<Anya> ‘Tot nu toe hebben we heel voorzichtig over dat soort dingen gepraat. Allebei. Zoals over hoe je er bij het vennetje bij stond. Het kan toch wel iets minder voorzichtig?’
<Steven> ‘Goed. Iets. Eh, ik denk, dat ik nét gekund zou hebben.’
<Anya> ‘En nu?’
<Steven> ‘Hé, je bent toch niets van plan? Ik zou nu zeker kunnen, maar het beslist niet doen.’
<Anya> ‘Waarom niet?’
<Steven> ‘Als jij nu zou willen, zou het een opwelling zijn, niet overdacht. Zo goed ken ik je wel.’
<Anya> ‘Ja, ik wil ook niet. Ik wil alleen wat praten. Ben je goed seksueel voorgelicht?’
<Steven> ‘Dat heb ik min of meer al verteld. Maar tot het zien van die posters heb ik me er niet druk over gemaakt. Ik zou het weer vergeten zijn, maar die drie mooie meiden hier, nou ja, heerlijk om naar te kijken. Het fijnste is natuurlijk, om mijn verkering vast te houden en een beetje te strelen.’
<Anya> ‘Heb je daar ‘s nachts problemen mee? Jasper soms, als hij bij een meisje eh onder haar kleding mocht strelen, zei hij een keer.’
<Steven> ‘Ik eh stel een wedervraag, omdat ik niet zo direct durf te antwoorden. Wat doet hij eraan?’
<Anya> ‘Hij heeft altijd een handdoek onder zijn hoofdkussen liggen. Meestal redt hij het daarmee.’
<Steven> ‘Dank je wel, dat je me helpt. Ja, dat doe ik ook. Anya, ik denk zelden bewust aan seks, maar eh af en toe ben ik toch een beetje opgewonden.’
<Anya> ‘Zoals bij het vennetje.’
<Steven> ‘Ja. Twee blote meiden in de buurt. Ik had van jou alleen twee keer je achterkant gezien. Diny bleef niet zo zorgvuldig onder water, ik zag haar borsten weer. En dacht toen natuurlijk aan die van jou, hoe groot die zouden zijn. Maar jij bleef zorgvuldig tot je nek in het water en uit mijn buurt. Toen ik aangekleed was en Diny helemaal kon bekijken, werd ik natuurlijk eh nog meer opgewonden. Maar dat kon je niet zien, toen was ik aangekleed.’
<Anya> ‘Wel voelen, toen je me omhelsde.’
<Steven> ‘Nu geef jíj een kort antwoord.’
<Anya> ‘Ik voel wel eens vaker dat je een beetje opgewonden bent, als we elkaar omhelzen. Maar dan trek je me al snel niet zo tegen je aan, hè?’
<Steven> ‘Nee. Erg?’
<Anya> ‘Ik vind het niet erg om het te voelen. Dat is toch natuurlijk? Je hoeft me dan niet meer wat losser te laten, hoor. Steven, ik ben ook wel eens wat opgewonden. Dan druk ik me juist tegen je aan. Je zal niet veel van mijn eh figuur voelen, maar dat zou best mogen.’
<Steven> ‘Dirkje en Diny hebben me de eerste dag ook omhelsd. Maar ik was toen zo eh overrompeld, dat ik niet weet wat ik gevoeld heb. Behalve de hartelijkheid.’
<Anya> ‘Mooi gezegd.’
<Steven> ‘Nu weet ik, dat als jij je tegen me aandrukt en ik boven wat zacht verends voel, dat het je borstjes zijn. Ik vertel je even, dat ik wacht op toestemming om meer te gaan doen. We willen niet alles, tenminste, nu niet, maar een beetje zou ik niet afslaan.’
<Anya> ‘Ik vind het heel fijn gaan. Ik begon over mijn onderwerp, juist omdat ik dat een beetje wilde. Maar ik wilde eerst wat meer weten over hoe jij er over dacht.’
<Steven> ‘Ik word een beetje opgewonden van je aankondiging. Zou je hetzelfde willen doen als wat Diny hier voor me gedaan heeft?’
<Anya> ‘Oei. Nee. Nog niet. Vind je dat erg?’
<Steven> ‘Nee. Zeker niet omdat je nog niet zei. Wat dan, liefje?’
<Anya> ‘Ga maar op je rug liggen, en omhels me als ik half over je heen kom liggen. De rest weet je wel, kussen en zo.’
{En zo? Tongzoenen?}
Ik draaide me op mijn rug, ze kwam half op me liggen en begon te kussen. We kusten een tijdje, tongzoenden ook, totdat het me inviel dat ik haar onder haar rok, over haar broekje mocht strelen. Ik ging op weg, maar kwam niet op een broekje, maar op haar blote kontje terecht.
{Dus dat was dat en zo. Lekker}
<Steven> ‘Heerlijk, schatje. Had je hier vanmorgen vroeg, bij het aankleden, al zin in?’
<Anya> ‘Ik miste je naast me, toen ik wakker werd. Ik had er toen zin in, je streelt zo lief. Nu weer. Ik heb geen broekje aangedaan, al wist ik toen nog niet zeker hoe het zou gaan lopen. Ik had beloofd het een keer te gaan doen. Ik zeg niet, dat ik nóóit meer een broekje aan zal doen. Dat lijkt me voor jou te opwindend.’
<Steven> ‘Ja, dat zou het zijn. Trek er voortaan altijd maar een aan. Je kan hem eventueel toch uitdoen met je rug naar me toe? Wat gaat het fijn zo. Ik zal maar niet vragen of ik naar je voorkant mag, voordat ik hetzelfde mag als wat bij Diny mocht.’
<Anya> ‘Nou, dat is nét geen aandringen. Het lijkt me wel een goede volgorde.’
<Steven> ‘En andersom?’
<Anya> ‘Ik heb er voorlopig genoeg aan, je af en toe tegen me aan te voelen, als we omhelzen. Dan zie ik weer voor me wat ik bij het vennetje zag.’
<Steven> ‘Prima. Het hoeft niet gelijk op te gaan, liefje.’
<Anya> ‘Stouterd, weer nét geen aandringen. Zou je het willen?’
<Steven> ‘Ergens wel, ergens niet. Diny vastpakken was al een apart gevoel, bij jou zou het nog fijner zijn. En het lijkt me heerlijk, als jij eh het niet bij kijken zou laten. Niet te lang, waarschijnlijk, anders zou ik een handdoek nodig hebben, je snapt het wel.’
<Anya> ‘Ja. Heb je er 's nachts vaak één nodig?
<Steven> ‘Thuis zelden. Hier al twee keer. Door al het opwindende.
<Anya> Gezond, hoor. Nou, ik vind het genoeg voor vandaag. Heel fijn, dat we wat eh uitgebreider gepraat hebben. Nog een tijdje kussen en strelen?’
<Steven> ‘Graag. Maar ik wil heel graag, dat je bij mij ook iets doet. Zou je, alsjeblieft, even over de voorkant van mijn broek willen strelen? Dat is het minste wat ik kan verzinnen, je mag ook méér.’
<Anya> ‘Dat zou wel wat eerlijker zijn, hè? Goed. Dat kan wel.’
Ze draaide zich iets van me af en keek naar mijn broek.
<Anya> ‘Net zo eh als bij het vennetje, nu?’
<Steven> ‘Ja, maar op weg naar het maximum, omdat je me aan wilt raken.’
Ze streelde even over mijn broek, begon toen te voelen. Zodra ze wist hoe groot hij was stopte ze en kwam weer tegen me aanliggen.
<Anya> ‘Leuk. En groter, ja. Maar gelukkig niet té. Denk ik.’
<Steven> ‘Lekker. Prettig. Dank je wel. Denk je er wel eens aan?’
<Anya> ‘Ik zeg niets meer. Kussen, alsjeblieft.’
We kusten weer een tijd, en ik streelde haar heerlijke blote kontje, voor we weer in de stal gingen helpen. Maar ik had haar eerst naar haar kamer gestuurd om een broekje aan te trekken. Dat vond ik wat rustiger voor me, terwijl ik aan die grote tepels van de koeien zat.

Vóór het eten zaten we allemaal in de tuin.
<Dirkje, bezorgd> ‘Diny, je ziet er niet zo happy uit. Heb je problemen, met Bob?’
<Diny, langzaam op gang komend> ‘Ja, nogal. Ik ben altijd zo makkelijk geweest, jullie waren wel eens jaloers op me. En nu? Oh, ik had nooit gedacht dat het zo moeilijk zou kunnen zijn, ik vind het al moeilijk om er over te praten. Maar ik ben blij dat je het vroeg, mama. Ik móet het vertellen. Ik ben . . . smoorverliefd op hem en, ik weet het zeker, hij op mij. We praten veel, prima. We kussen, héél lekker. We strelen een beetje, maar ik mag niets uit, hij wil ook niets uit. Helemaal niets. Hij vindt mij te jong, ik ben pas zestien. We moeten wachten tot we ouder zijn. Ik heb hem, stukje bij beetje, alles verteld wat we hier doen, met verkeringen en zo. Iedere keer knipperde hij even met zijn ogen, dacht na, en zei dan, ik begrijp het helemaal. Maar ik vind het niets voor ons. Zelfs naakt zwemmen vindt hij niets. Ik weet het niet meer, ik ben zo gek op hem, ik wil dichter bij hem zijn. Niet knuffelen met kleren aan, ik wil méér, ik wil van hem genieten. En hem van mij laten genieten. Ik krijg het er zo benauwd van, knuffelen met kleren aan. Tot nu toe was het, vinden we elkaar lief, uít die zooi, genieten. Ik weet het, de eerste keer dat Bob er was wilde ik het ineens níet, ik dacht, dit is niet normaal spelen, ik voel voor hem veel méér. Ik wilde eerst weten wat. Toen heb ik die stomme stunt uitgehaald, ik word over een paar maanden zestien. Maar sinds ik zeker weet dat ik verliefd ben, dat duurde gelukkig niet zo lang, en hij op mij, op het eerste gezicht, en we van elkaar . . . houden, wil ik meer. Niet jaren wachten. Kan je voorstellen hoe ik me voel, Anya?’
Ze huilde. Anya ging naast haar zitten en huilde mee. De rest had het ook moeilijk. Nooit gedacht dat Diny het ooit zo moeilijk zou krijgen, dat had ze niet verdiend. Ze was altijd zo open en lief.
<Anya, nasnikkend> ‘Ja, natuurlijk, ik weet wat je voelt. Niet alleen omdat ik je kleine zusje ben. Jij hebt mij altijd geholpen, je bent altijd zo lief voor me. Altijd zo open met iedereen, en lief voor iedereen, en vrolijk. En nu? Je wordt afgeremd, zelfs helemaal tegengehouden. Je kunt niet vrolijk zijn, want je mag niet lief zijn, je mag niet dicht bij hem zijn, je mag hem niet voelen, niet verwennen, niet verwend worden, enzovoort. Heb je iemand gevonden, waarbij je niet denkt, hè, leuk, uit die zooi, genieten. Maar, wat mooi, we houden van elkaar, we gaan alles samen doen. Niet omdat het lekker is, maar omdat je dat voor hem wilt, met hem wilt. Oh, ik kan het niet goed vertellen, maar snap je me?’
<Diny> ‘Ja, Anya, dank je wel.’
<Anya> ‘Ik ben er nog niet. Je vroeg speciaal aan míj, of ik snapte wat je bedoelde. Je bedoelde over Steven en mij. Je ziet hoe gelukkig we zijn. En nu mag jij niets, het moet vreselijk voor je zijn. Maar we moeten een oplossing vinden. En we zullen een oplossing vinden. Ik weet alleen niet hoelang het gaat duren. Je weet, dat ik iedereen die kan helpen erbij ga slepen, al moet ik het hele dorp voor zijn schenen schoppen. Je mag van Bob houden, maar dit flikt hij mij niet, niet mijn zusje. Oh, ik raak helemaal overstuur. Wat doen we?’
<Dirkje> ‘Je bent geweldig, Anya. We moeten nadenken.’
Het was stil. Er werd een hoop gezucht.
<Steven> ‘Dirkje, heb je het eten opstaan?’
<Dirkje> ‘Nou zeg, ik bedoel het niet kwaad, hoor, maar moet je je nu plotseling met het eten bemoeien? Moet je niet nadenken? Er staat trouwens nog niets op.’
<Steven> ‘Goed. Maar ik héb nagedacht. Én ik voelde mijn maag rammelen. Én ik heb een voorstel voor een oplossing. Maar dat is niet in vijf minuten besproken. Ik wil voor Diny best een dag op eten wachten. En jullie ook wel. Ik verzoek heel dringend uit te mogen spreken. Ik moet even schoolmeester spelen, al ben ik pas veertien. Ik was al niet zo dom, dat weten jullie. En ik heb heel wat opgestoken van jullie, en laatst van de commissaris, die truc met Diny. Jullie hebben meegemaakt hoe Anya dingen kan regelen, ik wil dit ongeveer ook zo doen. Als jullie dit goed vinden, knikken jullie, méér niet, nu. Mooi, dat dacht ik al. Ik wil eerst snel de hoofdzaken vertellen, zodat jullie ongeveer weten wat mijn voorstel is. Daarna kom ik er punt voor punt op terug. Akkoord? Goed zo. Wat dachten jullie van een omgekeerde zwembroektruc? We moeten het goed voorbereiden. Daarover later meer precies. Er zijn twee mogelijkheden. De eerste. Hij doet niet mee, vindt ons een idioot zootje en vertrekt. Ik zeg nogmaals, we doen het héééél lief. Dan past hij niet bij ons, en zeker niet bij jou, Diny, dan wordt het nooit wat, jou kennende, je zou dan niet met hem kunnen leven. Ja of nee, Diny, heb ik gelijk?’
<Diny, langzaam> ‘Ja, helemaal.’
<Steven> ‘De tweede mogelijkheid. Hij ziet hoe lief we voor elkaar zijn, en met elkaar zijn, en past zich, langzaam, of snel, bij ons aan. Zie je het heel in de verte zitten, Diny? Ik leg het zo verder uit. Ja?’
<Diny, langzaam> ‘Ja, ik denk het wel.’
<Anya> ‘Steven, ik moet voor mijn beurt wat zeggen. Diny, ik snap waar hij naar toe wil. Als Bob niet helemaal idioot is past hij zich inderdaad langzaam aan. Ík zie het zitten.’
<Steven> ‘Dank je wel, Anya, mede namens Diny. Ik ga nu, stap voor stap, vanaf het begin. Gedraag je verder, alléén voor je beurt als het noodzakelijk is. Jullie komen allemaal aan de beurt, ik zie het als jullie iets willen vragen, maar ik kan een bepaalde volgorde kiezen, voor een duidelijke gang van zaken.’
<Anya> ‘Waar haalt hij het vandaan, hè?’
<Steven> ‘Anya, jij moet nablijven, en strafwerk.’
<Anya> ‘Lekkerrrr!’
<Steven> ‘Nou, even pauze dan maar, anders wordt dit niets met dit wurm erbij. Daarna gaan we serieus verder. Akkoord, Anya? En de rest?’
<Anya> ‘Ja, Steven, ik zal het niet meer doen. Maar ik ben zo blij dat je een oplossing hebt, hoe het ook af zal lopen.’
<Steven> ‘Ik gok vijfennegentig procent goed. Mag ik wat te drinken, Dirkje? De commissaris kreeg ook koffie. Dirk, mag ik de telefoon hier? Jasper, vind je het goed als ik Sandra bel, die wil ik er graag bij hebben, ze kan, denk ik, helpen, als ze wil. Diny, Bob komt morgen, hè?’
<Diny> ‘Ja, hij heeft geen dienst. Ik zag er zó tegenop, maar ik heb nu een beetje hoop.’
<Steven> ‘Bel jij, na mij, dan Bob, of hij een zwembroek mee wil nemen.’
<Diny> ‘En die truc dan? Als ik niet bel heeft hij er geen bij zich.’
<Steven> ‘Bellen, ik zei toch, een omgekeerde zwembroektruc. Hij moet er juist wél een bij zich hebben.’
<Steven> ‘Sandra, met Steven. Kun jij nú hier komen? Je kan helpen een probleem op te lossen. . . . O.K.’
<Jasper. ‘En?’
<Steven> ‘Vijf minuten.’
<Dirk> ‘Nou, dat is regelen, commissaris.’
<Steven> ‘We vertellen het hem wel eens, dat heeft hij verdiend. Diny, bellen.’
<Diny> ‘Hij heeft nu dienst.’
<Steven> ‘Bellen, noodgeval. Of niet?’
<Diny> ‘Met Diny Vervoort. Ik moet agent van Bommel zeer dringend spreken. . . . Normaal niet, maar dit is een noodgeval. . . . Nee, hij moet niet bij me langs komen, ik moet hem spreken, nú. . . . Heeft u een momentje? . . . Die agent wil me niet doorverbinden, wat nu?’
<Anya> ‘Wat een hufter. Geef mij maar even. Dit is Anya Vervoort, hoe is uw naam? . . . Uw voorletters? . . . U weet toch dat u die mij moet geven? . . . Uw rang? . . . Geen smoesjes . . . Hoofdagent Verlinden, voor u verder problemen maakt, schrijft u mijn naam op. Anya Vervoort. . . . Heeft u dat? . . . Mooi. Hoofdagent, u kunt later alles verifi . . .  verifiëren. Nu luistert u. Kent u de code zevenhonderdtien? . . . Juist. Dat is míjn code. Op míjn verzoek, door de commissaris voor míj ingesteld. Ik ben zijn vriendin, ik mag dit doen. Dit is een noodgeval. Als u niet overgeplaatst, ontslagen, gedé . . .  eh, een lagere rang wilt krijgen of zo, verbindt u me nú door met agent van Bommel. . . . Dank u. Hier, Diny.’
<Dirk> ‘Oh. Je durft, zeg.’
<Anya> ‘Bij zo’n zeurpiet? Mocht vast wel van de commissaris.’
<Dirk> ‘Je hebt gelijk, lief slimmerdje.’
<Diny> ‘Bob, met Diny. Ik moet je nu, op deze manier, vragen om morgenochtend je zwembroek mee te nemen.’
Diny keek even hemels naar Anya.
<Diny> ‘Agent van Bommel, wilt u problemen krijgen met mijn vriend de commissaris, die zoveel voor ons gedaan heeft? . . . Dacht ik al, tot morgenochtend, mét zwembroek.’
Diny zuchtte.
<Diny> ‘Leuk, hè, ik kan het ook. Wat zal de commissaris lachen.’
<Steven> ‘Mooi, daar is Sandra. Kom naast me zitten. Ik zal je het geval uitleggen.’
Ik vertelde haar van de problemen tussen Diny en Bob.
<Sandra> ‘Wat erg. Diny, ik wil graag helpen, als ik kan.’
<Steven> ‘Dat kan je. Ik ben een beetje kortaf, anders schiet het niet op. Mondje houden, alleen op mijn vragen ja of nee, of knikken.’
Sandra grinnikte even. Ze knipoogde naar Jasper. Die knikte naar haar, glimlachend.
<Steven> ‘Iedereen akkoord met ingrijpen? Mooi. De omgekeerde zwembadtruc is, we gaan gewoon zwemmen, dus zoek je badpak op. We gaan na het zwemmen liggen zonnen. In badpak natuurlijk. Ik zorg dat ik naast Bob kom te liggen, jullie werken daaraan mee. Diny, zo ver mogelijk van hem vandaan. Zonodig verzin je maar een smoes, ik kom zo, ik wil even met eh wie er dan naast je zit praten. Akkoord? . . . Mooi, dat lukt wel. Dan trek ik na een tijdje mijn zwembroek uit en zeg, waardeloos, zo’n natte dweil aan mijn lijf. Dan zeg jij, Jasper, mijn idee, en doet hem ook uit. Eerste kans om te vertrekken voor iemand die erg abnormaal is. Maar dat geloof ik niet. Ik begin dan gelijk een praatje, als Bob het niet doet. Ik vertel hem, dat Jasper en ik er net zo uitzien als hij, en boor al zijn argumenten tegen bloot buiten zitten de grond in. Kijken kan geen kwaad. Hij moet toegeven dat we hetzelfde zijn, alleen niet even groot. Vertrekken? Nee, hij is wel eerlijk, niet, Diny?’
<Diny> ‘Hij is eerlijk, anders was hij al vertrokken. Niet vrijwillig.’
<Steven> ‘Dan zeg ik, waarom zou je niet op dezelfde manier naar meisjes kunnen kijken. Ik boor weer al zijn argumenten de grond in, kunst, ik ben op zijn vragen voorbereid. Door de eerlijke manier waarop jullie mij ontvangen hebben. Ik zal hem zelfs vertellen, dat er in het Wetboek van Strafrecht niet staat, dat je niet naar blote meisjes mag kijken. Dan zeg ik, als je eerlijk bent, moet je nu naar meisjes durven kijken. Als hij dan niet opstapt, willen jullie je dan even later uitkleden en weer gaan liggen? Sandra, heb je daar problemen mee?’
<Sandra> ‘Ik had al gehoord dat jullie naakt zwemmen. Ik stond op het punt te vragen of ik een keer, of vaker, mee mocht. Ik heb er geen problemen mee, als Jasper tenminste niet te veel naar me kijkt.’
<Steven> ‘Ik zie je steeds zo lief naar Jasper kijken, wil je vertellen hoe het met jou en Jasper gaat, na vanmorgen?’
<Sandra> ‘O ja, graag, hè, Jasper? We hebben veel gepraat. We gaan het, omdat we een wat rare start gehad hebben, stap voor stap doen, zoals Anya en jij. We ‘lopen’ nu met elkaar. Als we wat meer gepraat hebben, en zo, en het gaat dan nóg goed, liefst beter, willen we verkering. Dank jullie wel.’
<Steven> ‘Wat fijn.’
<Jasper> ‘Ik zal niet te veel kijken, Sandra. Je moet het maar zien als een voorschotje.’
<Sandra> ‘Ik hoop dat je optimisme uitkomt. Ik ga lekker ook naar jou kijken. Sorry hoor, Diny, dat ik er een voordeeltje uit sla.’
<Steven> ‘Nou, hebben er in ieder geval twee wat lol. Diny, na eventjes moet je naast hem gaan zitten. Hoe het precies verder gaat, weet ik niet, moeten we afwachten. Hij blijft, vijfennegentig procent zeker.’
Vier meiden in tranen. Dirk en Jasper zaten er stil bij. Geen wonder, ik was ook ontroerd door mijn eigen toespraak.
<Dirkje> ‘Ik vind heel fijn verzonnen, Steven, waar haal je het vandaan?’
<Diny> ‘Steven was sneller dan jij, Dirkje. Ik heb wel eens wat gehoord, van vaders van scharreltjes van me, hoe jij vroeger was.’
<Dirk, lachend> ‘Nou, dat klopt, hè, Dirkje?’
<Diny> ‘En ik heb van de moeders ook wel wat over jou gehoord.’
<Dirkje, lachend> ‘Nou, dat klopt, hè, Dirk?’
We namen nog wat details door.
Vooral Sandra was erg enthousiast, ze wilde graag helpen, we hadden haar ook geholpen.

Na het eten vroeg Diny het woord.
<Diny> ‘Dirkje, ik zei vanmiddag, ik heb wel eens wat gehoord, van ouders van scharreltjes van me, hoe jij vroeger was.’
<Dirkje> ‘Heb je nog niet genoeg over me gehoord?’
<Diny> ‘Kinderen houden als vanzelfsprekend van hun ouders. Het is véél mooier, om ze beter te kennen als je wat ouder wordt. Dan zie je, onder andere, waar je eigen streken, en die van je zusje, vandaan komen.’
<Dirkje> ‘Leuk, hoor. Maar je hebt gelijk. Heb je nog meer gehoord? Ik dacht, dat ik alles verteld had, wat iedereen weet. En nog meer, echt privé.’
<Diny> ‘Ik kan ook serieus zijn. Ik heb je truc door.’
<Dirkje> ‘Welke?’
<Diny> ‘Wat je net zei. Je hebt dat eerder geflikt. Je zei, ik heb alles verteld had, wat iedereen weet. En nog meer, echt privé.’
<Dirkje> ‘Dat klopt.’
<Diny> ‘Je zei, nog meer, echt privé, niet, alles privé.’
<Dirkje> ‘Je hebt me betrapt. Maar moet ik dan helemaal alles vertellen?’
<Diny> ‘Nee, beslist niet. We zijn al heel blij met wat je verteld hebt. Maar ik wil je toch iets vragen. Als je het niet wilt vertellen, prima. Je mag je geheimen bewaren. Net wat Dirk zegt, we respecteren dat.’
Dirkje begon zachtjes te blozen, en Dirk te glimlachen. De rest zat doodstil.
<Dirkje> ‘Dirk, zou ze  . . .’
<Dirk> ‘Misschien. Er wordt zoveel gepraat in het dorp. Het is aan jou liefje, ook míjn deel.’
<Dirkje> ‘Eerlijk duurt het langst, maar ik beloof niet dat ik al mijn geheimen ga verklappen. Wat heb je gehoord, Diny?’
<Diny> ‘Bijna niets. Een paar keer een zinspeling. Ben jij vroeger een jaar weggeweest?’
Dirkje keek hulpzoekend naar Dirk, maar die bleef gewoon glimlachen.
<Dirkje, langzaam> ‘Ja, een geheim, min of meer. Velen weten het begin en het eind. Maar een páár mensen weten alles. Dirk wel, hij zei al, hij heeft er ook een deel in. Ik denk er af en toe aan. Dat is wat Steven direct gemerkt heeft, dat ik dan even afwezig ben.’
<Anya> ‘Vind je het moeilijk, mama? Je mag het hierbij laten. We zijn al blij dat we weten, dat de afloop, wat dan ook, goed was.’
<Dirkje> ‘Dank je, liefje. Maar ik ga het vertellen. Ik schrok alleen behoorlijk. Ik had gedacht, als jullie getrouwd zijn vertel ik het. Normaal zou dat goed zijn. Maar ik zie nu weer in, dat ik het eerder moet vertellen, jullie zijn geen normale kinderen. Ik ben ook niet normaal. Ik ben . . . een dorpsmeisje, dat, bijna niemand weet waarom, een jaar uit het dorp verdwenen is, en toen weer terugkwam. Het was niet voor een baby of een abortus.’
<Diny> ‘Dat was natuurlijk ook het eerste waar ik aan dacht, maar dat heb ik onmiddellijk uitgesloten. Kom zeg, jij beslist niet. Er werd trouwens lief bij geglimlacht.’
<Dirkje> ‘Dat is aardig van ze. Zo hoort het ook, hè, Dirk?’
<Dirk> ‘Ja, maar het komt ook, omdat toch wat mensen er ietsje van weten, en blij zijn met de afloop.’
<Dirkje> ‘Ik pak wat drinken, dan zal ik jullie een verhaal vertellen, wat je amper kunt geloven. Dirk, ik ben blij dat ik het doe, het is een prachtig verhaal, en je hebt er ook zo’n lieve rol in. Leren jullie hem ook weer wat beter kennen.’
<Anya> ‘Jullie maken het wel spannend. Gezamenlijk geheim?’
<Dirkje> ‘Ja. Ik was zestien, had mijn diploma van de middelbare school gehaald, en het was vakantie. Ik wist niet wat ik wilde, óf doorleren óf gaan werken. Ik begon, uit verveling, te veel met jongens om te gaan. Véél te véél. Ik wachtte niet, zoals gebruikelijk, of er één op me af kwam, ik zocht ze zelf op. De één na de ander. Dat wordt in dit dorp niet gepikt, dat is niet normaal ervaring opdoen. Zoals ieder jaar een tijdje met Dirk. Na een paar weken sprak mijn vader met me. Ik kreeg één week de tijd om m’n leven te beteren, anders ging ik naar een kostschool. Hij had van mijn moeder gehoord dat zachte wenken niet geholpen hadden. Ik werd bang, hij zou het nog doen ook. Ik aan het nadenken. Ik had eerst géén idee. Toen ben ik naar de broer van een vriendje gegaan. Jij zit op zee, vertel me erover. Waarom? Heb ik uitgelegd, ik moet m’n leven beteren, maar hier kan ik dat niet. Tja, zei hij, als je een jongen was geweest, had het dorp wat gemist, grapje, dan wist ik het wel voor je. Naar zee. Hard werken, strakke regels, maar eerlijk. En nog wat toelichting. Bedankt, zei ik, heel jammer. Maar die jongen, die van zijn broer wel wat over me gehoord had, vertrouwde me niet. Hij is Dirk gaan waarschuwen. Die kende hij, en hij wist dat die ieder jaar naar me toeging. Speelden we een paar keer, zei ik, sorry, je bent het nu nét niet voor me, ik wacht nog, er komt misschien een ander, tot volgend jaar. Zo ging dat. Ik zal gelijk de afloop daarvan vertellen. Halverwege zo’n jaar ontmoette ík Anton, en Dirk Jaspers moeder. Toen nog niet natuurlijk, jullie snappen het wel. Na een paar maanden kwamen we elkaar tegen. Hoe gaat het? zei Dirk. Heel goed, zei ik, hij is het net wél. Mooi, zei Dirk, de mijne lijkt veel op je, ik zie er nét zoveel in als met jou. Eind goed, al goed, kusje? Heel goed bevriend zijn we uit elkaar gegaan. Hoe we weer bij elkaar gekomen zijn, weten jullie.’
<Anya> ‘Mooi, mama, tot zover.’
<Dirkje> ‘Ja, ik ga zo verder. Diny, kan jij even voor koffie zorgen?’
Diny deed het. We dronken even wat.
<Dirk> ‘Diny, je gedraagt je hopelijk nog steeds niet zoals je moeder vroeger, hè?’
<Diny> ‘Nee, ik loop niet achter jongens aan. En wat er op me afkomt hoef ik ook niet allemaal. Daarom zit ik af en toe zonder. En als ik mét ben, ben ik wel heel vrij, maar ook heel voorzichtig. Ik wil hier nog geen dag weg. Zeker niet als het, hoop ik, binnenkort met Bob goed komt. Dan hoef ik waarschijnlijk ook geen andere jongens meer. Ervaring heb ik al genoeg.’
<Dirkje> ‘Mooi. Ik ga verder. Wat Dirk met de waarschuwing, dat ik er vandoor ging, gedaan heeft, komt later. Vier dagen na de waarschuwing van mijn vader heb ik ‘s morgens de eerste bus gepakt. Met de trein naar de haven, de schepen af. Ik werd overal weggestuurd, ze hadden niemand nodig, zeker geen meisje. Tot één schip. Niemand te zien, alleen één man, die over de railing hing, die zat me al te bekijken toen ik nog een eind weg was. Ik stopte onder z’n neus, wel meters lager natuurlijk, en vroeg, bemanning nodig, meneer? Hij knikte naar de loopplank. Ik ging naar boven, liep tot naast hem, met mijn tas. Hij bleef op de railing hangen, alleen wat naar me toegedraaid. Hij tilde één wenkbrauw op. Zwijgzaam typje, dacht ik, kan ik wel mee omgaan. Meneer, ik moet mijn leven beteren, maar dat kan ik niet in ons dorp, de zeevaart is me aanbevolen. Hard werken, strakke regels, maar eerlijk. Ik heb tijd nodig om na te denken. Wenkbrauw even naar beneden, weer omhoog. Ik vond het prachtig, zonder woorden heel duidelijk. Ik ben erg handig. Wenkbrauw naar beneden. Hij ging iets rechter staan. Ik zal ook zijn stem na gaan doen, een wat lagere.
<Kapitein> ‘Ik dacht, wat loopt dat jong raar, tuinbroek aan, petje op. Tot ik je stem hoorde. Hoelang?’
<Dirkje> ‘Maanden, misschien wel een jaar.’
<Kapitein> ‘Monsterboekje?’
<Dirkje> ‘Heb ik niet.’
<Kapitein> ‘Diploma’s?’
<Dirkje> ‘Alstublieft.’
<Kapitein> ‘Allemaal zessen?’
<Dirkje> ‘Ja, daar zijn ze thuis pissig over, ik moet beter kunnen.’
<Kapitein> ‘Beter? Knap werk, precies op de rand blijven. Paspoort?’
<Dirkje> ‘Alstublieft.’
Dat had ik, net als jullie nu, het is hiervandaan niet zover naar de grens. Hij keek het even in.
<Kapitein> ‘Ik kan een koksmaat gebruiken, die moet ook anderen meehelpen.’
<Dirkje> ‘Dat kan ik, met in het begin een beetje hulp.’
Ik vond het leuk gaan, geen ge . . . zeik.
<Kapitein> ‘Zie je rechts van me, boven in de stuurhut, iemand staan?’
Hij draaide zich geeneens om. Ik keek over zijn schouder.
<Dirkje> ‘Ja, eh . . .’
<Kapitein> ‘Kapitein, Dirkje. Wenk hem hier heen.’
Ik dacht, Dirkje? Oh, ja, staat in mijn paspoort. Maar die man boven zal gek zijn om zich door mij te laten wenken. Ik heb toch gewenkt. Amper tien seconden later stond hij naast ons.
<Man> ‘Ja, kapitein?’
Hij zag me geeneens staan. Schijnheilig natuurlijk, ik had hem gewenkt.
<Kapitein> ‘Dit, boots, mogelijk koksmaatje, Dirkje. De korte rondleiding. Hier terug.’
Toen zag die bootsman me zogenaamd pas staan. Hij knikte naar me.
<Boots> ‘Ja, kapitein.’
Bootsman weg, ik erachteraan. Hij liet me de kombuis zien, een bemanningsverblijf, met stapelbedden, het eetzaaltje, en nog meer. Af en toe kwamen we iemand tegen.
<Iemand> ‘Wat is dat nou?’
<Boots> ‘De groeten van de kapitein.’
Weg waren ze. Nou, dacht ik, die kapitein heeft er de wind onder, ook goed voor mij. Terug naar de kapitein, die had zich zo te zien niet bewogen.
<Kapitein> ‘Lijkt het wat?’
<Dirkje> ‘Ja, kapitein.’
<Kapitein> ‘Beginnen zonder salaris, later hoe goed je werkt?’
<Dirkje> ‘Prima, kapitein.’
<Kapitein> ‘Je verdwijnt nu van mijn schip, je gaat ergens nadenken. Ik ook. Over twee uur, precies, hier terug, dan beslissen jij en ik definitief. Je kunt je tas laten staan. Ik vaar vanavond, weet je dat vast. Meestal een maand varen, twee dagen in een haven lossen en laden, en zo verder. Weg.’
Ik het schip af. Het viel niet mee, hij stond me natuurlijk na te kijken, en ik wilde niet raar lopen. Ik had niet veel na te denken, weinig keus, en het schip zag er netjes uit. Ik dacht, als zo meteen mijn tas, of het schip, verdwenen is, ga ik naar huis. Anders ga ik mee, dan moet het zo zijn. Na een maand kan ik er af, als het niets is. Één minuut voor de twee uur om waren liep ik de loopplank op. Hij stond er weer, of nog. Ik weet nu, het was wéér. Mijn tas stond er ook nog.
<Kapitein> ‘Mooi op tijd.’
<Dirkje> ‘Ik heb u niet op uw horloge zien kijken, kapitein.’
<Kapitein> ‘Oren en ogen gebruiken!’
Hij wees achter me. Ik keek om. Ja, stom, een torenklok. Les één.
<Dirkje> ‘Ja, kapitein.’
<Kapitein> ‘En geen commentaar op wat ik doe!’
Dat was les twee.
<Dirkje> ‘Nee, kapitein.’
Wenkbrauw ging omhoog.
<Dirkje> ‘Alstublieft, kapitein. Ik zal erg mijn best doen.’
Wenkbrauw naar beneden.
<Kapitein> ‘Wenk de boots.’
Ik dus naar boven kijken, wenken.
<Boots> ‘Ja, kapitein.’
<Kapitein> ‘Aangenomen, boots.’
<Boots> ‘Ja, kapitein.’
Bootsman weg, ik er weer achteraan. Kreeg in zijn kantoor uitleg over de belangrijkste regels. De kok zou me de zaken in de kombuis uitleggen. Als ik niets te doen had moest ik bij de boots komen. Zes uur op, tot hoe laat hing er van af hoe goed ik werkte. Minstens één uur ontspanning, minstens acht uur slaap. Mee. We gingen het schip af, naar een kledingzaak. De boots haalde een lijst uit zijn zak en dreunde die regel voor regel op. Het winkelpersoneel kwam er mee opdraven, het meeste moest ik passen. De boots zei weinig. Maar ik kon zien dat hij het wel leuk vond. Vooral het ondergoed.
<Boots> ‘Sportbeha’s.’
<Dirkje> ‘Sportbeha’s?’
<Boots> ‘Ja, we houden niet van rondslingerende zaken op een schip.’
Met een stalen gezicht. Overalls, sporthemden, drie tuinbroeken. De rest was niet zo raar, alleen geen bloesjes en rokken en zo. Kon ik me voorstellen. Toen naar een drogist. De boots stopte voor de deur.
<Boots> ‘Maandverband of zo voor een jaar.’
Nou ja! Ik werd toch nieuwsgierig.
<Dirkje> ‘Mag ik vragen wie die lijst opgesteld heeft?’
<Boots> ‘De kapitein.’
<Dirkje> ‘Oh. Waar die al niet aan gedacht heeft. Maar wie betaalt dit?’
<Boots> ‘De kapitein, voorlopig. Als je gage krijgt betaal je het terug. Anders heeft hij pech gehad. Maar hij was er niet bang voor. Hier niet met hem over praten. Als je met hem moet of mag praten, korte vragen, korte antwoorden.’
Nou, dacht ik, dat wist ik al, nu die boots ook maar even inpakken.
<Dirkje> ‘Had ik al begrepen, boots, dank u, boots.’
Hij grijnsde zowaar.
<Boots> ‘Ik breng je nu naar je hut.’
We liepen terug naar het schip, maar de boots liep benedendeks de bemanningsverblijven voorbij en stopte voor een mooie deur.
<Boots> ‘Hier. Behalve bij zinkend schip, verboden toegang voor onbevoegden. Zelfs de kapitein gaat hier niet onuitgenodigd binnen. Je kleedt je om enzovoort. Altijd een sportbeha, overdag een overall, ‘s avonds één van die sporthemden, alleen bovenste knoopje open, en een tuinbroek. Niet mijn idee. Na het omkleden naar de keuken. Ik zie je, als je niets te doen hebt. Dag, Dirkje.’
Ik naar binnen. Een pijpenla, kledingkast, neerklapbaar blad onder een patrijspoort en een stoel. Het bovenste stapelbed stond vol met dichtgeplakte dozen. Nou, dacht ik, ik weet niet of ik dit jammer moet vinden, maar waarschijnlijk is het expres. Zie ik naast de deur, ín de hut, nog een deur. Ik natuurlijk kijken. Nou, een mooie, uitgekiende badkamer. Een wegklapbaar toilet, daarboven een douche. Wastafel, kastje erboven en eronder. Dat zou wel lukken. Slim, niet vanuit de gang bereikbaar. Snel gedoucht, de juiste kleren aangetrokken, naar de keuken. Een rustige, aardige kok. Het keukenwerk was net zoals thuis, alleen moest alles brandschoon gehouden worden. Na een week was de kok tevreden en kon hij me twee uur missen. Ik naar de boots. Die wees me iemand aan, die moest ik helpen. Zo ging dat iedere dag, tot na ongeveer een maand, de tijd kon me niet schelen, we ‘s nachts in een haven kwamen. Na het ontbijt moest ik van de boots naar de kapitein aan de railing. Ik dacht, ik weet waar dat is. Ik had hem een paar keer op dezelfde plek gezien als de eerste keer, maar ik kwam niet veel aan dek. ‘s Avond had ik nu al na de afwas vrij, maar het was buiten koud. Ik mocht bij de boots boeken lenen. Ik heb een hoop over alle mogelijke zaken gelezen, heb ik nóg profijt van. Inderdaad, de kapitein hing aan de railing. Ik ging naast hem staan.
<Dirkje> ‘Ja, kapitein?’
<Kapitein> ‘Vandaag lossen, vannacht schip omdraaien, morgen laden.’
<Dirkje> ‘Waarom omdraaien, kapitein?’
<Kapitein> ‘Ze zijn nu aan de waterkant bezig de zijkant van het schip te schuren en te verven. Morgen de andere kant. Als ze vallen flikkeren ze in het water, niet op de wal. Je werkt goed. Gage keukenhulp, terugwerkende kracht. Je blijft iedereen helpen, geen zelfstandige taak, omdat je weer verdwijnt. Vragen?’
<Dirkje> ‘Ja, kapitein. Waarom is iedereen zo aardig? Ze moeten me alles leren.’
<Kapitein> ‘Doe jij rottig?’
<Dirkje> ‘Nee, kapitein, gewoon, beleefd, aardig.’
<Kapitein> ‘Nou dan.’
<Dirkje> ‘Waarom heeft nog niemand eh, seksuele avances naar me gemaakt?’
<Kapitein> ‘Heb ik verboden. Mis je het?’
<Dirkje> ‘Nog een beetje, ik trok een jaar of vier lang een heleboel aandacht. Maar ik ben er blij mee, ik kom tot rust. Geen vragen meer, kapitein.’
<Kapitein> ‘Volgende haven over een week of vier. Dag, Dirkje.’
Nou ja. In de volgende haven hetzelfde.
<Kapitein> ‘Laagste gage matroos, is méér dan keukenhulp. Vanaf een maand terug. Je werkt goed. Hoe gaat het met je?’
<Dirkje> ‘Beter, maar langzaam, kapitein. Ik kan nog niet naar huis, ik ben nog niet zeker genoeg dat ik me daar kan gedragen. Het moet eerst beter tot me doordringen. Alleen, ik begin me vreselijk te schamen, dat ze thuis niet weten waar ik zit en wat ik doe. Maar ik kan niet bellen. Dan kan ik ze niets duidelijk maken. Ik kan het niet schrijven ook, het is zo ingewikkeld. En ik leer nog iedere dag. Ik weet niet wat ik doen moet.’
<Kapitein> ‘Ze weten waar je zit en wat je doet.’
<Dirkje> ‘Wat? Ze weten het? Hoe dan, kapitein?’
<Kapitein> ‘Ik denk, dat ik je het nu wel kan vertellen. Terwijl jij de eerste keer verdwenen was om na te gaan denken, of niet, heb ik de bemanning over je ingelicht, en hun medewerking gevraagd. Natuurlijk seksuele avances verboden, vonden ze vanzelfsprekend, ze waren bijna beledigd. Goede rustige mensen, heb ik zelf uitgezocht. Ze hebben de boots op de hoogte gehouden, en die mij. Zo weet ik alles van je, behalve in je hut, zonder dat je me ziet.’
<Dirkje> ‘Oh, het helpt, dank u wel. Maar dan weet ú het, maar mijn ouders nog niet.’
<Kapitein> ‘Ik was nog niet uitgesproken. Toen je weg liep om na te gaan denken, moest ik lachen. Je deed een hoop moeite om te lopen als een jongen. Vergeet het, je hebt een andere bouw, je kunt je kont niet stilhouden. Maar ik weet nog veel meer van je. Je was net uit zicht verdwenen, kwam er een jongen aan, en stopte op dezelfde plaats als jij. Kan ik even met u spreken, meneer? Je raadt het, ik wees naar de loopplank. Hij stelde zich voor, Dirk nog wat.’
Ja, die Dirk hier.
<Kapitein> ‘Je kent hem. Als je zijn achternaam zegt, herinner ik me wel of het die was.’
<Dirkje, fluisterend> ‘Dirk Hofstra.’
<Kapitein> ‘Juist. Hij vroeg of ik je aangemonsterd had. Ja, en? Hij wilde over je vertellen. Toen heeft hij je compleet beschreven, in nogal lovende woorden. Ja, ga maar staan blozen. Hij weet heel veel van je. Hij is duidelijk gek van je, maar hij houdt het in de hand. Toen heeft hij je moeilijkheden omschreven. Ik begreep dat niet zo goed, hij bleef te netjes, te vaag. Pubertaal gedrag had je, en zo. Dus zei ik tegen hem, duidelijker, volledig. Hij heeft staan zweten om me het duidelijk te maken. Het lukte hem. Ik zei, en? Hij zei, ik wil me er eigenlijk niet mee bemoeien, we hebben op het moment geen verkering of zo. Je verlinkt jezelf duidelijk, dacht ik, leuk. Ik wil ook liever niet dat iemand weet dat ik hier ben, en zíj helemaal niet. Ik werd gewaarschuwd dat ze weg zou kunnen lopen. Ons kent ons in het dorp. Ze werd gezien, toen ze met een tas de bus in stapte. Ik wist het binnen vijf minuten, iedereen werkte mee, ze wisten alleen niet wat er aan de hand was. Dirkje, je hebt meer dan één vriend in het dorp, hij ook.’
<Dirkje, zachtjes> ‘Ik dacht een paar, de rest kennissen.’
<Kapitein> ‘Hij is op de fiets, via een kortere weg dan de bus, naar het station gereden. Hij heeft een kaartje tot het eindpunt genomen en is zover mogelijk van je vandaan ingestapt. Hij heeft je verder gevolgd tot op de kade. Of ik alstublieft je ouders wilde bellen. Maar hij dreigde ook een beetje. Je was pas zestien. Hij had helemaal gelijk, maar dat had ik tóch wel gedaan. Hij bespaarde me wél een hoop zoekwerk naar een telefoonnummer. Ik kreeg geen tijd om hem te bedanken. Hij was bang dat je terug zou komen. Hij zou gelijk naar je vader gaan. Ik heb je vader gebeld en hem alles uitgelegd. Ook verteld dat Dirk geweest was, dat hij er nu aankwam. Ik vroeg, of hij bezwaren had. Hij heeft even met je moeder gesproken. Toen zei hij, het lijkt me voor haar beter dan kostschool, als u het op kan brengen. Het lijkt mij óók beter, zei ik, en hier begint ze zélf aan, dat is hoopgevend. Als het te gek wordt stuur ik haar naar huis. Ik bel iedere maand over de voortgang. Dat heb ik gedaan. Je ouders zijn op de hoogte, Dirk ook, hij gaat er af en toe langs, ze missen je, maar ze zijn, vooral na de eerste maand, niet ongerust meer. Als je nog eens wat weet, ik sta me schor te praten. Je hoeft niets te zeggen. Probeer toch maar eens te schrijven. Je hebt een maand de tijd tot de volgende haven. In de volgende haven, de maand daarop, ongeveer hetzelfde, alleen, je werkt hard en goed. Meer gage. Als iemand ernaar vraagt, zeg je, de kapitein vindt het genoeg. Weten ze gelijk hoe laat het is. De boots houdt het bij, je kunt hem vragen.’
Ik knikte. Ik heb het nooit gevraagd, het interesseerde me niet. Ik heb hem wel verteld dat ik me niet op mijn vingers gekeken voelde, iedereen was zó aardig. Hij knikte. Na acht maanden heb ik hem verteld, dat ik ze weer allemaal op een rijtje had staan. Ik snap nog steeds niet dat het zo lang geduurd heeft. Ik moet ontzettend in de knoop gezeten hebben.
<Dirkje> ‘Ik zou terug kunnen. Maar ik wil er eerst rustig zelf van genieten. Mag ik, in plaats van steeds mijn mond te houden . . .’
<Kapitein> ‘Ging dat?’
<Dirkje> ‘Ja, kapitein. In het begin moeilijk, maar ik moest. Anders kon ik niet nadenken en me gedragen. Weet u misschien of het gelukt is?’
<Kapitein> ‘Het is je gelukt. Gefeliciteerd. Stop met janken, geen gezicht op een schip.’
<Dirkje> ‘Dank u, en iedereen, kapitein. Ik wil praten, en normaal met volwassenen gaan doen. Ik wil vaak tussendoor een klein, beschaafd grapje maken, dat doen ze allemaal.’
<Kapitein> ‘Goed. Geen gekwebbel.’
<Dirkje> ‘Nee, kapitein, rustig en net zo veel, eigenlijk weinig, als de bemanning.’
<Kapitein> ‘Goed. Dag Dirkje.’
Een maand later het gebruikelijke ritueel aan de railing.
<Kapitein> ‘Je verwent de bemanning nét niet te veel. Heb je voor míj een beetje?’
<Dirkje> ‘Oh. Ja, kapitein. Hoe, kapitein?’
<Kapitein> ‘Jij brengt me voortaan eten en drinken in mijn hut, in plaats van dat de kok het doet. ‘s Avonds kost je dat wel wat van je vrije tijd.’
<Dirkje> ‘Graag, kapitein.’
Wat zijn jullie stil.
<Anya> ‘Ja, mama, zo mooi. Hoe heb je dat vol kunnen houden?’
<Dirkje> ‘Het moest. Ik wist ondertussen waarom het mis gegaan was. Ik kon niet de beest uit blijven hangen. Maar in het dorp voelde ik me te veel op m’n vingers gekeken. Voor mijn gevoel kon ik daar geen stap meer verzetten. Zo ontzettend benauwend. Aan boord hebben ze me er zó sympathiek ingeluisd, dat ging in het dorp niet. Ik ga verder. De eerste keer dat ik hem wat bracht, dacht ik dat het mis ging. Ik klopte aan.
<Kapitein> ‘Binnen.’
Ik naar binnen.
<Dirkje> ‘De koffie, kapitein.’
Ik dacht dat hij een hartaanval kreeg.
<Kapitein> ‘Denk je dat ik dat niet zie! Heb je maanden lopen denken, kan je nog geeneens bedenken om dat buiten de deur te zeggen.’
Ik stond te trillen op m’n benen.
<Kapitein, rustig> ‘Schrok je? Dat moest ook, ik wilde je even laten weten, dat ik me niet zo gauw in laat pakken zoals de bemanning de laatste maand.’
Ik heb de koffie neergezet en ben weggevlucht. Les zoveel. Daarna ging het goed. Twee dagen heb ik hem alles gebracht, ook ‘s avonds twee keer koffie. Kostte niet veel tijd, één keer zetten, twee keer brengen. En steeds opruimen natuurlijk. De derde dag moest ik koffie voor mezelf meenemen en bij hem opdrinken. We zeiden niet veel. Hij zat me wel op z’n dooie gemak te bekijken. Vanaf de vijfde dag ook samen met hem eten, behalve als hij, onregelmatig, in de eetzaal meeat. De bemanning klaagde wel een beetje, dat ze me minder zagen, maar ja, het was de kapitein. Na ruim een week vroeg hij in de eetzaal om aandacht.
<Kapitein> ‘Ik hef het toenaderingsverbod voor deze jongedame op. Kan ze daarmee ook leren omgaan. Als het werk er maar niet onder lijdt.’
Doodse stilte. Ik vond het goed van hem, ik was benieuw wat er zou gebeuren. Wat denk je? Niets. Ik heb de boots gevraagd waarom.
<Boots> ‘Je bent te aardig, te lief, zo rustig. Je eh lastig vallen zien ze als een belediging.’
Ik snapte het niet, ik heb het de kapitein gevraagd.
<Kapitein> ‘Er zijn niet veel mensen die een prinses durven vragen.’
Ik blij, dat ik zo veranderd was, al was het natuurlijk overdreven. Ik kon het niet laten om hem een kusje te geven.
<Kapitein> ‘Was dat verantwoord, in jouw omstandigheden?’
Ik nadenken.
<Dirkje> ‘Ja, nét, al was het ondoordacht.’
<Kapitein> ‘Het is ook niet de bedoeling, dat je al je natuurlijke neigingen onderdrukt. Maar houdt het een beetje in de gaten.’
Een paar dagen later, ‘s avonds onder het koffiedrinken, irriteerde me wat.
<Dirkje> ‘Kapitein, ik heb last van een natuurlijke neiging.’
<Kapitein> ‘Wil je erover praten?’
<Dirkje> ‘Ja, want het gaat over u. U zit me af en toe te bekijken. Vroeger zou ik me gelijk uit gaan sloven en uitverkoop houden. Dat is helemaal over. Ik vind het gewoon prettig. Maar ik gun u méér dan een sporthemd en eeuwig dezelfde tuinbroek. Mag ik een fatsoenlijke bloes en een rok aantrekken?’
<Kapitein> ‘Goed. Ga maar halen, ingepakt. Alleen ‘s avonds hier dragen, in mijn slaapkamer omkleden.’
Wat een opluchting. Ik begon weer normaal te leven en daar hoorde normale kleding bij. Dat ging een week zo, allebei lezen en stiekem kijken. Want het was een knappe man.
<Kapitein> ‘Dirkje, ik heb last van een natuurlijke neiging.’
<Dirkje> ‘Wilt u erover praten?’
<Kapitein> ‘Ja, want het gaat over jou. Ik ben benieuwd wat er onder dat fatsoenlijke bloesje en die rok zit. Zou je daar eens over kunnen denken?’
Bij de tweede koffie was ik eruit. Gepast gebruik mag. Ik heb hem alles uitgelegd.
<Dirkje> ‘Je moet ervaring opdoen. Niet al te vaak, de hele wereld is toch niet te halen. Met leuke jongens of meisjes in de buurt, waar eventueel een toekomst mee mogelijk is. Er wordt over gepraat, je hoeft het met sommigen geeneens te doen, zoals in geval van totaal verschillende belangstellingen, of ze zijn voor kortere of langere tijd bezet. Zo hoort het aantal wat begrensd te worden. Het blijft natuurlijk wel voor iedereen verschillend. Gepast gebruik geldt voor ervaring opdoen, maar ook daarbuiten. Als ik een paar keer ervaring opgedaan heb met een jongen, en het gaat prima, maar ik zie om één of andere reden er geen toekomst in, moet ik hem dat vertellen. Maar als we elkaar, zonder toekomstvooruitzichten, lief blijven vinden, mogen we het nog wel eens doen, als dat zo uitkomt. Niet in principe doorgaan, zoals ik. De meeste jongens kunnen nu eenmaal niet weigeren. Meisjes makkelijker. Maar ook als je iemand buiten het scharrelcircuit tegen komt, mag het best. Gesnapt? Ik heb het vroeger fout gedaan. Véél te véél, met iedere jongen die ik maar te pakken kon krijgen. Ik kreeg er maar niet genoeg van. Daarom moest ik eerst afkikken. En toen na gaan denken hoe ik er mee om moest gaan. In het begin ging dat slecht. Ik dwaalde iedere keer af door te denken hoe lekker het was geweest. Tot het langzaam tot me doordrong, dat ik van bijzaken hoofdzaken maakte. Het was de bedoeling om iemand voor altijd te vinden. Maar een gewoonte van jaren leer je niet makkelijk af, en nieuwe niet makkelijk aan. Daarom duurde het zo lang. Denk ik.’
<Kapitein> ‘Ik heb er alle vertrouwen in, dat je het helemaal gered hebt. Maar hoe zit het tegenover een oudere vent?’
<Dirkje> ‘Je bent niet zo gek oud. Het gaat om gepast gedrag, niet om leeftijd. Ik ben blij dat ik het uit kan leggen. Ik heb het voor negenennegentig procent rond, het is goed het niet alleen te denken, maar ook het eens een keer te zeggen. Of schrijven. Ik heb de pest aan schrijven, altijd gehad. Daarom ook alleen maar zessen, ik hoefde niet veel bij te sturen. Oh, zijn ze bij me thuis boos, dat ik nooit schrijf? Kan je me iets over thuis vertellen?’
<Kapitein> ‘Doe je toch nog een stapje vooruit, hè? Bij je thuis is alles prima. Ze zijn niet boos, dat je niet schrijft, ze weten, dat ze er weinig aan zouden hebben. Ze zijn heel blij dat het zo goed met je gaat. Ze missen je, maar ze laten je vrij. Ik heb in mijn berichten niet overdreven, zelfs ietsje ingehouden.’
<Dirkje> ‘Dankjewel. En eh, Dirk?’
<Kapitein> ‘Goed. Op zijn verzoek mag ik je over hem niets vertellen. Hij wil dat jullie allebei vrij zijn.’
<Dirkje> ‘Oh, ja, hij zal geen gelijk hebben. Het is jammer, en hij vindt dat ook, dat ik bij hem nét iets mis, ik weet niet wat. Maar we zijn nog jong. Hij mag het ieder jaar proberen. Eerlijk is eerlijk, we zouden allebei veranderd kunnen zijn.’
<Kapitein> ‘Dirkje, jij bent in ieder geval veranderd.’
<Dirkje> ‘Oh, ja. We zien wel, ik ben nog niet terug. Je ziet het, er blijkt soms nog een stukje niet helemaal goed verwerkt te zijn. Ik merkte er net nog één, toen we het over Dirk hadden. Met hem was het genieten, met hem deed ik ook alles goed, gepast. Ik heb het steeds over gepast gebruik gehad, zo wordt het altijd genoemd. Maar een ander vriendje van me zegt altijd, mijn opa beweert, het is eigenlijk gepast genieten. Gepast gebruik, maar het is ook de bedoeling dat je ervan geniet. Ben jij trouwens getrouwd?’
<Kapitein> ‘Geweest, Dirkje, kort, ik was vroeg weduwnaar.’
<Dirkje> ‘Zo te horen kan je er mee leven, al blijft het natuurlijk pijnlijk.’
<Kapitein> ‘Precies, maar er is nu eenmaal niets aan te doen. Héééél grofweg, jammer, laatste bus gemist.’
<Dirkje> ‘Tja. Luister, ik heb geen medelijden met je, want dat is ook in het verleden leven. En ik ben geen non geworden. Jij, met je belangstelling voor mijn natuur, ook geen monnik. Ik wil twee vliegen in één klap slaan. Één, om te zien, of ik goed met gepast gebruik, en genieten, om kan gaan. Twee, het gepast genieten gebiedt me, omdat jij máánden, op jouw manier, zo lief voor me geweest bent, en ik jou ook lief vind, om je te vragen, of ik op je schoot mag komen zitten, of je me wilt knuffelen. Misschien ook meer. Kortom, om een beetje gepast te genieten.’
Raar hè?
<Diny> ‘Nee, mama, dat is volgens mij precies zoals het hoort.’
Na het drogen van de traantjes kon Dirkje weer verder.
<Dirkje> ‘Hij trok even twee wenkbrauwen op, dacht toen na, en zei, wil je even de tweede bak koffie halen, en schoot toen in de lach. Ik natuurlijk ook. We dronken eerst koffie. Ik werd steeds blijer, ik kon rustig blijven zitten in plaats van door te duwen, opschieten, zelfs als ik bedacht dat er eentje van mijn eigen leeftijd zou zitten. Ik dacht zelfs, als die zich niet net zoals hij zou gedragen, zou ik hem eruit schoppen. Ik vertelde het, had hij ook verdiend. Ik moet het hier wat inkorten, bovendien wordt het me te intiem. Jullie snappen het wel. We gingen stap voor stap verder, tot en met het einde, in zijn slaapkamer. Ik heb dus een jaar gevaren, ik ben tot rust gekomen, aan het eind heb ik alles met de kapitein gedaan, als proef, en het ging zoals het hoorde, gepast genieten. Nou, dat moeilijke gedeelte is eruit. Als ik meer aan jullie taal gewend raak, kan ik dat stuk misschien ooit wat uitvoeriger vertellen. Goed. Op een middag, in de eetzaal, kuchte de boots nogal nadrukkelijk. Het werd gelijk doodstil. De kapitein trok een wenkbrauw op. Het was ongebruikelijk, zelfs voor een boots, om dat te doen waar de kapitein bij was. Je hoorde dan eerst de kapitein toestemming te vragen.
<Boots> ‘Dirkje, we realiseren ons, dat je tijdelijk bij ons bent. Maar we zijn zó blij dat je er bent, en dat het goed met je gaat, dat we je een cadeautje willen geven. Niets bijzonders, iets praktisch. We weten natuurlijk niet wat een meisje achter de deur van een hut doet, maar ons leek een badjas, waar je ook rustig mee over het dek kan lopen, wel handig. Alsjeblieft.’
Ja, ja, schijnheiligen, dacht ik, wéten niet, maar dénken mogen jullie. Lief van ze, hè? . . .
Op een avond stonden de kapitein en ik aan de railing, in een haven. Het interesseerde me nooit welke.
<Kapitein> ‘Dirkje, bereid je voor op een schok.’
<Dirkje> ‘Zal wel nodig zijn.’
<Kapitein> ‘Ja. Volgende haven over drieëneenhalve week.’
<Dirkje> ‘Ja? Nu de rest, want dat was niets bijzonders.’
<Kapitein> ‘In ons eigen land.’
<Dirkje> ‘Oh. Een schok, ja. Hoelang ben ik hier?
 <Kapitein> ‘Elf maanden.’
<Dirkje> ‘Expres geregeld?’
<Kapitein> ‘Ja. Met een enorme tegenzin natuurlijk. Maar je moet terug. Je kán terug. Geslaagd met vlag en wimpel. Je kunt, als je wilt, een diploma krijgen met de handtekeningen van de hele bemanning. Summa cum laude. En een emmer tranen, wed ik.’
<Dirkje> ‘Ik moet dit rustig verwerken. Ik moet er een nachtje over slapen. Vind je het erg, als ik je vanavond alleen laat?’
<Kapitein> ‘Als je het nodig hebt moet je het doen. We hebben nog wéken. Als je vanavond of vannacht wat wilt, kun je het regelen. Eten, drinken, enzovoort.’
De volgende morgen zei ik, dat ik met de boots wilde winkelen. De kosten moesten van mijn gage afgehaald worden. We waren uren bezig. Voor mezelf nieuwe kleding, en een heleboel andere dingen. De boots regelde dat één winkel alles ‘s avonds, in het donker, naar het schip bracht. Op een morgen zag ik door de patrijspoort dat we in een haven lagen. Oh, was het daarom zo rustig. Ja, dat was het dan. De kapitein had niets gezegd. Tot het laatst genieten. Geen bedroefde laatste keren. Einde, of afscheid van het ene leven, begin van het volgende. Oh, maar ik had niets, bijna niets geregeld. Hoe moest het afscheid, van iedereen? Hoe moest ik naar huis gaan? Weten ze dat ik kom? Ik moest opschieten. Wel het mooiste aantrekken. Ik waste me, kleedde me aan en ging mijn hut uit. Daar stond een droevige boots te wachten.
<Boots> ‘Dat ziet er goed uit, Dirkje. Ik heb orders van de kapitein voor je. Dekverbod tot je gehaald wordt.’
<Dirkje> ‘Ja boots. Niet al te bedroefd, boots. De kapitein heeft beloofd, dat hij zo veel mogelijk ons land aan zal doen. En dan kom ik jullie opzoeken.’
<Boots> ‘Ik weet het. Schrale troost, maar het gaat niet anders. Ik ben blij voor je.’
<Dirkje> ‘Dank je boots, je hebt enorm geholpen.’
In de eetzaal zat iedereen in zijn mooiste pak. Ook de kapitein.
<Dirkje> ‘Goede morgen. Jullie zijn lief voor me. Waarom is het zo stil?’
<Kapitein> ‘Ik heb het lossen uitgesteld. We gaan nu ontbijten.’
Het bleef stil. Op een gegeven moment stond, behalve de kapitein en de boots, de één na de ander op en verdween. Een paar minuten na de laatste trok de kapitein een wenkbrauw op naar de boots. Die liep weg en kwam even later weer terug. De boots knikte.
<Kapitein> ‘KOK.’
De kok kwam te voorschijn, met een teil.
<Dirkje> ‘Dat is toch niet voor de tranen, hè?’
<Kapitein> ‘Nee Dirkje, die laten we vrij op dek lopen. We moeten gaan. Je gaat weg. Geef me een arm.’
Het zijn schatten, dacht ik. De boots voorop, dan de kapitein in zijn schitterende pak, met mij aan zijn arm, dan de kok, met teil. Aan dek stond de hele bemanning op een rij.
<Kapitein> ‘Kijk eerst even over de railing naar de loopplank, Dirkje.’
Onder aan de loopplank stonden mijn ouders, in hun beste kleren. Naast de auto. Ik zwaaide. Ze zwaaiden terug.
<Dirkje> ‘Dank je wel. Heb jij geregeld, hè?’
<Kapitein> ‘Ja, ze zijn zó blij, ik hoorde je moeder door de telefoon janken.’
<Dirkje> ‘Wanneer?’
<Kapitein> ‘Vanmorgen heel vroeg. Je gaat zo meteen naar ze toe. Ze nemen je mee naar huis. Er komt vandaag geen bezoek. Alleen ík kom vanavond met je ouders en jou praten. Niet over jou en mij. Alleen over jou. Dat moet. Jij kunt niet goed over jezelf vertellen. Nu afscheid nemen van de bemanning.’
Één voor één kreeg ik van de bemanning, allemaal met tranen in hun ogen, een cadeau. Ik zag dat hun naam erop stond. De boots pakte het van me aan en legde het in de teil, gedragen door de kok. Één voor één omhelsden en kusten we elkaar. We zeiden niets. Aan het eind van de rij namen er twee de taken van de boots en de kok over. Zo schattig, met de kok en de boots had ik het meest en het best samen gewerkt. We namen op dezelfde manier afscheid. Toen de kapitein. Cadeau, omhelzen, kussen. De kapitein schraapte zijn keel.
<Kapitein> ‘Dirkje, we kunnen je niet genoeg bedanken voor je aanwezigheid. Dit is een envelop, met je gage, met de complete afrekening. Er zit nog méér in, een bijdrage van de bemanning. We kunnen onze genegenheid helaas, behalve in de cadeaus, niet anders uitdrukken. Ik zal hem straks aan je vader overhandigen, want het is een te groot bedrag voor een klein meisje om de loopplank mee af te lopen. De gage heb je eerlijk verdiend, elke cent. De bijdrage heb je uit liefde gekregen. Waarvoor je bij ons geweest bent heb je ruimschoots bereikt, met een klein beetje hulp van ons. Cadeaus, hoe goed bedoeld ook, zijn tijdelijk. Met wat je persoonlijk bereikt hebt, zal je je leven lang, iedere dag, blij mee zijn. Je zult ook er velen gelukkig mee maken. We hopen je af en toe terug te zien. Het ga je goed.’
Ik kon niets zeggen. Ik ben de hele rij nog een keer afgegaan, omhelzen, kussen. Aan het eind keek ik de boots smekend aan. Hij móést me begrijpen. Hij knikte.
<Boots> ‘Mannen, Dirkje, ons aller liefje, is het ook onmogelijk om ons te bedanken. Woorden schieten tekort. Ze heeft in de laatste haven voor ons allemaal een cadeautje uitgezocht. Ik zal ze straks uitdelen. Ingerukt.’
Iedereen verdween, behalve de kapitein, de boots en de kok. De kapitein bood me weer zijn arm. Zo gingen we in optocht de loopplank af, achter ons de boots en de kok, met teil. De kapitein stopte vóór mijn ouders en knikte naar ze.
<Kapitein> ‘Mevrouw, meneer, uw, in alle opzichten, prachtige dochter.’
Ma, pa en ik omhelsden elkaar. De boots en de kok laadden de cadeaus in de kofferbak. Daarna gaf iedereen iedereen een hand. We stapten in en reden weg. We hadden nog geen meter gereden, of we hoorden alle geluidssignalen die op het schip mogelijk waren. Inclusief de oorverdovende misthoorn. Thuis heb ik een kwartier zitten janken, omhelsd door mijn ouders. Ik zei, dat was voor mij persoonlijk, al die lieve mannen. Ik zal ze missen. Nu voor ons drieën. Daar had ik een minuut of tien voor nodig. Daarna vertellen. Excuses. Waarom ik weggelopen was. Dat ik er pas later achtergekomen was, waarom precies. Wat ik er toen aan gedaan had. De eerst stiekeme, later openlijke lieve manier van helpen van de kapitein en de bemanning. Dat ik rust gevonden had. En niet alleen begrepen had wat gepast genieten betekende, maar ook wat gepast leven was. Dat ik het stap voor stap begrepen had. Dat het acht maanden geduurd had. Dat ik voor de zekerheid langer gebleven was, om het in alle rust te laten bezinken. Ze lieten me rustig uitspreken.
<Pa> ‘We kunnen alleen maar zeggen, we zijn enorm blij, dat we je zó terug hebben.’
Ze praatten me bij over het dorp. Dat ze in het begin expres uit hadden laten lekken, dat ik wegens ruzie met mezelf tijdelijk afwezig was. En iedere maand, dat het beter ging. En vanmorgen, expres met spoed verspreid, dat ik vandaag zou komen, en dat er een week geen bezoek gewenst werd. Daarna, een tijdje, nog alleen op verzoek. Ik vond het erg lief. Pa opende, na een vragende blik naar mij, de envelop. Eerst een check, met er op, liefdevolle bijdrage voor een nieuw leven. Jouw bemanning. Dat werd weer vijf minuten janken. Geef me nu ook maar een handdoek. Toen een lijst, in prachtig handschrift. Aan de ene kant twaalf bedragen, de gage. Het eerste laag. Het tweede al beter. Daarna nog beter. Steeds met een sprong hoger. Vanaf de negende maand vier dezelfde bedragen. Ja, dacht ik, toen had ik gezegd dat ik uit de problemen was. Heel gevoelig, duidelijk van de kapitein. Aan de andere kant de uitgaven. Mijn kleding in het begin. De cadeaus. Ik had wel tien keer zoveel voor ze uit willen geven. Ik moest weer janken. Mijn vader bleef verbaasd kijken. Hij wees op het eindbedrag. Ik wees op de plek voor de mededelingen op de tweede check. Voor een buitengewone matroos, je kapitein.
<Pa> ‘Dit is meer dan een buitengewoon jaarsalaris, meisje. Ik heb in de loop van de maanden, door zijn korte verslagen, en door zijn mooie manier van terugbrengen, alle vertrouwen in de kapitein. Ik hoorde, vanaf de eerste keer, dat hij jou vertrouwde, omdat je steeds zo eerlijk was, ook over jezelf. Hij zal zijn redenen gehad hebben. Ik denk eigenlijk, dat het in de derde maand wel genoeg was, met wat jij op een schip zou kunnen doen. Maar dan nog maanden lang steeds meer. Dan verder hetzelfde. Weet je dat het méér is dan wat ík in een jaar verdien? Ik pieker er niet over om de kapitein ter verantwoording te roepen, na jouw en zijn succes. Maar denk je, dat de kapitein me dat vanavond uit kan leggen?’
<Dirkje> ‘Vast wel. Als hij vond dat ik zoveel verdiende, dan is dat zo. Ik ben alleen benieuwd hoe hij het gaat zeggen.’

‘s Avonds reed er een taxi voor, en weer weg. De kapitein had een keurig pak aan. Hij gaf iedereen een hand. We gingen zitten.
<Kapitein> ‘Ik heb de taxi naar het dorpscafé gestuurd, ik neem aan dat u het telefoonnummer heeft.’
<Dirkje> ‘Dat hebben we. Kapitein, ik wil u, in het bijzijn van mijn ouders, bedanken. U weet het verder wel.’
<Kapitein> ‘Ja, ik weet het. Ik wil niets van bedanken horen. Het gaat toch over en weer. Of dacht je, dat ik, vanaf de eerste dag, niet dankbaar was dat je ouders het goedvonden dat je meeging?’
<Pa> ‘U heeft gelijk. Mag ik u, ter voorkoming van misverstanden, eerst iets vragen? Ik heb het vanmiddag Dirkje al gezegd, ik wil u absoluut niet ter verantwoording roepen. Maar kunt u mij een uitleg geven over haar gage? Het lijkt ons voor een meisje op een schip erg hoog.’
<Kapitein> ‘Ik weet dat het hoog lijkt. Mag ik het daar later over hebben? Ik wil graag op mijn manier het sprookje vertellen. Stil maar, Dirkje. Ik ga over jou vertellen, daar mag ook plagen bij. Het zal ook af en toe moeilijk worden, maar, eind goed, al goed. Ik denk, dat u al gemerkt heeft, dat ze veranderd is.’
<Ma> ‘Ja, ze heeft een soort innerlijke rust.’
<Kapitein> ‘Ja, maar ze is gelukkig niet doodstil. Er zit leven genoeg in. Wat ze ook bereikt heeft, ze moet nog leren hier in het dorp op gepaste wijze te gaan leven. Op een schip is dat maar beperkt mogelijk. Maar, op één punt is ze niet veranderd. Weet je het niet? Geeft niet hoor. Ik leer ook iedere dag nog bij. Je was eerlijk, dat had ik al na één minuut in de gaten. Je bent nog steeds eerlijk. Daar hoefde niets aan te veranderen. Laat ik eerst over mezelf vertellen, Dirkje weet weinig, we hebben het niet zo veel over mij gehad. Wij hebben geluk gehad met ons treffen. Ik ben niet snel kapitein geworden. Ik had rijke ouders. Ik wist niet wat ik wilde worden, maar ik moest natuurlijk eens geld gaan verdienen. Ik mocht alles proberen. Ik heb meerdere studies geprobeerd. Ook psychologie. Na een jaar dacht ik, mooi vak, maar wat moet je daarmee? Zielige gevallen behandelen? Nuttig natuurlijk, maar geen lol aan. Ook doordat ik veel gezeild had ben ik op het idee gekomen om kapitein te worden. Varen, op den duur mijn eigen bemanning samenstellen en met ze, op een prettige manier, samenwerken. Ik mag zeggen dat ik geslaagd ben. Ik heb geen eigen schip, niet nodig. Mijn reder laat me steeds meer vrij. Doordat alles zo goed draait kan ik het met wat minder bemanning af. Ergens jammer, maar we kunnen niet alles hebben, hè, Dirkje? Ik studeer nog steeds, tijd genoeg. Ook psychologie. Als je de opschepperij en het gezwam weglaat, kun je er veel van opsteken. En voorzichtig toepassen, want alle mensen zijn verschillend. Genoeg over mij. Oh, ja, Dirkje, ik had afgesproken zoveel mogelijk ons land aan te doen. Ik ben bij de reder geweest, heb hem het meeste verteld. Hij was geroerd. Hij wilde beslist iets bijdragen, voor jou, en voor de hele bemanning. Hij doet dat door de extra kosten voor zijn rekening te nemen, die het meebrengt om in de winter het schip te dokken. Het wordt rond de jaarwisseling, hier in de haven.’
<Ma> ‘U bent hier altijd, zeker met de feestdagen, van harte welkom.’
<Kapitein> ‘Dank u wel. Nou, het begon een jaar geleden. Er komt over de kade een raar jong aanlopen. Ik hoor een stem. Oh, een verkleed meisje, ja die kunnen niet lopen zoals een jongen. Hoe praat je met zo’n wurm? Dus ik beperk me tot af en toe vragend kijken. Ik wil meevaren, ik moet mijn leven beteren, maar dat kan ik thuis niet. Ik schrok me eerst rot. Stelde haar een paar vragen. Ze gaf zo eerlijk antwoord, dat ik dacht, die moet ik helpen. Ik had geen medelijden met haar, ze zou het zelf ook wel gered hebben. Alleen, ik had inderdaad de ideale omgeving voor haar. Geen zorgen over kostwinning, in de keuken kon ze zelfs een zakcentje verdienen. Ik wist ook de theorie voor zulke gevallen. En hulp van de bemanning, ik kon er niet de hele dag achteraanlopen. Rust als ze het nodig had. Hard werken als ze het nodig had, dat hoefde niet, maar dat heb ik niet verteld. Knijp me niet zo, Dirkje. Ze wilde er zelf aan beginnen, en op zee kun je geen kant uit. Het enige risico, zoals ik dat zag, was een maand tijdverlies voor haar. Vanaf de volgende haven had ze naar huis gekund. Ik heb haar weggestuurd om twee uur na te denken, ik zou ‘s avonds varen. Dat was niet zo, we gingen pas de volgende dag, maar ik vond dat er een beetje druk op haar beslissing moest staan.’
<Dirkje> ‘Kapitein toch. Het werkte wel.’
<Kapitein> ‘Ondertussen kwam ene Dirk, dat verhaal kennen jullie. Ik praat misschien voor m’n beurt, maar hoe is het daarmee?’
<Pa> ‘Ze mag het best horen. Dirk stáát er op om, net als de rest, een week te wachten.’
<Kapitein> ‘Dirkje, hoe je ook over hem denkt, je loopt hem toch een keer tegen het lijf, een week meer of minder maakt op een jaar niet uit. Maar ik weet al wat je gaat doen.’
<Dirkje> ‘Kunt u makkelijk raden. Ja, al was zijn jaar nog niet om, hij mag het gewoon weer proberen. Dat weet hij ook. Die staat precies over een week op de stoep, uitgenodigd of niet. Hij weet, zeker met wat hij een jaar geleden voor me gedaan heeft, dat hij dat mag. Eerder zelfs. Maar hij wil me niet te veel onder druk zetten. Punt voor hem.’
<Kapitein> ‘Mooi. Nadat hij geweest was, heb ik u gebeld, voor toestemming. Vragen?’
<Dirkje> ‘Ik wil ergens op vooruitlopen. Mij in de gaten houden. Ik had inderdaad niets in de gaten, tot je het vertelde. Ben ik daar ook bij . . . belazerd?’
<Kapitein> ‘Nee, dat weet je wel, maar ik zal het duidelijk zeggen, ook voor je ouders. Het was onze hulp. Wat hebben we gelachen in het begin. Als we het niet verteld hadden, was je het nooit te weten gekomen. Je werd constant in de gaten gehouden, dag en nacht. Alleen keken we niet in je hut. Maar als je huilde, werd dat altijd gehoord. De bemanning bij je in de buurt vertelde alles aan de bootsman, die vertelde dat de rest weer, en mij één keer per dag. Zo wisten we iedere minuut, of we tegen ons aan moesten laten praten, je rust gunnen, je afleiden, je een beetje opporren, noem maar op. En of het werkte, of dat er iets anders geprobeerd moest worden. Het was niet te omschrijven voor ons. Jullie hebben de bemanning gezien bij het afscheid. Janken. Niet alleen omdat er zo’n lief meisje wegging. Ook omdat we haar, min of meer stiekem, hebben mogen helpen. Niet huilen, joh.’
<Dirkje> ‘Het is toch zo mooi.’
<Kapitein> ‘Ja, zeker. Maar als jij niet gewild had, mevrouw, meneer, was het totaal niets geworden.’
<Pa> ‘U vertelt, vast expres, weinig over uw aandeel in de hulp.’
<Kapitein> ‘Ja, ik had het kunnen weten, haar slimheid heeft ze niet van een vreemde. Ik had het overzicht. Ik had de tijd, veel meer dan de bemanning, om alles te overdenken. Ik had ervoor gestudeerd, niet dat dat alles zegt, maar het helpt. Zo kon ik adviseren, probeer dat eens, of dat, of dat. Dan haar reacties bestuderen. In het begin sprak ik haar maar één keer in de maand. Ze was dan klaarwakker. Ik stelde een paar vragen over het werk. Ze probeerde heel zorgvuldig te antwoorden. Prachtig. Na nog een paar vragen begon ze zich op haar gemak te voelen, rustig aan de railing, buiten. Als ik dat merkte, begon ik makkelijkere vragen te stellen, eigenlijk een beetje onzin, zachtjes pratend. Nog meer op haar gemak. Dan begonnen haar gedachten af te dwalen, ik kon het zien aan haar ogen. Waarschijnlijk dacht ze aan thuis. Dan kon ik haar helemaal uithoren, ze gaf automatisch antwoord, zonder na te denken, uit haar hart. Oh, geweldig. Dat kon ik dan weer overdenken, en een beetje bijsturen, en te weten komen hoe het binnenin met haar ging. Hoe noem je dat, Dirkje?’
<Dirkje> ‘Instinken. Goed gedaan, inderdaad nooit gemerkt. Knap.’
<Kapitein> ‘Toevallig een truc uit het boekje. Werkte ook nog, bij jou. Het is nog net geen hypnose. Dat was zo’n beetje het aandeel van de bemanning en mij. Nu over haar gage. Ze ging akkoord te beginnen zonder salaris, later hoe goed ze werkte. Beetje dom, maar het was duidelijk haar eerste baantje, en het interesseerde haar niets. Ze heeft nooit wat gevraagd.’
<Dirkje> ‘Daar ging het niet om. Ik had niets nodig, ik heb er alleen afscheidscadeautjes mee gekocht.’
<Kapitein> ‘Ja, als je nog eens wat weet. De cadeaus waren schitterend, heel erg persoonlijk. Je hebt ze goed leren kennen. Goed gekeken, goed geluisterd. Het meeste, denk ik, nadat voor jezelf de meeste problemen over waren. Je hebt er voor iedereen een persoonlijk briefje bijgedaan. Ik heb het lossen voorlopig naar morgen moeten schuiven. Dat gaat niet met een jankende bemanning. Maar van iedereen, niet te beschrijven bedankt. Ik zie hier niets, je bent zeker nog niet aan uitpakken begonnen. Ik zou maar even wachten, dat wordt voor jou ook janken. Ze kunnen niet zo goed schrijven, maar je zult wel voelen wat ze bedoelen. Goed. Na de eerste maand, gage keukenhulp. Je had meer verdiend. Je had al anderen geholpen. De kok heeft, zolang als hij durfde, je bij zich gehouden. Na een week is hij naar mij toegekomen. Niet naar de boots. Hij schaamde zich. Hij wist wat de bedoeling was, maar hij wilde dat droevige, nadenkende, lieve meisje niet afstaan. Dat had hij na drie dagen al moeten doen. Ik heb hem gezegd, dat ik hem begreep, dat het niet erg was, een paar dagen maar. Hij kon het goedmaken, als hij dat iedereen wilde vertellen, als een soort waarschuwing. Heeft hij graag gedaan. Het enige commentaar was, als ik de kans had gekregen, had ik het ook gedaan. Ik heb het bij gage keukenhulp gelaten. Nog maar eens rustig aanzien, ik kon het altijd nog aanpassen. Ik wist toen nog niet dat ze het totaal niet interesseerde hoeveel het was. Alleen dat ik vond dat ze goed werkte, dat ik daarom meer gaf, dat vond ze fijn. De volgende maand. Ze werkte als een gek. Tegen het piekeren natuurlijk. We moesten haar ‘s avonds wegsturen, ze zou zich overwerken. Dus de volgende stap, laagste gage matroos, méér dan keukenhulp. Maand erop, ze werkte nog net zo hard, voor zover we toelieten, maar het ging makkelijker, dus deed ze meer. Ik kon het voor de matrozen niet maken, maar voor mezelf wel. Ik heb goede matrozen, maar zij deed meer. Dus, je krijgt méér, maar smoel houden. Ze is handig, leert snel. Ja meneer, alleen als ze het nodig vindt. Ik kon niet anders dan haar iedere keer méér geven. Ik zou haar op dat gebied graag houden, ik kan haar niet in de mast laten klimmen, maar ze werkte na twee maanden voor twee, tot uiteindelijk voor een stuk of drie. Nadat ze gezegd had dat ze eruit was, dat nu alles alleen nog moest bezinken, ging ze het iets rustiger aandoen. Ze hoefde niet meer extreem hard te werken tegen het piekeren. Daarna heb ik de gage hetzelfde gehouden, ze bleef toch vrij hard werken, ik denk zelfs voor de lol. Ik ben zo hoog gegaan als ik maar kon verantwoorden, voor mezelf, en tegenover de reder. Die heeft de lijst bekeken, we hebben overlegd, ik vertel het gelijk voor jullie. Het salaris aan boord is niet zo hoog. Want je hebt wat je nodig hebt, goede kost, slaapplaats.’
<Dirkje> ‘Mijn hut was toch geen gewone hut? Hij was mooi, met die luxe badkamer.’
<Kapitein> ‘Je hebt het nooit gevraagd, tja, zal je ook niet geïnteresseerd hebben. Nee, die van de reder, de enige zo. Ik gunde je hem graag. Je plek voor alle privacy. Of had je liever bij de matrozen in een stapelbed geslapen? En toilet en douche moeten delen?’
<Dirkje> ‘Alleen de eerste week.’
<Kapitein> ‘Zoals altijd, eerlijk. Goed, weinig onkosten. Daar staat tegenover weinig ontspanningsmogelijkheden, geen andere meisjes in de buurt. Ze heeft hard gewerkt, maar je kunt, al verdient hij het, een matroos, normaal gesproken, niet dubbel of meer betalen. Maar Dirkje heeft méér gedaan. Ik het begin praatte ze niet veel, maar een houding kan ook veel zeggen. Ze heeft in allen het beste bovengehaald. Een psychiater had er in tien jaar niet uit kunnen halen, wat zij binnen een jaar gedaan heeft. Het zijn betere mensen geworden, ze weten het, ze genieten er van, ze zullen hun leven lang denken, dit heb ik aan Dirkje te danken. Enig idee wat de inkomsten van een psychiater zijn? Ze zou zijn jaarinkomsten erbij moeten krijgen. De reder was het met me eens, hij zei, dit is niet te belonen. Ik zou ook meer willen geven. Maar dat kan inderdaad niet, tegenover haar. Het zal moeilijk worden om haar te overtuigen. Maar ze heeft het echt verdiend. Zeg haar van mij, geen cent te veel, maar veel en veel te weinig. En ik wil haar eind van het jaar ook wel eens zien. Met nadruk, er zit geen cent bij voor het werk wat ze aan zichzelf verrichtte. Díe beloning krijgt ze, zeker weten, de rest van haar leven, iedere dag. Nog vragen over de gage?’
<Pa> ‘Wij geloven u. Dank u wel.’
<Kapitein> ‘Kijk me eens aan, Dirkje, niet zo schuchter naar beneden. Ik vraag je niet of je vindt dat je het verdiend hebt, dan zeg je toch nee. Maar heb je het begrepen?’
<Dirkje> ‘Ik begrijp dat het dat effect gehad heeft. Daar ben ik blij mee. Maar daarvoor was ik niet gekomen, hoef ik er toch niets mee verdienen?’
<Kapitein> ‘Verdienen is het juiste woord niet, belonen ook niet. Waarderen is het. De enige tastbare manier om dat tot uitdrukking te brengen, is, helaas, geld. De andere manier, van ons allemaal, voel je in je hart. Toch willen we graag dat je het geld aanneemt. Misschien kan je er later iets goeds mee doen.’
<Dirkje> ‘Onder die voorwaarde wil ik het accepteren, bijvoorbeeld voor een meisje wat in dezelfde problemen komt als ik. Dank je wel.’
<Diny> ‘Mag ik even onderbreken? Heb je ooit een meisje kunnen helpen?’
<Dirkje> ‘Twee keer, Diny. Je kent ze, moeders van scharreltjes van je, maar hun geheim is dus nog beter bewaard gebleven dan het mijne. Gelukkig maar. Ze waren ook niet zo lang weg als ik. Het geld is nog steeds niet op, dat is zóóóó fijn. Ik hoefde me niet af te vragen, zal ik haar helpen? Ik stapte er op af, vertelde mijn verhaal, onder geheimhouding, natuurlijk. Na een minuut waren ze erdoor geboeid, niet afwerend meer. En dat ik moest helpen. Niet alleen van mezelf, omdat ik wist wat het was. Ook van de fijne mannen van een schip, die iedere dag met liefde aan me dachten, die me geld gegeven hadden om andere meisjes te helpen. En langzamerhand, zo mooi, zag je hoop in hun ogen komen. Ik probeerde zélf een uitweg, zij waren niet zo ver, of konden het niet. Ze zijn niet gaan varen, we vonden een andere geschikte plek. Bij de ene na drie maanden, bij de andere na vier maanden, liep het schip binnen. De kapitein belde altijd zodra hij telefoonaansluiting naar de wal had. Het kon me niet schelen wat, verkering of niet, Dirk vond het goed, Anton vond het ook goed, direct er naar toe, tot ze weggingen. Ik begroette altijd eerst, nogal uitgebreid, de kapitein. Die twee keren niet. Leuk joh, je wenkt de boots, in plaats van te zwaaien. In acht seconden staat die naast je. Pestte ik de kapitein mee. Poe, je denkt dat je de wind eronder hebt, dat ze alles voor je doen? Tien seconden. Voor mij, acht seconden. En de boots dan grijnzen, enorm. Goed. Boots, alles direct in de eetzaal. Twee minuten, van achter uit de machinekamer of van de schildersteiger duurt even. Ze zeiden niets, knikten en glimlachten. Wachtten tot iedereen er was. De kapitein was meestal één van de eersten. Kreeg dan wel, speciale behandeling, een kusje. Dan zei ik, dat ik deed waar ze me geld voor gegeven hadden. En vertelde in het kort waar het over ging. Dan knikten ze naar elkaar, dan naar de kapitein. Die wist zijn plaats in dat verhaal. Dan begon de kapitein, noterend, wie, waar, telefoon en nog een paar dingen. Het was altijd ‘s morgens, hè, dat ze binnenliepen. Laden en lossen bij daglicht. Dan verdween de kapitein. Niemand wist hoe die het regelde. Met een minuut of tien was hij terug. Mee. Stond er een grote bus voor. Reden we naar de plek waar het meisje zat, onderweg bloemen en chocola mee. Pleegden min of meer een overval, namen het meisje mee naar een rustige plek. Gaven haar één bos bloemen en één doos chocola. Ik vertelde haar wie het waren, stelde ze voor. Dan vertelde ík nog wat, en de kapitein. Soms de boots, soms nog één. Lieten haar praten, en altijd huilen. Als ze dan zo’n dertig man mee zag janken, nou, dat maakt indruk. Gingen ergens eten, zetten de boel op stelten. Brachten haar weer naar haar kamer, zeiden gedag. Zat ze daar, nog steeds overrompeld, met een bos of dertig bloemen en net zoveel chocola. Ze waren met zes maanden terug. Net zo’n succes als het mijne. Ze gingen ook altijd op bezoek op het schip. Ik mieterde ze er na een paar uur af, het waren míjn mannen.’
<Kapitein> ‘Nu nog over haar aandeel in haar werk aan zichzelf. Eerst nog wat over de bemanning. Ik had ze gewaarschuwd, als wij doen wat we kunnen, en zij ook, en ze redt het hier niet, jammer, eerlijk geprobeerd. Als ze door wil gaan, dan wordt het in het begin zwaar, wij kennen háár niet, zij ons niet. Het enige voordeel dat we hebben, is dat ze niet veel hulp verwacht. Doe je geen enkele moeite, dan beschouw ik je als niet menselijk, en flikker je van boord. Ik bedoelde het goed, maar ze waren beledigd. Wat dacht u eigenlijk van ons, enzovoort. Ik zei, jullie hebben haar geeneens gezien. Zei er één, dit is de kans van mijn leven, ik ga de kapitein op zijn lazer geven. Wij vertrouwen u, dat weet u, hoe zit dat andersom? Ik heb mijn excuses aan geboden. Later hebben ze me verteld, waarom ik zo smeekte. Ik had je wél gezien. Ook mooi om te onthouden, niet, Dirkje? Het zwaarste was van de tweede week af. De eerste week was ze alleen stil. Ik weet niet precies hoe lang het geduurd heeft, ik heb geen verslag bijgehouden. Na een week wist iedereen hoe ze er uit zag, hoe ze bewoog, zich gedroeg. Al keek ze bedroefd, het bleef een . . . knap is het woord niet, een mooie meid. Zelfs de sportbeha die ik haar voorgeschreven had kon niet alles verbergen. En onder een overall of een tuinbroek blijft een meisjeskontje schudden. En ze was rustig, deed alles zonder mopperen, en wie haar gedag zei, of toeknikte, of tegen haar zei, goed zo, die kreeg een lief glimlachje. ‘s Avonds zaten ze in de eetzaal, toen zeker, als Dirkje naar haar hut was, voor overleg. Moet u voorstellen, jij ook, Dirkje, tot jou is in het begin weinig van ons doorgedrongen. Zitten ze daar hun best te doen voor je. Ze weten, dat het moeilijkste voor je nog moet komen. Komt er één binnen en zegt, ze ligt te janken. Dat was zwaar, erg zwaar. Ze moest eerst afkicken van haar gedrag van de laatste tijd. Ze zei net al, dat was de eerste week, viel me nog mee. Daarna weet ik het niet precies, alles draaide vast door elkaar. Er achterkomen wat ze fout gedaan had. Waarom. Hoe het dan moest. Waarom. Enzovoort. Als je serieus bent, en dat was ze, dan moet je helemaal terug, of diep, naar de achtergronden van alles. We doen een hoop ondoordacht. Meestal gaat dat goed. Dit was grondig misgegaan. Ik hoop, dat u begrijpt, mevrouw, dat ze mij méér verteld heeft dan ze ooit haar moeder kon vertellen.’
<Ma> ‘Ja, een luisterend oor, wat je niet hoeft te sparen. Dat hoeven kinderen bij hun ouders niet, maar ze doen het toch.’
<Kapitein> ‘Ik vermoedde zoiets, u heeft het mooi verwoord. Ze kwam er langzaam achter. Later heeft ze de anderen er ook wat over verteld, toen haar moeilijkheden over waren. Ik had ze gewaarschuwd, stond in de boeken. Ze moet erover praten, en ze slaat zo graag twee vliegen in één klap. Wat bloos je? Oh, ja, deed ze bij mij ook wel eens, altijd een aangename verrassing. Aan de ene kant voor het vermaak, dat gunde ze ze. Aan de andere kant om te kijken, of ze rustig op haar verleden kon terug zien, er over praten, opmerkingen verdragen, toegeven. Goed voor het laten doordringen bij haarzelf, dat ze het snapte. En ze kon overal over praten, hoe intiem voor een meisje ook. Het bleef toch geheim. Ze moesten wel eens met hun ogen knipperen. Ze hebben ook heel wat opgestoken over meisjes. Ze konden haar ook alles vragen. En plagen, af en toe vroeg er één, hoe ziet dat er uit, of hoe voelt dat. Dan stak ze haar tongetje uit, jammer voor je, geen praktijk bij de theorie. Dat was het zo’n beetje. Je kunt niet alles van een jaar vertellen. U kunt mij nu vragen wat u, of jij wilt. Als ik in een haven lig, bel ik. Onderweg heb ik geen contact. Dat is rustiger. Ook voor de bemanning. Behalve contacten in noodgevallen, die weten de reder, de boots en ik. Je krijgt, voor die gevallen, een telefoonnummer. Verder zal Dirkje, heel langzaam, u wel meer vertellen. Ik denk dat u, en het hele dorp, op gepaste wijze van haar gaat genieten.’
Het was lang stil. Mijn ouders vroegen nog een paar dingen, ik ook. Hij vroeg om de taxi te bellen. Toen die kwam stond hij op.
<Kapitein> ‘Mag ik hier afscheid van je nemen, Dirkje? We moeten het niet moeilijker maken dan het is.’
Hij had gelijk. Na zijn vertrek moest ik natuurlijk weer janken. Maar ik was blij dat ik dat kon doen waar mijn ouders bij waren. Ik heb het nog een paar dagen moeilijk gehad. Ik miste die mannen zo. En hun cadeaus waren gevoelig, hun brieven helemaal, inclusief zweetvlekken en tranensporen. Daarna besloot ik dat het leven doorging. Ik pikte weer een normaal dagritme op, hielp weer thuis mee. Ik had alleen geen besef van tijd, dat had me een jaar lang niet geïnteresseerd. Op een morgen zaten ma en ik te ontbijten, toen Dirk binnen kwam lopen en een tas op tafel zette.
<Dirk> ‘Dag mevrouw, dag Dirkje.’
Hij tilde me van mijn stoel, kuste me uitgebreid, zette me terug en ging zelf ook zitten.
<Dirk> ‘Zo, meid, de week is om, het jaar ook, ruim zelfs, gaan we weer samen spelen?’
Waar mijn moeder bij was. Maar die glimlachte alleen. Ik moest even bijkomen.
<Dirkje> ‘Ik kom even op je schoot zitten, je bedanken voor je goede zorgen.’
Ik kuste hem ook uitgebreid.
<Dirkje> ‘We gaan weer spelen. Jij wilt graag, en ik ook. Je weet dat ik veranderd ben. Als het minder dan een jaar geleden was geweest, had ik je daarom zelf al gevraagd. Het gaat toch om te kijken of je bij elkaar past? Ik heb je steeds gezegd, nét niet. We moeten het gewoon proberen. Over hoe ik veranderd ben kan ik je nog niet veel vertellen. Wel, dat ik nu anders speel.’
<Dirk> ‘Het maakt me niet uit, Dirkje, het gaat niet om hoe, maar om dát we kijken of we bij elkaar passen. Voor de duidelijkheid, meer om het praten dan, sorry, mevrouw, het lichamelijk contact.’
<Dirkje> ‘Ik ben rustiger geworden.’
<Dirk> ‘Ons kent ons, Dirkje, bij mij was je nooit zo woest.’
<Dirkje> ‘Jij bent ook niet af te schrikken, hè?’
<Dirk> ‘Door jou niet. Alleen door op een gegeven moment te zeggen, Dirk, het spijt me, tot over een jaar, als je dan nog geen ander hebt.’
<Dirkje> ‘Je bent nog steeds in ieder geval lief. Ik heb je, af en toe, gemist.’
<Dirk> ‘Ik had het al gehoord, je bent eerlijk gebleven, op dat punt viel er niets te verbeteren.’
<Dirkje> ‘Je klink als . . . de kapitein.’
<Dirk> ‘Ik ben de dag na je aankomst naar het schip gegaan. Allereerst, hier zijn nog wat spullen van je. Zaten nog in de was. Zijn dus nu schoon. Ik moet even uitpakken, die tas is van mijn moeder. Tuinbroek, sporthemd, mooie trouwens, nog wat, slipje, leuk, sportbeha. Sportbeha? Die past toch niet? Dat kan er nooit in, of je moet behoorlijk afgevallen zijn. Laat me eens kijken. Ik heb alleen maar naar je ogen gekeken. Sinds wanneer bloos jij? Oh, ben jíj veranderd, zeg. Ik zal me aanpassen, maar mag ik toch je even bekijken, vergelijken met vroeger, op een normale manier, niet speels?’
<Dirkje> ‘Dan wel.’
<Dirk> ‘Ik denk, dat je een paar kilo afgevallen bent, overal, behalve boven.’
<Ma> ‘Je verbaast me, Dirk. Je hebt het helemaal goed, hè, Dirkje?’
<Dirkje> ‘Het verbaast me niet. Ik wed dat hij veel over me droomt.’
<Dirk> ‘Ja, nogal vaak. Ik ging naar de kapitein om hem te bedanken. We hebben uren gepraat, over jou natuurlijk.’
<Dirkje> ‘Kus me. . . . Heeft hij veel over me verteld?’
<Dirk> ‘Ik zal je niet plagen met, . . . alles. Ik denk, zoveel als hij verantwoord vond. Dat je het eerst zo moeilijk had. Toen steeds minder. Dat je daarna de bemanning erg verwend hebt met je aanwezigheid. En een boel roerende anekdotes.’
<Dirkje> ‘Drink even koffie, en laat me nadenken. Als je zo lief blijft kijken, mag je me blijven bekijken. Ik kijk terug.’
<Dirk> ‘Graag.’
<Dirkje, langzaam> ‘Ik ben op het schip, aan het eind, tot rust kunnen komen. Het afscheid was een ramp, gelukkig kort, maar hevig. Ik heb hier rust gehad, met hulp van het hele dorp. Over het afscheid ben ik heen, ik kan er mee leven. Ik heb ook gedacht hoe ik de normale gang van zaken weer op kon pikken, op een soepele, makkelijke manier. Hier thuis gaat het al. Het moet toch eens gebeuren, ik wil het ook, weer meedoen. Ik wist, dat jij na precies een week zou komen. Als jij te veel naar m’n zin veranderd zou zijn, had ik je er vóór de koffie al uitgesmeten. Hoe vind je dat?’
<Dirk> ‘Slimmerdje, wat had je gedacht dat ík zou doen, als ik je in je nadeel veranderd vond? Ik heb op niet meer gerekend dan er tot nu toe gebeurd is, lief welkom heten, en een paar kusjes. Je weet, ik had voor jou altijd alle geduld van de wereld. Nu nog meer.’
<Dirkje> ‘Dat weet ik wel, ik wilde alleen maar nog een keer kijken, horen, of jij veranderd bent. Ik denk van niet. Ik weet, dat je veel om me geeft. Ik geef ook veel om jou. Daarom durf ik je wat raars te vragen. Ik ben er aan toe om wat te spelen. Niet zoals vroeger vaak. Nee, gewoon, omdat dat de manier is om aan de man te komen. Ik moet dus met een experiment beginnen, om te kijken of het goed gaat, of ik me gepast gedraag. Anders moet ik er eerst weer over nadenken, dat kan ik nu hier ook doen. Ik weet nu hoe dat moet, dat zal me hooguit een paar weken kosten. Dat is één. Twee, ik wist dat je zou komen. Ik wil ook met jou spelen, niet omdat je er na een jaar min of meer recht op hebt, nee, omdat jij Dirk bent. Zou je je misbruikt voelen, als ik die twee zou willen combineren?’
<Dirk> ‘Ik was je in gedachten al vaak vooruit, dankzij de gevoelige manier waarop de kapitein, zonder voor mijn gevoel je privacy te schenden, over je verteld heeft. Nu ik je zo hoor, en bedenk wat hij gezegd heeft, hij was je ook voor. Hij heeft me, in bedekte termen, die ik nu pas door heb, op deze mogelijkheid gewezen. Wat een fijne man, hè?’
<Dirkje> ‘Daar hoef je me niets over te vertellen. Andersom zou ik een week over hem kunnen praten.’
<Dirk> ‘Ik wil best meer over hem horen. Ik denk dat je het aankan. Omdat je nog steeds rustig op mijn antwoord wacht.’
<Dirkje> ‘Nou, zo duidelijk wilde ik het ook weer niet laten merken.’
<Dirk> ‘Je hebt het tegen iemand, die je van vroeger heel goed kent en een beetje over je verandering ingelicht is. Anders had ik het niet gemerkt. Ik wil graag met je spelen. Op jouw rustige manier, voor het fijne met je. Even tussendoor, ik heb me het laatste jaar op de gebruikelijke manier gedragen. Alleen heel weinig. Ik had er problemen mee, omdat jij het ondertussen moeilijk had. Ik heb me er alleen toe kunnen zetten met twee, waar ik mee hoorde te spelen, omdat daar heel goede toekomstmogelijkheden in zaten. Ze haalden het op geen kilometer van je. Dus, met jou, voor het fijne. Als je het een experiment wilt noemen, mij best. Ik zie het meer als vragen, en geven, van hulp. Jij vroeg het. Ik ben ellendig, omdat ik je het een jaar niet heb kunnen geven.’
<Dirkje> ‘Ma, ik wil dit verstandiger geworden jong uitgebreid omhelzen en kussen.’
Ma knikte. Dirk en ik kusten een tijdje.
<Dirk> ‘Je moeder bloost geeneens. Komt goed uit. Ik wil je een pijnlijke vraag stellen.’
<Dirkje> ‘Jij mag vrij veel van me weten.’
<Dirk> ‘Je kust . . . gevoeliger. Dat kun je zo niet bedenken.’
<Dirkje> ‘Ik zat daar met een man of dertig.’
<Dirk> ‘Mij belazer je niet. Ik was op het schip. Ik denk dat ik het precies weet.’
<Dirkje> ‘Op één na durfden ze me niet aan te raken, dat wilden ze niet. Uit een soort respect. Vanaf het begin. Een jaar eerder zou ik me vreselijk beledigd hebben gevoeld. Ik zou het schip hebben laten zinken. Nu voelde ik me vereerd. Voor jou is het niet moeilijk te raden. De kapitein dacht hetzelfde als jij. Voor het fijne en de hulp. Het was heel fijn, én het heeft me enorm geholpen. Kijken of ik op een gepaste manier met een jongen om kon gaan. Je zal eraan moeten wennen, het is heel gepast.’
<Dirk> ‘Ik pas me graag aan.’
<Dirkje> ‘Heb je vandaag nog wat te doen?’
<Dirk> ‘Wat te doen? Nee, oen, het is zaterdag!’
<Dirkje> ‘Oh, weet ik veel. Heb je ontbeten vandaag?’
<Dirk> ‘Nee, kon ik niet. Van de zenuwen.’
< Dirkje> ‘Dan ben je ook veranderd. Vroeger had je geen last van zenuwen, je was in het begin alleen niet zo vlot. Nou ja, je weet wel. Hoe laat is het? Half tien. Als ma wat sandwiches klaarmaakt, zullen we dan naar mijn slaapkamer gaan? Kunnen we het uithouden tot het avondeten.’
<Dirk> ‘O. Ik dacht, aan de hand van vroeger, aan een paar uur. Ik wil graag. Had je voor zo’n lange tijd wat bijzonders in gedachten? Sorry, mevrouw.’
<Ma> ‘Geeft niet. Ik ben blij te horen hoe rustig en overwogen Dirkje praat.’
<Dirkje> ‘Ik ben ook blij dat het zo goed gaat. Je helpt fijn, Dirk, ik blijf zo rustig bij je. Ik had gedacht, eerst een tijd in je armen te gaan liggen janken, terwijl je mijn achterkant streelt.’
<Dirk> ‘Janken? Leuk welkom.’
<Dirkje> ‘Van geluk.’
<Dirk> ‘Jongens janken inwendig. Dan weet je wat het is, als je me straks voelt trillen.’
<Dirkje> ‘Oh, Dirk, houd je even in. Ik krijg toch iets problemen met mijn rust. Daarna praten we wat. Ik wil niet de baas spelen, maar als je me wilt helpen . . . Oh, stom, natuurlijk wil je dat. Ik wil ook nog wat strelen, ik heb geen idee. Ik durf wel wat aan. Maar verwacht niet te veel vandaag.’
<Dirk> ‘Je hebt kussen overgeslagen. Dat wil ik erbij. Dat is van míj een voorwaarde. Ik zal volkomen tevreden zijn je, gekleed, in mijn armen, te kussen en je achterkant te strelen. Maar ik houd alle mogelijkheden, die jij wilt, open.’
<Dirkje> ‘Ma, is dat brood nog niet klaar? Ga maar vooruit, Dirk, je weet de weg.’

<Dirk> ‘Mag ik je traantjes bij je ogen wegkussen? Het is bijna over, hè?’
<Dirkje> ‘Nee, daarvan begin ik weer. Maar kus me toch maar. Niet alleen bij mijn ogen. Je vergeet mijn achterkant te strelen, stouterd. . .  Dank je wel. Ik begin bij te komen. Ik wil je wat vertellen. Je zei, ik was ellendig omdat ik je een jaar niet heb kunnen helpen. Maar dat heb je wel. Ik kon aan thuis denken, en aan jou. Want jullie had ik in ieder geval. Ik had me slecht gedragen, maar niet met jou. Dat ging altijd eerlijk. Het heeft me soms goed getroost.’
<Dirk> ‘Dat lucht me erg op. Dirkje, ga je nu geen zorgen maken hoe het met ons afloopt. De kapitein heeft me gevraagd om, als ik kon, je een beetje in de gaten te houden. Alleen om, als het nodig was, je er aan te herinneren dat je genieten mag. Dat je in je nieuwe leven je niet onnodig afremt.’
<Dirkje> ‘Ik herken zijn woorden. En jij mag me altijd alles zeggen. Maar wel doorstrelen. Oh, Dirk, sorry. Ik wil niet de baas spelen, maar ik heb dit toch wel gemist.’
<Dirk> ‘Maak je niet zo druk, ik snap je wel. Ik pas me aan, het gaat prima.’
<Dirkje> ‘Ja, heerlijk. Je hebt nu alles gekregen wat je vandaag verwachtte, hè?’
<Dirk> ‘Ja, schatje. Het is genoeg. Alleen nog een beetje kort.’
<Dirkje> ‘Geen zorgen, ik schop je er nog lang niet uit.’
Ik kan nu niet verder gaan. We gingen alles stap voor stap doen, ik denk dat we pas na drie keer spelen voor het eerst het eind haalden. We hebben zo’n half jaar gespeeld. Het is, achteraf, niet zo erg geweest, dat ik het toen wéér niet voor eeuwig zag zitten.’
<Anya> ‘Ja, mama. Zó mooi. Maar waarom kan je nu niet verder gaan?’
<Dirkje> ‘Ik ga wel verder, maar niet met praten. Ik wil nu wat gaan dóen, met Dirk. Lekker, net als toen. Denk over alles nog maar eens na, en ga boven maar nagenieten, welterusten.’

Ik kroop zo gauw mogelijk bij Anya in bed.
<Steven> ‘Wat een verhaal. Dirkje moet bekaf zijn van het vertellen. Ze wilde met Dirk wat lekkers gaan doen. Nou, ik denk dat hij het meeste zal moeten doen.’
<Anya> ‘Nou, Steven! Ik denk het niet, ze speelt vast nog net zo graag als Diny nu. En ik zie mezelf er ook niet totaal passief bijliggen. Oei. Zeg maar niets. Kus me, alsjeblieft.’
We omhelsden elkaar, en kusten. Tot er zachtjes op de deur geklopt werd en Diny binnenkwam.
<Diny, fluisterend> ‘Mag ik jullie storen?’
<Anya> ‘Eigenlijk niet, maar omdat jij het bent, vooruit. Wat is er?’
<Diny> ‘Ik heb wat bedacht. Steven, jij wilt van de winter vast wel wat ervaring opdoen met wat leuks op school, hè?’
<Steven> ‘Ja, ik zal het toch ergens moeten doen, maar ik weet nog niet hoe.’
<Diny> ‘Dan moet je beginnen met het meisje met de kleinste . . . boezem in je klas, tenzij je die niet leuk vindt, sla je die over. Die denkt, ik heb minder boezem dan die anderen, en toch kies hij mij. Zal je de rest zien kijken. Oh, hij ziet er eigenlijk wel leuk uit, was me niet opgevallen, hij is zo rustig. En met die meid, die heeft amper boezem! Nou, die zal ik eens even gaan verslaan. En dan komen ze op je af, eerst langzaam, later sneller, als ze gaan roddelen over je. En daarna uit de hogere klassen. Die uit de lagere klassen komen ook toestormen. De meeste meisjes willen een wat oudere jongen. En de oudere wel wat spelen met een jongere. Oh, wat ben ik gemeen voor mijn eigen sekse. Dat wordt druk, je zult het zien.’
We lachten ons half dood.
<Steven> ‘Ik zal het onthouden, en nu lekker slapen, Diny. Gaan wij ook doen.’
<Diny> ‘Ik geloof je niet. Veel plezier.’
Diny verdween.
<Anya> ‘Inderdaad, wij gaan nog niet slapen. Maar veel plezier heb ik niet. Ik ben een beetje boos op je, Steven. Net voordat Diny binnen kwam schoot me wat te binnen. Je hebt Sandra gevraagd of ze er problemen mee had, om morgen in haar blootje te gaan zitten. Van Diny en Jasper weet je dat ze het niets kan schelen. Maar míj heb je niets gevraagd. Je wist dat ik er nog over na moest denken. Wat moet ik nou?’
<Steven> ‘Oh, schatje, wat erg. Ik heb er helemaal niet aan gedacht. Een béétje boos? Je zou zelfs héél boos op me moeten zijn. Verzin maar een straf. Ik accepteer alles.’
<Anya> ‘Nee. Je had het zo druk met alles te bedenken, dat je dat gewoon gemist hebt.’
<Steven> ‘Ja, dat moet wel. Wat nu? Ik denk, dat het beste is dat je maar thuisblijft. Of je kleedt je niet uit. Bob zal dat wel snappen.’
<Anya> ‘Ik wil helemaal meedoen, net als Sandra, anders vind ik het kinderachtig.’
<Steven> ‘Maar dan zie ik je voorkant. Niet dat ik dat erg vind, maar je moet je hierdoor niet laten dwingen iets te doen wat je nog niet wilt. Oh, wat vervelend.’
<Anya> ‘Het is eigenlijk geen ramp. Er zijn genoeg gezinnen die met z’n allen naar een naturistenkamp of zoiets gaan. Die zien elkaar ook helemaal. Als het morgen lukt zien Bob en Diny elkaar ook voor de eerste keer. Jasper en Sandra ook. Die vonden het allebei heel leuk, ze maakten er zelfs grapjes over. Sandra zit er helemaal niet mee. Ik moet het maar doen, het moet toch een keer.’
<Steven> ‘Zo hadden we het niet afgesproken. We moeten er wat op verzinnen.’
<Anya> ‘Steven, wie heeft er om die afspraak gevraagd?’
<Steven> ‘Oh, ik snap het. Goed, zeg dan maar wat je wilt.’
<Anya> ‘Die afspraak is voor míj gemaakt, omdat het me toen te snel ging. Laat me mijn stap voor stap gedoe eens uitleggen. De stappen zijn, voor mijn gevoel, niet even groot, en ik heb niet steeds evenveel tijd nodig voor de volgende. De eerste was heel klein. Toen we net met elkaar ‘liepen’, kusten we elkaar. Ik zei toen, je moet me niet zo voorzichtig vasthouden. Ik vond het heerlijk toen je me tegen je aantrok, ik voelde me voor het eerst echt een meisje. In de armen van een lieve jongen, mijn jongen, die me kuste en streelde. Na een paar dagen wennen wilde ik je zien. Daar was ik zó blij mee, dat ik je mijn blote kontje durfde laten strelen. Maar toen je het kuste, schrok ik. Dat vond ik ineens erg intiem, daar was ik niet aan toe. Ik dacht ook nog, hij is zó sterk, als hij wil draait hij mij gewoon om en bekijkt me, zonder dat ik daar iets tegen kan doen. Maar gelijk dacht ik, dat doet hij niet, hij doet niets tegen mijn zin, wel alles om het mij naar mijn zin te maken. En toen zei je iets, wat ik nooit zal vergeten. Je zei, je wil je zeker niet omdraaien, hè? Zó lief, zó voorzichtig. Je wist dat ik het niet wilde, je wilde alleen duidelijk maken dat jij wél wilde, maar rustig zou wachten. Daarna ben ik van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat bij je geweest. En een paar nachten, maar dan slapen we, dat telt niet zo. Ik ben steeds meer van je gaan houden, zonet wéér, omdat jij het zo vervelend voor me vond. Ik weet nu, dat ik die zwembroektruc niet uit had hoeven halen. Ik had je het gewoon kunnen vragen, hier. Dan had ik ook naar je mogen kijken, hè?’
<Steven> ‘Je laat me schrikken, het is net alsof je het echt vraagt. Ik denk, dat ik geaarzeld zou hebben, dat deed ik bij het zwemmen ook. Omdat mijn broek uit moest, voor het eerst met iemand erbij. Twee meiden nog wel. Maar als je toen keek zoals je nu kijkt, had ik het gedaan. Een volgende keer zal ik er geen problemen meer mee hebben, wie er ook mee gaat zwemmen. En als we met z’n tweeën zijn, op een fijne plek, zoals nu, mag je er altijd om vragen, ik ben helemaal van jou.’
<Anya, zachtjes> ‘Steven, dan vraag ik het gelijk. Mag ik nog eens naar je kijken? Van vlakbij? Zo lang als ik wil? Ik zal nergens aankomen.’
<Steven> ‘Wat fijn dat je het durft, en graag wilt.’
Ik liet haar los, maakte wat ruimte tussen ons en deed mijn pyjamabroek een stuk naar beneden.
<Anya> ‘Oh, Steven! . . . Ik heb hem gevoeld, door je pyjamabroek, maar om hem te zien is wat anders. Ik ben blij dat je bij het vennetje wat kleiner was, ik heb eraan kunnen wennen. In gedachten natuurlijk. Wat . . . mooi.  . . . Dank je wel, voor vandaag lang genoeg.’
Ik deed mijn pyjamabroek weer omhoog en omhelsde haar weer.
<Anya> ‘Ik zal onthouden dat ik erom mag vragen. O. Morgen zie ik hem vast weer, bij het ompraten van Bob. Nu wat anders. Steven, zou het je veel moeite kosten om je handen thuis te houden, als je mij helemaal bloot zou zien?’
<Steven> ‘Nee. Diny heeft me een keer gezegd, als je met een meisje bent, en ze laat je wat zien, moet je het aanraken, anders denkt ze dat je het niet mooi vindt. Maar daar ben ik het niet mee eens, ik kan toch zéggen dat ik het mooi vind. Kijken en aanraken zijn bij mij twee verschillende dingen. Ik zou het niet in m’n hoofd halen om een meisje ongevraagd aan te raken. Ik vind het kijken al zo fijn. Bij jou heb ik helemaal geen problemen. Je wilt stap voor stap, nou, ik houd van je, dus dan doe ik dat. Je bent een gezond meisje, en nieuwsgierig, dus de rest komt ook nog wel eens. Ik wacht rustig af, ik heb in die paar dagen toch al zoveel ongevraagd gekregen. Inclusief verkering met jou.’
<Anya> ‘Je bent zo lief, ik durf weer een stap. Steven, ik doe morgen gewoon mee. Maar ik wil niet dat je me voor het eerst ziet waar anderen bij zijn. Eerst met ons tweetjes, hier, intiem. Wil je nu naar mij kijken, ik bedoel, helemaal bloot?’
<Steven> ‘Oh, Anya, graag. Maar weet je het zeker, schatje?’
<Anya> ‘Ja. Ik wilde ik het doen als alles een tijdje goed ging. Het is nu wat eerder dan ik verwachtte, maar niet alles is te regelen. En, ik ben natuurlijk, net als jij, er een beetje trots op hoe ik er uit zie. De anderen mogen van een afstandje kijken, jij van dichtbij, zo lang je wilt. Omdat ik ook van jou ben. Draai je even om, dan doe ik alles uit.’
Zodra ik niets meer hoorde en het bed niet meer bewoog draaide ik me weer om. Door een snelle blik van boven naar beneden en weer terug zag ik dat ze inderdaad alles uit had gedaan en helemaal bloot op bed lag. Met haar handen onder haar hoofd. Ik keek naar haar gezicht. Ik moest haar kussen.
<Steven> ‘Geef me nu een hand. Ik wil je vasthouden, anders vind ik het niet gezellig, vind ik me te veel op een afstand van je.’
<Anya> ‘Ik begrijp je. Maar jammer van mijn mooie pose, vind je niet?’
<Steven> ‘Je bent ondeugend, bloterik. Wat kan mij een pose schelen! Die heb je niet nodig. Ik heb je net heel even helemaal gezien, wat ben je mooi, overal, maar zoveel mooie dingen in één keer is me te veel. Mag ik je stap voor stap bekijken? Van boven naar beneden? Dan genieten we er allebei het meeste van.’
<Anya> ‘Het is toch heel anders dan bij het zwemmen. Je bent nu zo . . . heel dichtbij. Het lijkt me heel fijn, als je me zachtjes laat wennen, alsjeblieft, eerst boven dan.’
<Steven> ‘Diny had gelijk. Ze zei, ik zie die van Anya onder het douchen, ze staan zo leuk bij haar. Heel mooi in verhouding. Dat klopt helemaal. Wat móói. Wat schattig, joh. Ik ga niet minder vaak naar je bloesje kijken, hoor. Nu ik weet welke twee prachtige gevalletjes er onder zitten geniet ik daar nog meer van. Mag ik ze volgend jaar strelen?’
<Anya, zachtjes> ‘Ik denk het wel. Dan eerst dit weer, alleen kijken. Om te wennen.’
<Steven, zachtjes> ‘Nou, graag. Tijd zat. Dan mag je mij ook strelen. Overal.’
<Anya> ‘Daar wil ik nu niet aan denken. Ga verder, alsjeblieft.’
<Steven> ‘ Je bent véél mooier dan die poster. En dan Diny. Ik zou zo uren naast je kunnen zitten. Afwisselend je kussen en naar je kijken. Maar nu beneden? Durf je?’
<Anya, zachtjes> ‘Heel langzaam. Je moet wel een beetje opschuiven, naast mijn . . . middel gaan zitten. Of nog lager, wat je maar wil.’
<Steven, zachtjes> ‘ . . . Liefste, je hebt een heel mooi krullenbolletje. . . . Wat bloos je?’
<Anya, zachtjes> ‘Je zegt het heel lief, je weet dat je nog niet alles ziet. Ik moet even moed verzamelen. Het is zó anders dan bij het zwemmen, dan kan ik het aardig verstoppen, en me een beetje wegdraaien, zonder dat het opvalt. Het is de eerste keer dat ik een jongen echt naar me laat kijken, naar alles, van vlakbij. Zo heel erg intiem. Maar wij hebben verkering, ik mocht naar jou kijken, jij zo naar mij. Heb je nog even geduld?’
<Steven> ‘Doe maar rustig aan, als het zo moeilijk voor je is. We kunnen ook stoppen.’
<Anya> ‘Helemaal niet. Alleen even langzaam aan. Jij ziet ook een beetje rood.’
<Steven> ‘Ik heb, geloof ik, hartkloppingen. Het is mijn eerste keer dat ik van zo dichtbij een helemaal bloot meisje zie. En het mooiste moet nog komen.’
Het kwam gelijk, want ze deed haar benen van elkaar af.
<Steven> ‘Oh, Anya. . . . Oh, geweldig. . . . . . . Ik vond die poster al mooi, Diny nog mooier. Maar nu jíj, zo vlakbij. Ik snap je, je bent mooier dan die poster. Véél mooier. Oh. . . . Ik kan even niet kijken, ik ga je een tijdje kussen.’

<Anya, fluisterend> ‘Wat geniet je er van. Ik krijg het warm van je kijken.’
<Steven, fluisterend> ‘Ik krijg het ook warm, daarom kijk ik even niet. Straks weer.’
<Anya> ‘Dit is zo heerlijk intiem, van vlakbij naar elkaar kijken. Het geeft me zo’n gevoel van bij elkaar horen. Ik ben zó blij dat ik niet tot morgen gewacht heb.’
<Steven> ‘Ik ook. Dit gaat zo heerlijk langzaam, hè? Zo fijn, met z’n tweeën. Ik ben zo gelukkig. Ik mag je wel een beetje plagen, hè? Mag ik je volgend jaar daar ook strelen?’
<Anya, fluisterend> ‘Ik beloof niets. Krijg ik nu een lekker tongzoentje van je?’
Ik heb zeker een half uur naar haar gekeken, tussendoor vaak naar haar gezicht. Ik moest haar dan weer lang kussen. Af en toe kneep ze in mijn hand. Tot ze slaperig werd.
<Steven> ‘Ik zie dat je slaap krijgt. Ik zou de hele nacht naar je kunnen kijken, maar dat is niet zo leuk als je slaapt. Je moet zien waar ik naar kijk. Dus we stoppen. Maar ik wil je eerst nog wat vragen. Ben je er tevreden mee, dat ik alleen kijk en er niet aankom?’
<Anya> ‘Ja, het was heerlijk. Wel even moeilijk. Ik wil hier graag van bijkomen. En eraan wennen. Ik bedoel, ik wil dat je eerst vaker naar me kijkt voordat je aan me komt.’
<Steven> ‘Dan doen we dat, zo vaak je maar wilt. Ik houd keurig mijn handen thuis. Maar ik zou graag, net als op je kontje, op eentje van je mooie tweeling een kusje geven. Mag dat, alsjeblieft?’
<Anya, zachtjes> ‘Wat ben je toch weer slim. Ja, dat durf ik. Doe maar, zachtjes.’
{Geweldig, dat het mag}
<Steven, geschrokken> ‘Sorry, mislukt. Ik wilde je zo’n zachtjes, dan harder, dan weer zachter kusje geven. Het begon goed, heel fijn. Maar toen ik wat harder wilde ging het niet goed. Het gaf zo méé, het . . . deukte helemaal in, tot ik je met mijn neus aanraakte. Vind je het erg? Ben je boos?’
<Anya> ‘Nee, oen, ik vind het grappig. Indeuken! Zo reageert dat, maar dat kon je niet weten. Ik voelde dat je schrok. Nu je het wél weet, wil je er eentje op de andere geven?’
{Wat is ze lief. Nu voorzichtig op die andere}
<Anya> ‘Heerlijk. Helemaal goed. Ik zal je zo vaak ik het aankan om méér vragen.’
<Steven> ‘Heel graag. Ik kan ze nog veel lekkerder kussen, hoor. Ik geef je nu een welterustenkusje op je mondje. Ik ga in mijn eigen bed slapen. Ik moet hier ook van bijkomen.’
<Anya> ‘Ik snap je wel, liefste. Welterusten.’

Dag 13

Het zwemmen verliep grotendeels volgens de planning. Bob had inderdaad nogal wat argumenten tégen, maar dacht steeds even serieus na, als ik die rustig onder tafel veegde. Ik had overal een goed antwoord op, ik was goed voorbereid. Nadat de meisjes zich uitgekleed hadden bleef het even stil.
<Bob> ‘Ik wil een paar minuten bedenktijd.’
<Diny, ongerust> ‘Natuurlijk, Bob.’
Ze ging naast hem zitten. Hij keek eerst een tijd voor zich uit. Hij zuchtte en keek daarna naar ons, om de beurt. Het leek wel, of hij uit zat te proberen of hij naar blote jongens en meisjes kon kijken, durfde kijken. Daarna begon hij te grijnzen.
<Bob> ‘Afgesproken werk, hè? Mij erin geluisd, hè?’
<Diny> ‘Ja, maar geen rotstreek, om je voor schut te zetten. Het was om ons te helpen.’
<Bob> ‘Ja, ik ken het verschil in streken. Dit was een commissarisstreek. Wie heeft deze verzonnen? Jij hè, Steven?’
<Diny> ‘Ja, en wíj hebben geholpen. Voor de bestwil van jou, en mij, en allemaal.’
<Bob, langzaam> ‘Jullie hebben het héél goed gedaan, heel netjes en heel lief. Ik kan er niet onderuit, jullie hebben hélemaal gelijk. Ik blijf.’
<Diny, in tranen> ‘Ohhhh, Bob.’
<Bob> ‘Diny, je moet even geduld hebben. Geen twee maanden. Heb je dat?’
<Diny, bedeesd> ‘Ja, Bob. Ik snap wat je bedoelt.’
<Bob> ‘Ik wil eerst iedereen bedanken, jou als laatste, want als ik naar je ga kijken kom ik vast aan de rest niet meer toe. Een half uur geleden had ik liever doodgevallen dan mijn broek uit te doen in gezelschap. Maar ik pas me, helaas nú pas, bij jullie aan.’
Hij trok rustig zijn zwembroek uit, alsof er niemand zat te kijken. Dat deden ze natuurlijk wel, net zo rustig, niet nadrukkelijk. Alleen Diny bloosde.
<Bob> ‘In mijn bedenktijd, zonet, heb ik het ook eens van een andere kant benaderd. Ik dacht, waarom niet? Ik kon niets verzinnen. Op een paar voorwaarden na. Fatsoenlijke mensen, fatsoenlijk gedrag. Toen ben ik gaan kijken. Wat zag ik? Fatsoenlijke mensen, fatsoenlijk gedrag. Toen besloot ik te blijven, omdat ik altijd nog weg kon gaan. Maar ik denk niet dat het ooit zo ver komt. Jullie zijn eerlijk en open. Steven, vreselijk bedankt, later meer. Jasper, ook bedankt. Sandra, ik weet niet waarom jij wilde helpen, dat wil ik graag later horen. Dank je wel. Ik eh realiseer me, dat ik na het vragen van de leeftijd van Diny, het vrolijke bij haar gemist heb. Ze heeft me wel steeds verteld waarom, maar ik had niets door, ik bleef eigenwijs. Anya, ik weet waarom jij erbij wilde zijn. Onder andere omdat ik gezien heb hoe jij met de commissaris omgaat. Even tussendoor, de hoofdagent, die jullie gisteren aan de lijn hadden, heeft gelijk de commissaris thuis gebeld. Er had een meisje Vervoort stennis gemaakt, hij was bedreigd, toen hij haar niet door wilde verbinden. Hij wilde de zaak direct geregeld hebben en excuses. De commissaris schijnt enige onparlementaire termen gebezigd te hebben en de hoorn erop gegooid te hebben. Ik hoorde, niet lang nadat ik Diny gesproken had, een auto op twee wielen krijsend de bocht door komen. Ik heb wel eens noodstoppen meegemaakt, maar déze, op tien centimeter voor de voordeur. Uit de auto kwam de commissaris gestormd. Met een rode kop, niet normaal. Toen kreeg die hoofdagent een stennis zoals hij nog nooit meegemaakt had. Wat? Een meisje dat stennis maakt? Dat was zíjn meisje! Onbeschofte . . . en puberale . . . en zo nog een kwartiertje door. Ik dacht dat hij barstte, met z’n rode kop, hij is altijd zo rustig. De hoofdagent werd zes maten kleiner. Ik kom alles horen, en stiekem zien. Ik had gedacht dat ik Diny gewoon aan de lijn gekregen had, alleen was de hoofdagent nogal pissig tegen me, ik verbind u door met een meisje, agent. Hij zegt normaal, Bob. Toen koelde de commissaris wat af, en ging de hoofdagent even uitleggen, dat hij alsnog bedreigd werd met, wat had het meisje gezegd? De hoofdagent zei, ik citeer, overplaatsing, ontslag, dégra . . .  een lagere rang of zo, einde citaat, commissaris. Ik lachte me wezenloos, ik hoorde dat het Anya geweest was. Juist, zei de commissaris, dat is mijn meisje geweest, nou je sloft, daardoor heb ik weer een goede bui, anders had je gelijk iets, of zo, gehad. En je krijgt ook ontslag, dégra . . . een lagere rang of zo, als je je niet binnen de kortste keren gaat gedragen als vriend van het publiek. Eerst al het mogelijke doen, heel beleefd. Poe, niet doorverbinden, alsof dat een doodzonde is. Later verifiëren. En nog een kwartiertje les. Ik ben even een luchtje gaan scheppen, met toestemming van een grijnzende wachtcommandant. Anya met die hoofdagent, Diny met, agent, wilt u in de problemen komen met mijn goede vriend de commissaris, die zoveel voor ons gedaan heeft? Ohhhh, wat een mooi stel, nu moet ik weer even bijkomen. . . . De commissaris heeft me gisterenavond nog gebeld, vanaf thuis. Hij vertelde me, jullie krijgen een nieuwe kopie van code zevenhonderdtien. Met de code rijles en een nieuwe code erbij, code hartsvriendin. Oftewel, vragen naar verzoek van vriendin, en indien ook maar enigszins mogelijk, met de hoogste spoed uitvoeren, noteren, achteraf verifiëren. Geen misbruik, en zo, zei de commissaris.’
<Anya> ‘Ik hoor het hem zeggen. Wat lief, hè? Hartsvriendin!’
<Bob> ‘Vind je het zo gek, dat hij zo lief is voor jou? Hij maakt vaak uitzonderingen, niet zulke als voor jou, maar voor verlof of zo, voor iedereen die gewoon zijn best doet. Altijd eerlijk, nooit misbruik. Compensatie voor de rotgevallen die ik ook krijg, zegt hij. Hij zei, je bent vast niet vergeten dat je op het volgende politiefeestje wilt komen.’
<Anya> ‘Zeker weten, en ik hoop dat hij vaak langs komt.’
<Bob> ‘Ik ook. Anya, jij dus ook bedankt. Ik heb daarnet nogal neutraal naar jullie gekeken, naar blote meisjes. Ik weet nu wat mag, als het niet zo is hoor ik het wel. Ik ga nu netjes gezond doen en jullie eens bekijken. Sandra, wat ben je een stuk zeg. Alles erop en eraan. Jasper, ik zou haar maar gauw aan de haak slaan. Steven, voor jou hetzelfde, met dat kleine moois. Nu ga ik eindelijk met Diny praten. Kom je vóór me zitten? Ik wil ook naar jou kijken. Ik ben zo blij, dat je er weer gelukkig uit ziet. Móóóói! . . . Ik doe even mijn ogen dicht. Mag ik weten of de meisjes problemen hebben met . . . groter wordende jongens?’
<Diny> ‘Het ligt aan de omstandigheden. Nu beslist niet. We zouden zelfs beledigd zijn als jullie niet duidelijk zichtbaar op ons zouden reageren. Zeg, Bob, genoeg hoor!’
<Bob> ‘Kom gauw naast me liggen om te knuffelen, je bent te mooi om naar te kijken. Anders komt er vast nog iets meer, ik kan dat niet stoppen.’
<Diny> ‘Ja, dan kan ik ook even bijkomen van de schok. Jij bent niet bepaald een kleine jongen, zeg. Nog iets meer hoeft geeneens. De rest vermaakt zich ondertussen wel, hè?’
<Anya> ‘Dat was een duidelijke wenk. Ja, wat voor vermaak kunnen we verzinnen? Laten we ze nadoen, in ons eigen tempo. Kom, Steven, knuffelen, een paar meter verder. Dat is ook beter voor jouw ogen. Sandra, heeft Jasper ook probleempjes?’
<Sandra> ‘Ja, grappig hè? Alle drie jongens hetzelfde. En ze kunnen geeneens alles tegelijk bekijken. Wij lekker wél. Mooi groot hè? Maar wil je me verder niet storen?’

<Diny> ‘We moeten naar huis, Dirk en Dirkje vertellen dat het goed zit met Bob en mij. Zullen we vanavond een feestje bouwen, boven? Als we de stoelen verzamelen kunnen we op de logeerkamer het zitje uitbreiden. Als een stel zich even wil afzonderen, Jasper en Sandra op zijn kamer, Anya en Steven op de hare en Bob en ik op de mijne. Iemand bezwaren?’
<Bob> ‘Niemand natuurlijk. Opschieten, zoveel te eerder kunnen we beginnen.’

Onder het eten brachten we verslag uit aan Dirk en Dirkje. Wat waren ze blij voor Diny. We vertelden ze, dat we het boven wilden vieren. Ze begrepen, dat we gelijk na het eten wilden beginnen.
Boven wilde iedereen zich eerst afzonderen, om intiem wat na te praten.

<Anya> ‘Hoe vond je het vanmiddag, met z’n allen bloot?’
<Steven> ‘Heel gezellig. En heerlijk, die zon op je blote lijf. Onder het praatje van Bob kwam ik bij, hem ompraten was een beetje vermoeiend. Wat heb ik genoten, drie lekkere meiden om naar te kijken. Al die mooie spullen, boven en onder. Ik vond je nog veel mooier dan bij kunstlicht. Je zien bewegen is ook zo mooi. Maar ik was blij dat ik je gisterenavond al gezien had. Ik had anders geen woord meer tegen Bob kunnen zeggen nadat je je badpak uitgedaan had. Ik redde het nu nét. Wat ben je toch móóóói.’
<Anya> ‘Jij ook, je was nogal . . . vooruitstrevend. Ik weet de theorie, maar de praktijk is toch wat anders dan ik dacht. Je bent niet iedere keer even . . . groot. Kun je me uitleggen hoe dat werkt? Durf je dat?’
<Steven> ‘Ja hoor, verlegen meisje van me. Ik snap je wel, in de theorie hebben ze het alleen maar over klein en groot. Je hebt verteld dat je vaak de kleine van Jasper gezien hebt, en één keer de grote van Dirk, jaren terug. Maar er zijn natuurlijk tussenstanden. Het hangt er van af wat een jongen ziet én waar hij aan denkt. De eerste keer hier had ik de bovenkant van Diny gezien, en jullie blote kontjes. En ik kwam uit het niet al te warme water, en hoe kouder, hoe kleiner. Deze keer zat ik in de warmte, met drie helemaal blote meisjes voor mijn neus. Ik keek alleen maar, ik dacht nog nergens aan. Gisterenavond was het intiem, mijn verkering keek naar me, van dichtbij, dat wilde ze graag. Ik ook. En ik zag hoe ze genoot. En ook dat ze zag hoe ik genoot. En ik dacht er wat bij. Wat we volgend jaar, misschien, gaan doen. Daarom.’
<Anya> ‘Ja, misschien. Voorlopig geniet ik hier genoeg van. Je hebt het netjes verteld, en duidelijk, precies genoeg voor me om het te snappen. Ik zal tot volgend jaar zo over je dromen, denk ik. Misschien af en toe, misschien vaak. Laten we de rest maar roepen. Verzamelen!’

<Diny> ‘Ik ga drinken en wat om te snoepen halen. En Dirk en Dirkje vragen om ook te komen feestvieren.’
Dirkje en Dirk kwamen met Diny mee naar boven.
<Steven> ‘Jasper en Sandra, hoe is het met jullie gegaan?’
<Sandra> ‘Hij heeft me op bed neergezet, nee, niet neergelegd, Diny. Hij knielde voor me. Sandra, ik ben smoorverliefd op je. Wil je verkering met me? Ik heb ja gezegd. Toen heeft hij me wel neergelegd, enzovoort. O.K., feliciteren maar.’

<Bob> ‘Diny en ik zijn allebei wat stom bezig geweest, maar nu is alles goed tussen ons. We hebben net rustig gepraat, aangekleed, want anders kan ik geen woord uitbrengen. Ik moet erg wennen. Ze is zó mooi. Jullie ook, hoor, Anya en Sandra. Maar Diny heeft het vrolijke weer terug. En ze ziet er zo gelukkig uit, het doet bijna pijn aan mijn ogen. Ik wil jullie nog een keer bedanken dat jullie ons weer bij elkaar gebracht hebben.’
<Dirk> ‘Wordt er geen toestemming gevraagd? Grapje hoor. Jullie zijn niet van die regelaars zoals Anya en Steven. Sandra, Bob, hartelijk welkom in de familie.’
<Dirkje> ‘Van mij ook. Anya en Steven, met jullie alles goed?’
<Anya> ‘Heel goed. Hoe precies houden we lekker geheim.’
<Dirkje> ‘Dan zal het wel lekker zijn. Ik kan me er iets bij voorstellen. Maar wat dat betreft mag je best geheimpjes hebben.’
<Anya> ‘Ik weet het. Die heb jij ook.’
<Dirkje> ‘Oh, Anya. Wat heb je nú weer? Bedoel je er iets mee?’
<Anya> ‘Ik heb nagedacht over je verhalen, ze hebben een diepe indruk op me gemaakt. Maar ik miste nog iets. Ik ben mijn hele leven nagelopen, wat ik over je wist. Er is een hoop bij me bovengekomen. Ook de trucs die je uithaalt. Ergens mooi overheen praten. Zo bewaar jij geheimpjes.’
<Dirkje> ‘Ja, slimmerdje. Maar alleen, omdat ik het dan nog niet de goede tijd vind om het te vertellen.’
<Anya> ‘Dat mag je. Maar ik combineer dingen. Dan is het geen raden meer, maar weten wat er gebeurd is. Is het tijd om ons te vertellen wat er met de kapitein is gebeurd? Daar heb je niets over verteld. Als je niet wilt hoeft het natuurlijk niet.’
<Dirkje> ‘Oh, Anya, waarom denk je zo veel? Dirk, wat moet ik?’
<Dirk> ‘Gewoon vertellen. Het is weer, net zoals alle verhalen over jou, héél mooi. Er is niets om je voor te schamen, ze zullen er weer van kunnen leren.’
<Dirkje> ‘Tja, het is toch wat. Alles bij elkaar is er wel een boek over te schrijven. Goed. Met oud en nieuw is de kapitein langsgekomen. Hij vond het wel passend. Ook een nieuw begin. Ik heb verteld dat ik, als het schip binnenliep, de kapitein ging bezoeken. We haalden steeds onze mooie herinneringen op, we kregen er geen genoeg van, theoretisch en praktisch. Het was ook hooguit twee keer in een jaar dat het schip binnen was. Ja, Anya, ik snap je opgetrokken wenkbrauw. We praatten en we vrijden. In het begin was het goed voor mijn zelfvertrouwen, later was het daar niet meer voor. De boots en hij gingen vroeg met pensioen, zo gaat dat met zeelui. Ze gingen allebei in een zeemanshuis wonen, aan de haven. Daar wonen ze nog steeds. Heerlijk, het hele jaar vlakbij. De kapitein leest veel. De boots kan niet stilzitten, hij verzorgt ook de kapitein. Ze reizen ook veel. Genoeg water gezien, nu eens wat land. Ze hebben mooie kamers, geen smalle kooi, een ruim bed. Ik bloos geeneens. Jullie weten toch al wat de kapitein en ik deden, afgezien van praten.’
<Anya> ‘Je gaat nogal eens boodschappen doen in de stad. Soms ga je extra vroeg weg en kom je heel laat terug, zonder boodschappen. De volgende dag loop je heel tevreden rond, en een beetje slaperig.’
<Dirkje> ‘Ja, dan ben ik bij de kapitein geweest, de hele dag. En dan praatten Dirk en ik nog lang na. Ik vertel hem hoe fijn het weer was, bij de kapitein. En dan halen we samen ook weer een heleboel herinneringen op. Ook praktisch. Sinds ik vaste verkering kreeg met Anton praten de kapitein en ik natuurlijk alleen maar. We hebben zo veel en zulke fijne herinneringen. Dirk geniet mee. Hij weet dat ik voor de kapitein hetzelfde voel als voor hem vroeger. Ik voelde pas liefde voor Anton, daarna voor jou, Diny, en voor jou, Anya. Toen echt voor Dirk. En Jasper natuurlijk, lieve jongen. Al weer veertien jaar. Dat was het.’
<Diny> ‘Ik heb je uitstapjes nooit gemerkt. Het spijt me.’
<Anya> ‘Daar kan je niets aan doen. Je hebt nog meer gemist. Het was weer heel mooi, mama. Maar wéér niet alles. Waarom vertel je het niet? Net wat papa zegt, er is niets om je voor te schamen. En bovendien, Anton en Dirk vonden en vinden het fijn wat je doet. Ik zie, hoe jij en Dirk er dan weer van genieten. Mogen wij dat ook, alsjeblieft?’
<Dirkje> ‘Ja, schatje, maar ik houd nu niet expres wat achter. Ik weet het even niet. Help me maar, je bedoelt het zo lief.’
<Anya> ‘Nu alleen je jeugdvriend nog, mama.’
<Dirkje> ‘Weet je dat ook al! Wat ben je toch slim. Ja, dan moet ik dat ook vertellen. Meer is er dan echt niet. Hoe weet je dat?’
<Anya> ‘Je zei altijd, die heb ik door school ontmoet, als we vroegen wie het was. Mooie truc, niet op school, maar door school, om geen argwaan te wekken. Dat is je tot nu toe gelukt, maar na je verhalen niet meer. Hij is het. Het kan niet anders. Hij is zó rustig. Kijkt je zo open aan. Geeft altijd zo mooi antwoord op mijn vragen. Hij is op heel vertrouwelijke voet met je, dat voel ik altijd. En nog veel méér, ik voel altijd iets speciaals bij hem, hij vindt ons heel lief, hij ziet ons graag, maar hij is voor en van mama.’
<Diny> ‘Je bedoelt die vriendelijke man, die af en toe komt? Die nooit binnen wil zitten? Altijd met mama handje zit te vrijen? En te praten, behalve als we in de buurt zijn? Dan zit hij alleen maar naar ons te kijken. En met kijken bedoel ik niet dat hij naar mijn bloesje kijkt. Nee, heel speciaal, hij bekijkt je aparte onderdelen niet, maar alles tegelijk. Dat doen alleen mensen die om je geven. Daarom stoort dat me nooit, hij glimlacht ook altijd zo lief. Dirk zit er ook altijd bij te glimlachen. Terwijl hij overal voor moet zorgen, eten, drinken. Dirkje doet níets, hélémáál níets als die man er is. Is dat hem?’
<Dirkje> ‘Ja, dat is hem. Vroeger zaten jullie vaak bij hem op schoot. Lieve oom. Hij was er steeds kapot van. Hij heeft zelf geen kinderen. En dan zo’n liefje, dat sprekend op me lijkt. En dan nog een schattig kleintje. Hij wil liever niet naar binnen, te benauwd als je lang gevaren hebt. Ik heb hem natuurlijk wel de hooizolder laten zien. Waar ik ook vaak met Dirk gespeeld heb. We hebben er even gelegen. Ideaal, zei hij. Eigenlijk buiten, alleen een dak erboven. Hij genoot hier zo. Kun je het voorstellen? Mijn twee schatjes lief zien spelen, jarenlang bloot, heerlijk buiten. De boots is één keer geweest. Hij kon het daarna niet meer aan. Ik zal hem toch opnieuw vragen. Hij kan nu met jullie praten. Dat is makkelijker dan naar die kleine liefjes kijken. De kapitein komt binnenkort weer. Doen jullie dan een beetje voorzichtig? Vooral jij, Anya. Ik weet, dat je hem op jouw manier uitbundig zou willen bedanken. Hij mag wél weten dat ik jullie alles verteld heb.’
<Anya> ‘Ik ga hem in ieder geval vragen of hij ook míjn vriendje wil zijn. Hij is nu niet meer alleen van jou, hoor. Ik weet dat ik egoïstisch ben, ik heb al een dierenarts, een dokter en een commissaris, het lijkt wel of ik ze verzamel, nu ook een kapitein erbij. Maar het zijn wél, op jullie na, de liefste mensen van de wereld. En nu moet ik janken.’
<Dirkje> ‘Er is genoeg om te delen, schatje. Wacht maar af.’
<Dirk> ‘Over delen gesproken. Dirkje, ik heb ook een geheim, over jou. Ik moest met vertellen wachten op een goede gelegenheid. Die is er nu.’
<Dirkje> ‘Moest wachten? Van wie?’
<Dirk> ‘Ik maak het net zo spannend als Anya wel eens doet. Van Anton.’
<Dirkje> ‘Je maakt het héél spannend. Wat mocht jij van Anton niet vertellen?’
<Dirk> ‘Dat ik met hem over jou gesproken had.’
<Dirkje> ‘Alsjeblieft, Dirk, je plaagt me niet meer, je martelt me.’
<Dirk> ‘Anton en ik kenden elkaar, maar zagen elkaar zelden. Vóór je trouwen ben ik naar hem toegegaan. Ik heb hem bedreigd. Als hij je niet gelukkig zou maken zou ik hem weten te vinden. Wacht even, Dirkje. Hij gaf me meteen gelijk.’
<Dirkje> ‘Oh, Dirk, je hebt je leven lang voor me gezorgd, iedere keer weer.’
<Dirk> ‘Ja, omdat ik van je gehouden heb al van vóór je me verleid hebt. Ik durfde je niet aan te raken, je was te mooi. Toen al, met elf, twaalf. Ik was al gelukkig als ik naar je kijken kon. Na onze eerste keer heb ik de hele nacht liggen janken van geluk. Ieder jaar weer waren we een paar maanden fijn samen. Praten en spelen. Dan jankte ik weer een nacht omdat jij het niet zag zitten. Ik redde het alleen door het vooruitzicht dat we het na een jaar wéér zouden proberen. Gelukkig kregen we bijna tegelijk een ander. Ik ben heel gelukkig geweest. Ze leek veel op je, maar ze was niet je plaatsvervangster, ik val nu eenmaal op een bepaald type meisje. Ze had haar eigen lieve dingen. Ze heeft me een heel fijne zoon gegeven. Nu ben je al weer veertien jaar bij me. Iedere dag, en ‘s nachts. Met twee heel lieve dochters. Jullie mogen best weten dat ik daarom af en toe ‘s nachts lig te janken van geluk. Je huilt vaak mee. Maar daarna, oef, vieren we het uitgebreid. Bob en Steven, als Diny en Anya wat dat betreft op hun moeder lijken, daar ben ik eigenlijk wel zeker van, dan staan jullie nog heel wat vermoeiende maar heerlijke nachten te wachten. Omdat we zoveel van elkaar houden kunnen we er nooit genoeg van krijgen. Ik ben blij dat jullie nu alles weten. Dirkje, we hoeven het nu overdag niet stiekem meer te doen, zoals die keer dat Anya gekeken heeft. Ik waarschuw jullie maar vast, vroeger deden we het overal, zelfs op de keukentafel.’
<Dirkje> ‘Nou, laten we het daar maar niet meer op doen. De tafel is te hard, en we hoeven ook geen haast te hebben, de slaapkamer is vlakbij. Nu kom ik op je schoot zitten, woesteling, ik wil je kussen.’
<Dirk> ‘Even dan. Want er is nog meer. Anton beloofde zijn best te doen. Dat hoefde hij me geeneens, dat was jullie zaak. Ik heb hem verteld dat ik je met rust zou laten. Niet alleen omdat ik ook zou trouwen, maar omdat dat hoorde, je was voor hem. Toen zei hij, luister eens. We kennen haar, zeg maar vanaf haar elfde, daar vóór telt niet mee. Je weet hoe ze was en dat ze vanaf haar zestiende de kapitein heeft als hartsvriend. Dat moet zo blijven. Ik voel niet dat ik haar moet delen met de kapitein. Ze heeft meer dan genoeg voor twee, sinds ze van zee terug is. Ik kan het amper aan, zo fijn is het. Het brengt extra geluk, niet gedeeld geluk. Je hoeft ons niet uit de weg te gaan. Ze heeft meer dan genoeg voor drie, eventuele kinderen niet meegerekend. Dan kunnen het er wel tien worden. Dat was Anton. Ook om zijn inzicht in jou wil ik hem af en toe gedenken. Ik ben nu toch bezig. Ik heb je natuurlijk wel in de gaten gehouden. En je was gelukkig. Nog meer toen Diny erbij was gekomen. Toen kwam Anya, en vlak erachteraan die klap. Als ik niet getrouwd geweest was, was ik na een half jaar of zo bij je gekomen, om te praten. En te kijken of je vroegere verkering iets voor je kon doen. Je had me alles kunnen vragen. Maar ik zat met eigen problemen. Gelukkig heeft de dokter ons geholpen, anders weet ik niet hoe het afgelopen was. Misschien hetzelfde, alleen met veel vertraging. Misschien was je vertrokken. We zullen het nooit weten. We zijn nu allemaal gelukkig.’
Dirkje en haar dochters om hem heen, huilend. Van geluk.
<Diny> ‘Ik ben ontzettend geroerd. Maar ik snap één ding niet, Dirkje. Je hebt dus niet één keer, maar een heleboel keren verkering met Dirk gehad, hè? Of in ieder geval heel vaak met hem gespeeld.’
<Dirkje> ‘Oh. . . . Nou, jullie weten van onze eerste keer, de rest kan ik nu makkelijk vertellen. Ook dat we, inderdaad, twaalf waren, bij de eerste keer. Erg jong, maar ik was zo gek op hem geworden, ik keek al bijna een jaar naar hem. Hij keek ook, maar verder niets. Jullie weten hoe ik dat opgelost heb. We hebben een tijd gespeeld, verkering kan je het eigenlijk niet noemen.’
<Anya> ‘Mama, op je twaalfde verkering krijgen kan ik bij, al is dat al vroeg. Maar eh spelen? Hem verleiden?’
<Dirkje> ‘Ik was zo gek op hem. En nieuwsgierig. Ik wilde hem alleen laten kijken, en bij hem kijken. Maar hij was zo lief. En mooi. Deed alles wat ik vroeg. Het werd steeds lekkerder, ik kon niet meer stoppen, hij stopte ook niet. We voelden ons daarna erg groot, we hadden gevreeën. En we vonden het zó fijn, dat we het zo gauw mogelijk weer deden, dezelfde middag. Daarna zo vaak mogelijk. Toch zag ik het na een maand of vier, vijf, verder niet zitten. Jullie weten het al, sorry, tot volgend jaar. Dirk kwam het jaar daarop, op de dag af, weer bij me. Speelden we weer een tijd. We begonnen steeds overnieuw, alles stap voor stap, ik denk, dat we ieder jaar pas na een paar keer spelen voor het eerst het eind haalden. Maar ieder jaar weer, sorry, tot volgend jaar. Dirk bleef volhouden, ik vond het fijn, ik vond hem ieder jaar weer een tijd hartstikke lief. Jullie weten hoe het afgelopen is. En hoe we weer bij elkaar gekomen zijn. Ik heb ook met anderen gespeeld. Nooit zo lang als met Dirk. Met hem dus heel veel, heel fijn, jaren lang steeds een paar maanden. Tevreden, Diny?’
<Diny> ‘Ja, dank je wel. We hoeven niet alles precies te weten. Zoveel jaar, keer zoveel maanden, keer vier weken, keer zoveel keer per week. Grapje.’
<Dirkje> ‘Hoe vaak het toen ook was, hier hebben we het inmiddels nog vaker gedaan. In het begin zelfs terwijl jullie keken, jullie snapten toch niet wat we deden. Toen Diny vier werd zijn we er toch maar mee gestopt.’
<Diny> ‘Ik kan me niet herinneren dat ik het gezien heb. En ik ben er, in tegenstelling tot anderen, ook niet nieuwsgierig naar.’
Ze grinnikten allemaal, Anya bloosde een beetje.
 <Diny> ‘Ik begrijp jullie, daar gaat het om. Ik probeer de jongens ook altijd netjes weg te sturen. Maar wat ik niet begrijp, je stuurde Dirk steeds na een paar maanden weg, en nu ben je al zo lang met hem getrouwd, enzovoort. Kan je dat uitleggen?’
<Dirkje> ‘Dat doe ik graag, het is ook een mooi verhaal. En jullie kunnen van alle verhalen misschien iets opsteken, wat jullie bij het ervaring opdoen van pas kan komen. Ik ben hier op proef komen wonen. De eerste maand hebben we niet veel gesproken, we waren nog te geschokt en we moesten aan de verandering wennen. Daarna begonnen we langzaam met praten. En, ik heb het al verteld, eerst kusjes als troost, toen kusjes omdat dat lekker was, toen steeds meer. En dan moet je bedenken, niet elkaar één of twee keer per week zien, maar iedere dag, de héle dag. Ik heb geen moment gedacht, hij is het nét niet. Integendeel, ik werd steeds gekker op hem. Hij was het nu wél, helemaal. Ik denk, omdat we allebei niet alleen wat ouder waren, ook veranderd. We hadden allebei jaren lang dag en nacht met een ander geleefd. Ik snapte het pas later, maar we hadden geleerd meer rekening met een ander te houden. Hij begreep mij beter en ik hem. Hij was liever geworden, ik weet, dat hij ook vond dat ik nog liever was geworden. Daarom zijn we ook binnen een jaar getrouwd. We hadden er alle vertrouwen in dat het goed zou gaan, en het is uitgekomen. Al veertien jaar. Ik zie Dirk verliefd naar me kijken. Dirk, al zijn we getrouwd, ik heb het nog nooit officieel gezegd, de proeftijd is over, ik blijf voor eeuwig. Denken jullie over alles maar eens na. Ik ga lekker met Dirk naar bed. Voor de zoveelste keer. Welterusten.’
<Diny> ‘Ik wil er liever vandaag niet meer aan denken. Later, stukje bij beetje, doe ik het wel. Het is nu tijd om te feesten.’
<Bob> ‘Had je wat in gedachten?’
<Diny> ‘Ja, dit is heel gezellig, maar ik wil zo graag weer in je armen, knuffelen en zo.’
<Anya> ‘Omdat we allemaal net zo verlangend zitten te kijken als Diny, moesten we het gezamenlijke feest maar afsluiten. Welterusten iedereen. Behalve Steven, kom je mee?’
<Steven> ‘Ik heb wel een idee waarvoor, Anya. Welterusten allemaal.’

<Anya> ‘Het was een leuk feestje, en weer een mooi verhaal. Maar ik ben blij dat we weer alleen zijn. Ik kan ook geen genoeg van je krijgen. Stom hè, na zo’n korte tijd.’
<Steven> ‘Ik ben ook zo blij voor Diny, ze keek weer zo vrolijk en gelukkig. Het gaat bij ons allemáál zo snel, schatje, dus zo stom is het ook weer niet. Het is wél toevallig, dat we allemaal bijna tegelijk verkering krijgen. En dan niet zó maar, eerst een tijd met elkaar ‘lopen’ en na maanden of zo verkering. Nee, we passen allemaal zo goed bij elkaar dat we het ‘lopen’ eigenlijk overslaan. Wij ‘liepen’ maar een minuut of tien, de anderen net een paar dagen. Maar liggen is veel lekkerder dan lopen. Kom gauw naast me, schat, ik wil je knuffelen en kussen.’
<Anya> ‘Wat heb je een haast. Kom van dat bed af en doe eerst maar eens alles uit, behalve je onderbroek, doe ik het ook.’
<Steven> ‘Nou, graag. Die tijd kan er nog nét af, ik wil je in m’n armen.’
<Anya, fluisterend> ‘Geen spijt, dat ik eerst wat kleren uit wilde?’
<Steven, fluisterend> ‘Nee, en ik snap dat je wat aan wilt houden. Vanmiddag, bij het vennetje, schrok je, toen je me tegen je aan voelde. Het ging je toch wat te snel, hè? En zo helemaal bloot. Ik ben blij dat je dit nu durft, blote borst tegen blote borstjes. Je schrok net niet toen je tegen me aan kwam. Maar de helft van de tijd voel ik dat niet, ik geniet zo van je kussen en je vasthouden, dicht tegen me aan. Dan denk ik steeds, wat ben ik toch gelukkig, zo’n slim, lief en knap meisje wil verkering met me, wil met me kussen en vindt het fijn om vastgehouden te worden.’
<Anya, fluisterend> ‘Ja, omdat we zo geweldig bij elkaar passen, overal over kunnen praten. En omdat je zo rustig bent, me nooit opjaagt, maar me wel steeds laat merken dat ik een meisje ben. En jouw meisje. En eh andersom. Daarom wil ik dat allemaal zo graag.’
We kusten een tijd. Ik genoot er erg van haar tegen me aan te voelen.
<Anya> ‘Steven, je blijft me verbazen. Op je dooie gemak lig je me heerlijk te kussen. Ik heb altijd gedacht dat jongens, als ze een meisje vasthielden, hun handen . . . wat op onderzoek uit zouden laten gaan. Dat heb je nog nóóit gedaan. Gisterenavond ook niet, alleen gekeken. Vanmiddag ook niet, terwijl we helemaal bloot tegen elkaar aan lagen te knuffelen. En nu óók niet. Terwijl ik bijna niets aan heb. En er ook niemand bij is. Je bent zo beheerst. Heb je geen zin om me aan te raken?’
<Steven> ‘Natuurlijk wel, lekker stuk. Anya, vanaf het begin vroeg ik me af hoe je eruit zou zien. Maar mijn nieuwsgierigheid is stap voor stap verminderd. Eerst bij Diny. Daarna heb je verteld dat je er zo uitzag als Diny. Gisterenavond heb ik je gezien, helemaal, alles, van heel dichtbij. Vandaag ook tegen me aan gevoeld, héérlijk. Dat zit nu ook in mijn geheugen. Ik ben overal heel gelukkig mee. Het is véél meer dan ik ooit had kunnen denken toen ik je voor het eerst zag, anderhalve week geleden. Anya, jij hebt mij ook gezien, ook van dichtbij. En tegen je aan gevoeld. Je vertelde, dat je er over zou dromen. Laten we verstandig zijn en het deze vakantie hierbij houden.’
<Anya> ‘Bij kijken, bedoel je. Afgesproken. Ik ben blij dat je er ook zo over denkt. Ik heb al eens gezegd, over veranderingen wil ik rustig nadenken, ik wil nergens spijt van krijgen. We kennen elkaar inderdaad nogal kort, en dan al . . . elkaar bloot zien. Jij zelfs op z’n grootst. Oef. Ik heb er geen spijt van, hoor, het is allemaal heel fijn gegaan. Maar ik wílde daarnet helemaal niet dat je me aan zou raken, ik snapte alleen niet dat je het niet deed. Nu wel.’
<Steven> ‘Oh, sorry, je klonk zó verleidelijk, dat ik dacht dat je het wilde, ik had beter moeten weten. Dan had je het gewoon gevraagd, net zoals gisterenavond. Als ik daar nog aan denk, je bent zo mooi. . .  Anya, het is onze laatste avond. Ik wil nog een keer naar je kijken, en ik wil dat jij weer naar mij kijkt. Maar nu tegelijk, dat lijkt me nog mooier dan om de beurt. Zullen we alles uittrekken en naast elkaar gaan liggen? Naar elkaar kijken en af en toe kussen? En als we slaap krijgen elkaar omhelzen en lekker bloot tegen elkaar in slaap vallen? Wil je dat? Durf je dat?’
<Anya, fluisterend> ‘Hoe durf je het te vragen, we kennen elkaar nét. Helemaal bloot? Dan naar elkaar kijken? En dan ook nog tegen elkaar aan gaan slapen? Liefste, heel graag. Met zo’n lieve, verstandige en lekkere jongen durf ik dat. Tussendoor niet alleen kussen, ook knuffelen en elkaars achterkant strelen. En nu tegelijk broek uit. . . . Oh, Steven . . .’
<Steven> ‘Je bloost ontzettend. Maar even niet kijken, joh. Ik ga je nu, heel voorzichtig, tegen me aan trekken, zo fijn als ik durf. Dan weet je dat. En dan moet je me laten merken wat jíj het fijnst vindt, nog dichter tegen me aan, of minder, daar houd ik me dan aan. Straks gaan we naar elkaar kijken, blotert.’
Ik trok haar zó tegen me aan, dat, als ik zachtjes bewoog, haar overal tegen me aan voelde. Ik gaf haar een heel zacht kusje.
<Steven, zachtjes> ‘Ik zou je zo jaren vast kunnen houden. Zo lekker. En zo fijn met jou. Nu jij.’
Ik voelde, dat ze het net zo uitprobeerde als ik.
<Anya> ‘. . . Zo vind ik het het fijnste. Maar dat is ongeveer hetzelfde als jij wilde, hè?’
<Steven> ‘Niet ongeveer, maar precies. Weer een bewijs dat we bij elkaar passen. Bij elkaar horen. Voor altijd. Als het kan dag en nacht. Oh, wat houd ik van je.’
<Anya> ‘Ik van jou. Mag ik een beetje onvoorzichtig praten?’
<Steven> ‘Ik zal deze keer beginnen, ik durf wel wat. Ik voel je borstjes, twee warme bollen tegen me aan.’
<Anya> ‘Ik voel ook wat warms tegen me aan.’
<Steven> ‘Door je haren onderop je buik heen? Die kriebelen mijn eh.’
<Anya> ‘Laten we niet kinderachtig doen. Je drukt je stijve heerlijk tegen mijn doos. Zo.’
<Steven> ‘Oei.’
<Anya> ‘Ja, oei. Niet zo groot als die van Dirk, gelukkig, maar bij je passend. En hopelijk bij mij, later.’
<Steven> ‘Hopelijk ín je, later.’
<Anya> ‘Dirk paste in Dirkje, toen ze twaalf waren.’
<Steven> ‘En dertien, veertien, enzovoort, toen Dirkje met Anton getrouwd was niet, en nu weer veertien jaar.’
<Anya> ‘Je hebt een keer gezegd, ik zal altijd voorzichtig met je doen. Maar Dirk was een keer zo woest dat ze door het bed gezakt zijn.’
<Steven> ‘Ik zal in principe voorzichtig met je doen. Maar wild, als je het wilt, als je er wat aan gewend bent. Je hebt nu ook af en toe een woeste bui, dan trek je me strak tegen je aan en kust woest.‘
<Anya> ‘Ja. Nu maar normaal, alsjeblieft. Het is al lekker genoeg, zo.’
Jammer genoeg kregen we allebei gauw slaap, het was al laat en het was een inspannende dag geweest.

Dag 14

Ik werd vroeg wakker. Anya sliep nog. Ik kon niet van haar afblijven, ik moest haar ruggetje en kontje strelen. Ze werd langzaam wakker, zonder te schrikken. Eerst bleef haar blik een beetje wazig, ze reageerde zachtjes kreunend op mijn strelingen. Tot ze helemaal bij bewustzijn kwam en me helder en met een heerlijke glimlach aankeek.
<Anya> ‘Steven . . . dit is zo heerlijk wakker worden . . . jammer hè, voorlopig niet meer.’
<Steven> ‘We hebben verkering, we houden verkering. Ik zal je ouders vragen contact op te nemen met de mijne. Ik hoop iedere vakantie hier, bij jou, bij allemaal te mogen komen. Anders dreig ik met een ontvoering en haal ik de commissaris erbij. Ik zit met één probleem, mijn ouders willen mij in de vakanties natuurlijk ook wel eens zien.’
<Anya> ‘Wat begrijpen we elkaar goed. Ik heb dat gisterenochtend bijna woordelijk zo aan Dirk gevraagd.’
<Steven> ‘Wat fijn. En mij nog niets gezegd, deugniet. Lief. Wat zei Dirk?’
<Anya> ‘Hij heeft gisteren contact gehad. In de loop van de dag knikte hij een keer uitdrukkelijk naar me en zei, aan het ontbijt, morgen. Hij wilde er dus ook mee wachten. Oh, Steven, dan kan het geen slecht resultaat zijn, anders had hij het wel gezegd.’
<Steven> ‘Ik verwacht geen slecht resultaat, zo zijn ze niet. Alleen, het blijven ouders.’
<Anya> ‘Je hebt gelijk. We zullen het er mee moeten doen. We moeten flink zijn.’
<Steven> ‘Zullen we nog een tijd gaan kussen? Lekker bloot tegen elkaar aan?’
<Anya> ‘Oh, jaaaa!’

<Dirk> ‘Steven, ik neem aan dat je weet wat er komen gaat?’
<Steven> ‘Ja, Dirk. Anya en ik hebben er vanmorgen over gepraat. Als we elkaar helemaal niet meer mogen zien, halen we de commissaris erbij. We kunnen elkaar niet constant zien, ik kan hier niet blijven. Logisch. Dus iets ertussenin. De weekenden zijn natuurlijk ook te kort. We hopen vaak in de vakanties. We willen zeggen, dat we jullie beslissing zullen accepteren. Al zal het vermoedelijk bedroefd en met wat tranen zijn.’
<Dirk> ‘Het is natuurlijk minder dan jullie willen. Laat ik met de troostende kant beginnen. Jullie hebben niet aan schrijven gedacht, hè? Wij wel. Steven, jij stuurt komende zondag een brief aan Anya. Wannéér je hem schrijft is jouw zaak. Ik raad je aan iedere dag aantekeningen te maken van wat je wilt schrijven. Ik begin de eerste keer voor jou, je hebt de treurige terugreis om over te schrijven. Die brief komt hier begin van de week aan. De zondag daarop stuurt Anya jou een brief. Met behulp van haar dagelijkse aantekeningen, en de reactie op jouw brief. En zo ieder om de beurt. Dat kalmeert jullie iedere dag een beetje, want jullie denken toch aan elkaar. Dan hoef je niet te lopen piekeren, maar denk je, dat schrijf ik, en je gaat door met normale zaken. Dan hebben jullie mooi kontact. Niet bellen. Waardeloos, vergeleken met brieven, tijdens bellen heb je ze niet zo mooi op een rijtje. Zit je nog dagen te vragen, wat bedoelde die daarmee? Enne, als jouw brief niet op tijd is, of Anya verstuurt hem niet op tijd, dan waarschuw ík de commissaris.’
Anya keek me even aan, ik knikte.
<Anya> ‘Akkoord, papa, heel verstandig. Steven, als jij ze ook bewaart, ik wil ze later bundelen, voor míjn kinderen. Nu de treurige rest.’
<Dirk> ‘Ik laat jullie meedenken, jullie zijn, als het nodig is, erg serieus en verstandig. Laat ik beginnen met de vakanties van één week. Wat denken jullie wat er gebeurd, dagen ervoor, tijdens, en dagen erna. Ik zie jullie knikken. Fijn. Ja, een puinhoop. Één week vakantie, drie weken puinhoop. Dat kan niet, school gaat voor. Akkoord zover?’
<Steven> ‘Ja Dirk, helaas zal dat moeten.’
<Dirk> ‘Mooi. Nou, het ergste hebben we gehad. Nu de kerstvakantie. De feestdagen zitten meestal een beetje middenin. Eerste en tweede kerstdag, Anya bij Steven. Dat wil zeggen, héén de vierentwintigste, terug de zevenentwintigste. Oud en nieuw, Steven, hierheen de dertigste, terug de tweede. Hebben jullie twee keer twee hele dagen. En drie nachten. Jullie worden thuis natuurlijk gemist, maar jullie verdwijnen toch ooit eens, hopelijk niet te ver. Dat accepteren wíj.’
<Anya> ‘Dat lucht al op. Dan, mét de brieven, redden we het wel tot de zomervakantie.’
<Dirk> ‘Fijn, Anya, maar niet zo ongeduldig worden. De zomervakantie. Voorlopig, hebben we begrepen, hebben jullie acht weken. Twee weken bij Steven, jullie kunnen wel wat uitstapjes maken. Financieel geen probleem. Zes weken hier. Je ouders begrijpen dat, Steven. Bij goede verhoudingen is het meisje toch liever wat vaker bij haar moeder. Bij slechte schoolresultaten bekijken we het opnieuw. Dat was het.’
<Steven> ‘Dank jullie wel. Ik zal ook mijn ouders bedanken, straks. Jullie hebben het meeste er voor ons uitgehaald. We zullen ons best doen. Ik kan het niet goed zeggen, maar vreselijk bedankt dat ik hier mocht komen, en blijven. Dat ik met jullie dochter om mag gaan. Ik zie Anya zonder tranen, wel bedroefd. Ik ook natuurlijk, we zullen elkaar een paar maanden niet meer zien. Maar door de brieven wel begrijpen. Dat is trouwens één van de belangrijkste dingen in een verkering, en later.’
<Dirkje> ‘Je hebt gelijk. Ik wil je namens ons allemaal bedanken. Je mocht hier komen als je een beetje meehielp. Jij hebt ook het meeste eruit gehaald, niet alleen voor jezelf. Je hebt ook steeds bedacht hoe het voor ons zo prettig mogelijk kon. Ik kan het niet allemaal opnoemen, we weten het allemaal. Kus me.’
<Steven> ‘Graag. . . . Dirkje, na zo’n kus van jou wil ik toch wat meer opnoemen. En ik mag best wat persoonlijk worden, hè? Ik zal vooral mijn eerste dag hier nooit vergeten. Toen kuste je me ook zo hartelijk. Ik vind je heel lief. Je maakt niet zoveel drukte, maar je gaat rustig je gang en verzorgt alles en iedereen geweldig. Dirk, ik heb heel wat van je opgestoken, maar het fijnste vond ik, dat als ik wat vroeg, ik altijd een volledig antwoord kreeg. Jasper, volgens mij heb je een aardje naar je vaartje, alleen geloof ik niet dat je nu al zo ver bent als je vader op z’n twaalfde.’
<Jasper> ‘Ik weet wat u bedoelt, meneer. Knap hoor, om Dirkje en Dirk en mij tegelijk te plagen. Nee, omdat ik toevallig mijn liefde pas drie dagen geleden tegengekomen ben.’
<Steven> ‘Ik weet hoe het voelt. Diny, de eerste keer dat ik je zag kuste je me ook zo hartelijk. Van Jasper hoorde ik daarna, dat je wel met me wilde spelen. Als ik ook zestien geweest was, en van stevige meiden gehouden had, had het misschien wel wat met ons kunnen worden. Ik zal nooit vergeten dat je me zo lief geholpen hebt. Daardoor kunnen Anya en ik het heerlijk rustig aan doen. Je bent net zo lief als je moeder, al loop je net zoals je broer bij zijn vader ook een paar jaar achter bij je moeder. Sorry, ik kon het niet laten er weer twee tegelijk te plagen. Dat is nog mijn wraak voor het ophangen van die posters. En nu Anya. . . . Ik weet niet wat ik tegen jou moet zeggen.’
<Anya> ‘Ga dan maar mee naar boven, het duurt nog even voor de bus gaat.’

<Anya> ‘Kus me, zo lekker je kan. Geef me een voorraadje tot Kerstmis.’
<Steven, zachtjes> ‘Ik houd van je.’
<Anya> ‘Ik zo heel veel van jou. Je gaat me schrijven, hé? Je vergeet me toch niet?’
<Steven> ‘Al zou ik willen, ik zou je niet kunnen vergeten. Oh, je bedoeld, ik zou een ander tegen kunnen komen. Nou, jij ook. Maar dat is alleen theoretisch, liefste, dat geldt niet voor ons. Er is niemand die ons zo goed kan begrijpen als wij elkaar. Ik denk, door onze gezamenlijke erfenis van oudtante Anya.’
<Anya> ‘Je begreep me goed. En je hebt me helemaal gerustgesteld. Het was zo fijn, met jou te praten. We werken ook zo goed samen. En je bent zo lief bij het spelen.’
<Steven> ‘Jij ook. En zo lekker. Ik ga aan het eind van iedere brief wat schrijven over ons spelen, om je er steeds aan te herinneren, al zal dat wel niet nodig zijn, hoe mooi we elkaar vinden. En dan doe ik ook af en toe de groeten van je kleine vriendje.’
<Anya> ‘Stouterd. Nu begrijp ík wat je bedoelt. Volgend jaar zal ik hem vast een hand geven, misschien nog meer. Ik weet dat je alles wilt, Steven, je mag me daar best af en toe aan herinneren. Je doet het steeds zó lief, dat ik me niet opgejaagd voel. Ik vind het zo’n fijn gevoel, dat je me wilt. Ik wil jou ook, maar langzaam aan, stap voor stap.’
We kusten, heel innig, tot we geroepen werden.

Het afscheid van allemaal was natuurlijk droevig. Bob en Sandra waren er ook. De sloffers, zo dichtbij wonen. Al zouden de schoolgangers natuurlijk ook beperkt worden in hun omgang met hun verkeringen. Met gevolgen voor Bob, maar die accepteerde alles, als het voor Diny was. Jasper bracht me naar de bus.
<Jasper> ‘Jammer, dat we je zo lang niet zullen zien. Ik vertel het niemand, misschien niet helemaal eerlijk, ik bel je, af en toe, ergens vandaan, niet van thuis. Kunnen we even rustig praten. We zien wel.’
<Steven> ‘Vreselijk sympathiek van je Jasper. Dank je wel. Tot ziens, of horens.’
<Jasper> ‘Houd je taai.’

En Daarna

Één jaar later

Een maand vóór de zomervakantie had ik in een brief Anya voorgesteld om onze ouders te vragen of zij eerst twee weken bij mij mocht komen. Dat vond ik fijner, dan kon ik me verheugen op zes weken onafgebroken op de boerderij. Ze schreef terug, dat zij het er mee eens was en het zou doen. Ik deed het ook. Mijn vader zei dat ik de uitslag wel zou horen. Een week vóór de vakantie vroeg ik ernaar. Ik moest nog even geduld hebben, na een half jaar moest ik dat wel op kunnen brengen. De eerste dag van de vakantie hielp ik mijn vader het magazijn eens grondig op te ruimen. Toen we door de bel hoorden dat er klanten de winkel inkwamen gingen we naar voren om ze te helpen. Geen klanten! Anya, en Dirk, Dirkje, Diny en Jasper. Anya vloog om mijn hals en kuste me woest. Ik zag toch nog dat de rest elkaar begroette en naar boven ging.
<Anya> ‘Oh, Steven, vorige week wilden ze niets zeggen, ik moest nog even wachten. Vanmorgen na het melken hield ik het niet meer. Ik vroeg weer hoe het zou gaan. Keek Dirk me grijnzend aan, en zei toen, ga je koffer maar pakken, dan brengen we je voor twee weken naar hem toe. Ik draaide helemaal door. Dirkje moest me helpen pakken. Nu ben ik weer bij je. Fijn hè?’
<Steven> ‘Héérlijk, nog eerder dan ik verwachtte. Ik was ook zo onrustig, ik durfde ook niet te vaak te vragen. Ik wilde het net weer doen. Nu hoeft het niet meer.’
<Anya> ‘Nee. Oh, Steven, kus me, houd me vast. . . .’
<Steven> ‘Kan je er zo weer even tegen?’
<Anya> ‘We hebben in de kerstvakantie niet veel over ons gepraat, wel veel gekust, we hebben heel fijn geschreven, maar ik wil je graag horen zéggen, hoe je over onze verhouding denkt.’
<Steven> ‘Zonder het schrijven had ik gezegd, we pikken het weer op waar we gebleven zijn. Maar door de brieven kennen we elkaar toch al weer een beetje beter, weten we ook hoe we over andere dingen dan een boerderij en een fietsenwinkel denken. Ik heb niet over de toekomst geschreven, jij ook niet. Ik wilde je ook eerst zien. Anya, liefste, ik wil graag verder met je verkeren, op onze eigen manier, dag en nacht, voor de rest van ons leven, alleen de eerste paar jaren nog onderbroken voor studie.’
<Anya, weer in tranen> ‘Wat mooi gezegd, wat fijn. Dat wil ik ook. Op voorwaarde dat je met onze eigen manier van verkeren óók bedoelt niet onnodig te wachten met trouwen.’
<Steven> ‘Dat bedoelde ik ook. We zullen dat verstandig bekijken.’
<Anya> ‘Ik vind je iets . . . steviger geworden.’
<Steven> ‘Ja, ik ben nog iets gegroeid. Overal, ik waarschuw je vast.’
<Anya> ‘Nou, je weet dat dat voor mij niet hoefde. Vind je mij veranderd?’
<Steven> ‘Het had me niet kunnen schelen als je minder mooi geworden was. Maar dat ben je niet. Eerder . . . oh, ben je . . . van boven een beetje gegroeid?’
<Anya> ‘Ja, één maatje. Ik ben ervoor naar de dokter geweest. Zegt die, komen die struise boerenmeiden, dokter, mag het een beetje méér zijn? Komt er een poppetje, met spul wat gemakkelijk in één hand past, dokter, het wordt toch niet méér, hè? We hebben weer zó gelachen.’
<Steven> ‘Of het makkelijk in één hand past zal ik nog wel eens proberen. We beginnen rustig aan. Ik heb ook informaties ingewonnen. Dat vertel ik je nog wel een keer. Nog een paar kusjes, dan gaan we maar naar boven, naar de rest. Anya, ik heb mijn ouders alleen gezegd dat we met elkaar liepen, méér leek me niet verstandig. Jullie zijn nogal wat gewend, maar ik was bang, dat als ik zou vertellen hoe onze verhouding was na zo’n korte tijd, we de eerste jaren geen contact meer mochten hebben. Ik wilde je beslist niet missen, maar onze tijd komt wel.’

We praatten met z’n allen heel veel. We hadden elkaar sinds oud en nieuw niet meer gezien. Alleen Anya en ik hadden elkaar geschreven, en Jasper had een paar keer gebeld. ‘s Middags gingen ze weer weg, behalve Anya natuurlijk. Ze wilden op tijd thuis zijn voor het melken. Ze wensten ons veel plezier. Ik liet Anya wat van de markt en de omgeving zien. Heerlijk, handje in handje.
We gingen avondeten, daarna koffie drinken.
<Pa> ‘Wat is er met jullie tweeën aan de hand? Jullie zijn zo . . . innig. Het ziet er niet naar uit dat jullie alleen een beetje met elkaar ‘lopen’.’
<Steven> ‘Nee, nogal wat méér. We hebben verkering.’
<Pa> ‘Wat? Verkering? Met vijftien al! Daar komt niets van in.’
Anya schoof zich met stoel en al een stuk naar achteren.
<Pa> ‘Wat is er?’
<Anya> ‘U wilde op tafel slaan, dan gaat vast de koffie er overheen.’
<Pa> ‘Ja, maar hoe weet je dat?’
<Steven> ‘Ik leg het u uit. Kunt u zich oudtante Anya herinneren?’
<Pa> ‘Oudtante Anya? Oh, ja, tante Anya. Hoezo?’
<Steven> ‘Het is ook een oudtante van Anya, ze is naar haar vernoemd. Heeft u haar vaak ontmoet?’
<Pa> ‘Tot in het begin van ons trouwen wel, na jouw komst bijna niet meer, druk.’
<Steven> ‘Kunt u zich herinneren hoe ze was?’
<Pa> ‘Zeker. Heel aardig, heel lief. Een heel goede mensenkenner. Ze wist al wat je dacht, vóór je . . . Oh, wat bedoel je?’
<Steven> ‘Ja, Anya heeft dat ook. Ze ziet aan je ogen, je houding enzovoort, wat je denkt, wat je gaat doen. Waarschijnlijk komt het af en toe in de familie naar boven.’
<Ma> ‘Het was me al wel opgevallen, Anya, dat je, ondanks je aandacht voor Steven, de rest ook goed in de gaten hield. En onder het afwassen was je steeds mijn vragen vóór. Hoe doe je dat?’
<Anya> ‘Ik bedenk wat u denkt. Na de eerste vraag denk ik, dat ik de volgende weet. Als die iets anders is dan ik dacht, heb ik u gelijk nog beter leren kennen. Het gaat automatisch, goed luisteren, kijken.’
<Pa> ‘Tjonge. Ma en ik hebben elkaar al een paar keer toegeknikt, een lief meisje. Als je bent zoals tante Anya, belooft dat wat.’
<Steven> ‘Het ís al wat. Maar ik heb ook iets van die Anya. Ik heb het zelf nooit gemerkt, maar Anya wel. Denk maar terug aan vroeger.’
Pa en Ma keken elkaar een tijdje aan. Ma knikte.
<Ma> ‘Je flikte dat inderdaad af en toe, zeggen wat ik dacht. Ik vermoedde toeval. Maar als jullie dat allebei hebben . . .’
<Steven> ‘Daarom voelden we ons vorig jaar onmiddellijk tot elkaar aangetrokken. We begrepen elkaar gelijk helemaal. Daarom vroeg Anya al gauw of we met elkaar wilden lopen. Ik vond dat veel te weinig voor wat we al voor elkaar voelden, ik heb gelijk verkering met haar gevraagd. Ze wilde graag, zoveel voelde ze ook voor mij. We zijn inderdaad jong. Maar we sluiten ons niet op. We houden er rekening mee, dat we, door anderen te ontmoeten, van mening kunnen veranderen. Dat moet dan zo zijn.’
<Anya> ‘Mag ik uitleggen hoe het met ‘lopen’ en verkeringen gaat, bij ons in het dorp? Dan begrijpt u onze verhouding beter. Meisjes kunnen daar beter over praatten dan jongens. Hoe gevoelig die ook kunnen zijn, ze praten toch wat stoer en oppervlakkig. En als Steven het zou vertellen, zou ik er stommetje bij moeten spelen. Dat vind ik niet leuk, dan leren jullie me ook niet kennen. Alleen, ik denk niet, dat ik het hele verhaal in één avond red. Mag ik jullie vragen, om ons ondertussen geen persoonlijke vragen te stellen? Aan het eind van het verhaal wel graag. Algemene vragen kunt u rustig stellen. Dan kan ik, wat u niet gelijk snapt, direct uitleggen.’
<Ma> ‘Ik wil het horen. Ik bedenk dat Steven vorig jaar bijna twee weken bij je geweest is. En nog een paar keer, kort. Als ik zie, hoe rustig hij nu is, en jij ook, vermoed ik ook dat jullie méér doen dan handje vasthouden en kusjes geven.’
<Pa> ‘Ma toch!’
<Ma> ‘Anya heeft gelijk, meisjes praten anders, en denken wat anders. Als ik terugdenk aan hoe ik me ging voelen vanaf het moment dat ik je vertrouwde, nou, toen mocht je ook meer dan kussen. Vertel maar gauw.’
Anya begon, ze kwam ongeveer tot de helft.
<Pa> ‘Ik ben verrast, afgezien van het verhaal zelf, over je mooie manier van praten.’
<Steven> ‘Waarschijnlijk een deel van de erfenis van oudtante Anya.’
<Anya> ‘Mag ik jullie een kusje geven? Dan gaan we slapen.’
Ze deed het er niet om, maar het maakte de gebruikelijke indruk.

Ik sloop naar de logeerkamer en kroop onder de dekens. Ik omhelsde een heerlijk lijfje, ik voelde dat ze een ponnetje aanhad.
<Anya> ‘Eindelijk. Houd me vast, streel weer overal waar je het eerder gedaan hebt.’
<Steven> ‘Ik wil niet twee weken zonder je. We moeten alleen een beetje zachtjes doen. We moeten geen slapende . . . ouders wakker maken.’
<Anya> ‘Ik wist niet dat ik herrie maakte bij kussen en strelen.’
<Steven> ‘Tja, je hebt mijn beste strelen nog niet meegemaakt.’
<Anya> ‘Meen je dat serieus? Ga ik dan herrie maken?’
<Steven> ‘Zeker weten. Hoor je bij Dirk en Dirkje nooit gekreun?’
<Anya> ‘Toch alleen als je . . . aan het in elkaar passen bent?’
<Steven> ‘Ik heb je kussen geleerd, de rest leer ik je ook nog wel. Je hebt een stuk theorie gemist. Geeft niet hoor, ik niet.’
<Anya> ‘Opschepper. Ik zal je er aan houden. Maar niet hier. Ik vind mijn kamer gezelliger. Of de hooizolder. Maar die is tegenwoordig vaak bezet. Jasper met Sandra, Diny met Bob, zelfs minstens één keer in de week Dirkje en Dirk. Het is dat het altijd spontaan gebeurd, anders zou er een rooster gemaakt moeten worden. Oh, over gekreun. Ik heb van het voorjaar Dirkje en Dirk achter de stal betrapt. Niet expres, maar ik hoorde geluiden die ik zo gauw niet thuis kon brengen. Zei Dirk zogenaamd boos, kom je nu alweer? Lachen joh, de vorige keer was een jaar of vijf geleden. Houd je me lekker vast? Vertel maar wat, dan kan ik even tot rust komen, en weer aan genieten wennen.’
<Steven> ‘Het lijkt me het beste om over mijn ervaringen te vertellen, hebben we dat achter de rug. Jij hebt niet over de jouwe geschreven, ik dacht, doe ik het ook maar niet. Ik heb de raad van Diny opgevolgd. Het werkte. Ik ben niet gelijk begonnen, ik moest eerst van jou afkicken. Ondertussen heb ik de gang van zaken op school bekeken. Ik merkte, dat de conciërge het fietsenhok ‘s middags na school afsloot, na de laatste die wegging. In een pauze heb ik de sleutel van het fietsenhok uit zijn kantoor gehaald, na laten maken en teruggehangen. Het was trouwens wennen, dat ik anders naar de meiden keek dan vóór de vakantie. Toen bekéék ik ze niet, nu wel, je snapt het wel. Ik heb een leuke uitgekozen. In het fietsenhok heb ik in haar oor gefluisterd, ik vind je lief. Dat wist ik natuurlijk nog niet, maar ik dacht, ik kan je in ieder geval een fijn tijdje bezorgen, hoelang en hoeveel merk ik wel. De volgende dag bleef ze treuzelen. Ik zei zachtjes tegen haar, ik wil je kussen, als je morgen een tijdje hier kan blijven, ik heb een sleutel van het fietsenhok, kan je weg wanneer je wilt. Beetje gemeen, moest ze nóg een dag wachten. De volgende dag verstopten we ons achter een schot, tot de conciërge afgesloten had. Ze was eerder gekust, dat was te merken. Maar niet gestreeld. Dat mocht iedere dag een beetje meer. Tot ik onder haar bloesje kwam. Ze schrok, ik werd netjes bedankt, maar einde spelen. Ze moet erover gepraat hebben, de volgende kwam twee dagen later vanzelf. Het tempo kon dus iets omhoog, maar het liep hetzelfde. Van een paar mocht ik over hun beha strelen. Bij eentje ook onder haar rok over haar broekje. Bij mij gingen ze niet verder dan over mijn onderbroek. Alles bij elkaar vond ik er niet veel aan. Dat kussen was ook niet veel zaaks, die meiden snappen er niets van, vóórdoen hielp ook niet. Ik heb wel gemerkt dat er altijd een ander meisje buiten stond te wachten. Vond ik erg sympathiek. Maar ik zag te weinig in ze. Geen normaal geestelijk contact, zoals met jou. Ik heb er niets van opgestoken, alleen hoe je meisjes benadert. En dat ze in de stad preutser zijn dan in jullie dorp. Dat was het.’
<Anya> ‘Je verhaal was . . . interessant. Je hebt nog nooit geprobeerd om onder míjn bloes te komen.’
<Steven> ‘Nee, omdat ik wist dat je dat niet wilde. Maar ik moest toch ervaring opdoen? Dat heb ik bij Diny op een bepaald punt, nee, twee, ook al meer gedaan dan bij jou. Daardoor heb ik ook niet zo’n moeite om van je af te blijven. Al zal ik het bij jou veel prettiger vinden.’
<Anya> ‘Als je er wél onder zou mogen komen, zou je geen beha hoeven strelen. Ik heb er nooit een aan.’
<Steven> ‘Vertel me niet te veel. Je zou ook steeds een broekje aantrekken, voor mijn gemoedsrust.’
<Anya> ‘Dat doe ik ook, dat heb ik onthouden. Eh ik ben blij dat ik de hooizolder mag gebruiken. Ik had veel aanloop. Met de meeste was een half uurtje praten voldoende. Met Harm ook. Bedankt, tot over een jaar. Als ze geeneens zo lang van me af konden blijven konden ze gelijk gaan. Ik snap, dat jij wel wat méér wilde. Maar die jongens hier, ze kunnen niet lekker strelen, ze mochten trouwens ook alleen over mijn kleren, niet eronder. Daar had ik geen zin in, met een joch dat ik amper ken. Kan altijd nog, dacht ik. Ze vonden wel steeds dat ik de mooiste van het dorp was, dat vond ik wél leuk. Ik had niets aan ze, ik wilde ook niet meer, ik zag het niet zitten. We hadden zo weinig contact. Je hebt me verpest. Daar, nou weet je het. Ik heb mijn best gedaan, maar ik weet niet wat ik verder moet doen.’
<Steven> ‘Probeer het niet meer met alle jongens die op je af komen. Alleen nog met jongens met heel goede vooruitzichten, dan voldoe je toch aan de verplichtingen? Dan valt vijfennegentig procent gelijk af. Ik hoef niets meer, ik heb meiden genoeg gezien, en zo. Ik wil jou. Niet omdat je zo’n geweldig stuk bent, dat is bijzaak. Wel mooi meegenomen, natuurlijk. Heerlijk. Maar omdat ik van je houd. En altijd bij je wil blijven.’
<Anya> ‘Steven, ik houd ook van jou. We blijven bij elkaar. Maar we doen rustig aan, we hebben tijd zat. Oh, ik heb wel een grappig geval meegemaakt. Ik zei die jongens altijd, nergens over praten. Anders vertel ik dat je een heel kleine hebt. In de klas ging er een keer wat rond, iedere keer ergens twee koppen bij elkaar. Eerst bij de jongens, toen bij de meisjes. Uiteindelijk zei een meisje tegen me, een jongen zegt, dat jij alles toelaat. Oh, zei ik, dan weet ik wie je bedoelt. Híj wilde alles, ík niet. Maar hij heeft maar zo’n kleine, en ik hield mijn duim en wijsvinger zo’n vijf centimeter uit elkaar. Zie ik dat gebaar de hele klas rondgaan, eerst bij de meisjes, toen bij de jongens. Tot die jongen de klas uitstormde. De volgende dag kwam hij excuus aanbieden. Toch netjes. Ik heb hem vergeven, maar het niet verder verteld. Hij heeft een moeilijke tijd gehad, tot er een meisje was die het wilde controleren. Daarna was hij weer in de running. Maar niet bij mij. De hele klas heeft zich doodgelachen.’
<Steven> ‘Dat vind ik een heel mooie meidenstreek. Eigen schuld van dat joch.’
<Anya> ‘Ja, hè? Steven, toen ik bij de dokter was heb ik hem gelijk gevraagd of het problemen zou geven dat ik zo klein ben. Hij heeft me helemaal onderzocht. Als ik een kindje krijg zal dat waarschijnlijk wat vroeg komen en een tijdje in een couveuse moeten. Maar omdat ik zo gezond ben zal het ook wel gezond zijn, alleen erg klein. Om gezond te blijven moet ik wel zorgen dat ik steeds genoeg rust krijg, omdat ik natuurlijk niet zo veel reserves heb. Maar dat heb ik altijd al gedaan. Fijn hè, heb ik helemaal geen zorgen voor de toekomst meer.’
<Steven> ‘Wat verstandig van je om dat nu al uit te zoeken. Ik heb daar nooit aan gedacht. Stom, ik had het kunnen weten, je hebt mij toch ook heel snel gekeurd?’
<Anya> ‘Ik je keuren? Oh, bedoel je met dat kusje, toen je me voor het eerst zag?’
<Steven> ‘Dat ook. Maar ik bedoelde dat naakt zwemmen, om me te kunnen bekijken.’
<Anya> ‘Moet je dat onthouden? Ik schaam me daar nog steeds een beetje voor.’
<Steven> ‘Dat hoeft niet. Ik vond het toch leuk? En je hebt het een paar dagen later weer helemaal goedgemaakt. Toen mocht ik zoveel naar jou kijken als ik wilde.’
<Anya> ‘Je onthoudt te veel, maar ik weet het ook nog. Je deed het heel lief. Ik werd er helemaal warm van. Nu we het daar toch over hebben, ik wil een nieuwe afspraak maken, niet iedere keer de bestaande uitbreiden. Dan weet jij ook wat de bedoeling is. Goed?’
<Steven> ‘Ik ben het met je eens. En ik ga met je nieuwe afspraak akkoord.’
<Anya> ‘Je weet geeneens wat ik graag wil.’
<Steven> ‘Jij wel van mij. Je wilt uitbreiden zeg je, indirect. Dacht je dat ik daar problemen mee heb? Als je iets vergeten bent vraag je het maar, hoor.’
<Anya> ‘Oh, nee, ik ben niets vergeten. En jij bent niets veranderd, je doet altijd wat ik graag wil. Je helpt me er zelfs bij. Nou ja, daarom heb ik ook verkering met je.’
<Steven> ‘Alleen daarom?’
<Anya> ‘De rest vertel ik je nog wel eens, als je dat vergeten bent. Ik wil het nu over de afspraak hebben. We passen héééél goed bíj elkaar. Steven, met ons ín elkaar passen wil ik minstens wachten tot de volgende zomervakantie. Dan zijn we zestien en kennen we elkaar nog beter, als dat al mogelijk is. Wat Dirkje gedaan heeft en wat Diny en Jasper doen interesseert me niet. Ik voel dit zo aan. Ik wil dit graag. Alsjeblieft. Wat denk je?’
<Steven> ‘Je hebt hier duidelijk lang over nagedacht. Vanzelfsprekend ga ik akkoord. Ik moest even nadenken voor ik je begreep. Ik dacht dat je goed seksueel voorgelicht was. Je zit er een beetje naast. Ik pas waarschijnlijk wel in jou, maar jij niet in mij.’
<Anya> ‘Pestkop, je weet best wat ik bedoel, ik wilde het alleen netjes zeggen. Trouwens, ik heb de dokter ook over dat passen gevraagd. Zegt die, stommeling, als er een baby uit kan komen, wat denk je dan dat er in kan? Nou, daar kon ik het mee doen, dat had ik natuurlijk zelf moeten verzinnen. Dus je past. Weet je dat ook al.’
<Steven> ‘Ik heb er ook wel eens aan gedacht, maar me er geen zorgen over gemaakt. De dierenarts had ons vast wel voor niets geholpen met K.I. Of desnoods de dokter.’
<Anya> ‘Nou zeg, wie komt er hier van het platteland? Ik wil niets kunstmatigs, hoor. Steven, kun je zo lang wachten? Tot volgend jaar, of misschien nog langer?’
<Steven> ‘Niet boos worden, schatje, ík wel.’
<Anya> ‘Nee, ik ben niet boos, ik moet eigenlijk om je lachen. Zo kort maar duidelijk je iets kan zeggen. Je hebt gelijk, jíj wel. Stom zeg, ik wilde vorig jaar wel steeds een stapje verder. Van de winter niet. Dat was te kort, twee keer een paar dagen. Ik moet steeds eerst wat wennen. Steven, zou je me willen helpen het vol te houden? Ik wil het zo graag, maar ik ben zo bang dat ik het alleen niet red.’
<Steven> ‘Ja. Maar denk er eerst héél goed over na. Als je het zeker weet ben ik daarna niet om te praten tot volgend jaar. Dan wil ik dat we het opnieuw bekijken. Steeds een stapje verder vond ik prima, maar als ik je help ligt het eindpunt voor dit jaar vast. Je weet het, eerlijk duurt het langst. Akkoord?’
<Anya> ‘Ik heb er maanden over nagedacht. Ik blijf erbij. Help je me? Kan je dat volhouden?’
<Steven> ‘Ja, je zit er aan vast. Dat is geregeld. Nu het volgende. Liefje, tussen vorig jaar en volgend jaar zitten, dacht ik, niet zo gek veel stapjes. Wat dacht je daarover?’
<Anya> ‘Wat ben je er snel bij, ondeugd. Daar heb ik natuurlijk ook over nagedacht. Ik ben er nog niet helemaal uit, maar ik wil er deze zomer wel wat doen. Vóór je wat in je hoofd haalt, niet vanavond.’
<Steven> ‘In mijn hoofd halen? Ik had het over iets een stuk lager.’
<Anya> ‘Wat ik daarmee moet, dit jaar, weet ik nog niet.’
<Steven> ‘Ik hoor het nog wel eens. Maak je er maar niet druk om. De meeste probleempjes van je lossen vanzelf op, als je het maar de tijd geeft.’
 <Anya> ‘Steven, zullen we helemaal overnieuw beginnen, en dan heel langzaam verder? En het eind van de afspraak dit jaar niet te gauw?’
<Steven> ‘Ja, dat lijkt me geweldig. En leuk. Behalve je kussen. Het heeft me al zoveel moeite gekost om je het goed te leren, daar begin ik niet overnieuw mee.’
<Anya> ‘Leugenaar. Oh, je wordt steeds grappiger. Ik ben zo blij!’
<Steven> ‘Ik ook. Maar nu ga ik naar mijn eigen bed.’
<Anya> ‘Wat? Waarom?’
<Steven> ‘Wie wou er overnieuw beginnen?’
<Anya> ‘Oh, gelukkig, je liet me schrikken. Mooi mis. Ik houd je vast. Ik blijf in je armen. Ik heb een half jaar moeten wachten. Dit is toch wel het minste, je zo fijn tegen me aan te voelen. En nu kussen, liefje.’

De volgende ochtend gaf Anya Pa en Ma weer één van haar kusjes. Ze waren erg ontroerd. Ze waren blij er, voor misschien kortere, maar hopelijk voor langere tijd, een dochter bij te hebben. Ze hadden er zelf ook één of meer gewild, maar nooit gekregen. ‘s Avonds vertelde Anya het laatste gedeelte. Pa en Ma wilden er een nachtje over slapen, en er met elkaar over praten.

<Steven> ‘Lekker hé, dit bed? Nog nieuw, voor zover ik weet is er nog nooit iemand komen logeren. Liefje, ik heb nog eens nagedacht, over die stapjes van je. Je zult, als je wilt dat ik een volgende bij jou doe, of als je wilt dat we samen een volgende doen, dat dan moeten vragen of zeggen. Als je een volgende bij mij wilt doen, doe je die gewoon, ik wil altijd. Binnen onze afspraak natuurlijk.’
<Anya> ‘Oh, wat mooi, alles op een rijtje. Daardoor heb je het weer een keer makkelijker gemaakt voor je verlegen meisje. Ik zal me er aan houden. Maar ik denk over een volgende stap altijd eerst na, korter of langer. Of het eerlijk en te doen is voor jou, en dat soort dingen. Ik denk, omdat we elkaar zo goed begrijpen, dat het steeds goed gaat.’
<Steven> ‘Daarom durf ik ook achter in je broekje, om je blote kontje te strelen. . . .Dat mocht ik vorig jaar al, dus nu ook. Oh, wat lekker. En zo’n fijn idee, met mijn hand in je broekje, al is het alleen maar aan de achterkant. Ik heb geduld, schatje.’
<Anya> ‘Volhouden. Heerlijk. Ik ga je woest kussen. En dan slapen, met je hand in mijn broekje. Ik denk altijd zó goed na over een volgende stap, dat ik er nog nooit één terug heb hoeven doen.’

<Pa> ‘Het was een heel mooi verhaal. Dat de mensen in het dorp zó met elkaar omgaan. We hebben nog één vraag. Wordt er veel voor een maagdelijk huwelijk gekozen?’
<Anya> ‘Eigenlijk alleen een enkele keer, als één van de partners van buiten het dorp komt, en erg conservatief opgevoed en gebleven is. Ik merk, dat u er wel wat problemen mee heeft, maar u bent niet conservatief, u stelt zich open op.’
<Pa> ‘Ach, problemen. We hebben vroeger nooit zo goed uitgedacht wat je hoorde te doen. We zijn niet gewend over zulke intieme zaken zo makkelijk en open te praten. Ik zou er graag langer aan willen wennen, maar dat gaat niet. Het is tijd voor het persoonlijke gedeelte. We zijn nogal bezorgd. Wat doen jullie, met jullie verkering?’
<Steven> ‘We zijn inderdaad begonnen met handje vasthouden en kusjes geven. Daarna zijn we langzaam wat verder gegaan. We zijn zó zeker van elkaar. We slapen meestal bij elkaar. We praten veel, heerlijk intiem en rustig.’
<Pa> ‘Oh. Ja, wij ook. Ik bedoel, in bed praten. Maar bij elkaar slapen! Wat bedoel je er eigenlijk mee?’
<Ma> ‘Ik wil ook méér weten. Ik zou het niet prettig vinden als ik niet weet hoe jullie met elkaar omgaan. Dan weet ik niet waar ik wél en niet over kan praten. Vooral met Anya natuurlijk, meisjes onder elkaar. En, Steven, wij zijn je ouders, we moeten eigenlijk weten of het er verantwoord aan toe gaat. Alsjeblieft, kunnen jullie ons gerust stellen? Pa, dat wilde je toch ook eigenlijk weten? Vijftien blijft vijftien.’
<Anya> ‘We begrijpen u. Mijn vader en moeder weten ook alles. Ik wilde vooral niet dat mijn moeder ongerust was. We omhelzen, kussen en strelen elkaar. Meer niet. Daar wachten we in ieder geval mee tot volgend jaar. Dan gaan we dat opnieuw bekijken. We helpen elkaar om het vol te houden. Steven heeft er geen moeite mee. Ik wel een beetje. Het is zo’n lekker jong. Zoals hij met meisjes omgaat, niet alleen mij, zó lief. Met mij natuurlijk het liefst. Daarom wil hij mij ook helpen.’
<Ma> ‘Dank je. Ik ben helemaal gerust. Nou ja, bijna. Je past goed bij Steven, die kan ook zo mooi ergens achteloos overheen praten. Maar ik ben ook jong geweest. Ik ben nieuwsgierig naar dat strelen.’
<Anya> ‘Ik leg het uit. Achter onze wei is een vennetje, met heel schoon water. Wij zwemmen en zonnen daar in ons blootje, dat is veel lekkerder dan met natte kleding aan. Ook met vrienden en vriendinnen, als ze het willen. Ze worden van tevoren gewaarschuwd. Alles heel beschaafd. Daarom weten Steven en ik hoe we eruit zien. Maar we zijn van elkaar afgebleven. Als we alléén zijn strelen we vaak elkaars achterkant, dat kan geen kwaad. Maar geeneens iedere dag. Dat hangt van onze stemming af, en hoeveel we te bepraten hebben, want dat gaat vóór. Ik wil het nog een keer duidelijk zeggen, we zijn zó graag bij elkaar, maar we laten elkaar vrij als we niet meer bij elkaar passen.’
Ze vertelde het verhaal van Dirk en zijn eerste vrouw, en van Dirkje en haar eerste man, en dat Dirk en Dirkje weer bij elkaar gekomen waren.
<Anya> ‘We zien wel wat er van komt, al zijn we er van overtuigd dat we altijd bij elkaar zullen blijven. We hebben een heel fijne tijd in het vooruitzicht.’
<Pa> ‘Met vijftien jaar. Met veertien eigenlijk al begonnen. Ik had dat eigenlijk ook wel gewild. We zouden een jaar of zes langer genoten hebben. Jammer, hè, ma?’
<Ma> ‘Niets aan te doen. Oh, behalve inhalen. Maak je borst maar nat!’
<Pa> ‘Ma toch. Als dat net zo wordt als met ons begin staat me wat te wachten. Heerlijk. Vooruit dan maar, jongelui. We zien inderdaad wel wat er van komt.’

‘s Avonds, toen ik bij Anya in bed kroop en haar omhelsde, schrok ik.
<Steven> ‘Je hebt je ponnetje niet aan. Alleen een broekje.’
<Anya> ‘Ik was helemaal vergeten dat we vorig jaar al helemaal bloot tegen elkaar aangelegen hebben. Bij het vennetje en in bed. Dat wil ik nu niet, we zijn dit jaar een paar stappen terug begonnen, laten we het daar maar op houden. Maar dat ponnetje omhoog trekken vond ik niets, zo’n kinderachtig gedoe, we zijn vijftien en jij helpt me het fijn te houden. Je weet bij welke stap we gebleven zijn. Maar wil je in je onderbroek bij me komen liggen? De knopen van je pyjama doen me zeer.’
<Steven> ‘Twee seconden. . . . Daar ben ik weer.’
<Anya> ‘. . . Je hebt een heel klein beetje haar op je borst, ik voel het kriebelen. Leuk.’
<Steven> ‘Ja, en jij kriebelt me daar ook lekker. Ik voel twee zachte knoopjes van je.’
<Anya> ‘Knoopjes! Ik vroeg je vorig jaar in de stal bij het melken, hoe vind je het, van die grote tepels in je handen? Je voelt nu mijn . . kleintjes.’
<Steven> ‘Kan me niet schelen hoe ze heten, als je me er maar mee blijft strelen.’
<Anya> ‘Even dan. . . . Ik wil nog een stapje doen. Met m’n hánd je borst strelen. Jij nog niet bij mij, hoor. Ik wil eerst bij jou wat wennen. . . . Grappig, je hebt daar niets, jongetje, toch vind ik het fijn. Nou ja, niets, je hebt ook twee . . . knoopjes. Is het prettig? Streel ik fijn?’
<Steven> ‘Heel fijn. Alles wat we samen doen is fijn, hè? Wat me opviel, maar mijn moeder gelukkig niet, dat je alleen vertelde wat we tot nu toe gestreeld hebben. Stouterd.’
<Anya> ‘Nou, ze weten dat we misschien volgend jaar méér gaan doen dan strelen, daar zeiden ze niets over. Dus mogen we dit jaar alles strelen. Maar pas op de hooizolder of op mijn kamer, alsjeblieft. Voorlopig dus met onze handjes in broekjes lekker kontjes strelen. Ja, ik nu ook bij jou. Niet alleen omdat het mag, dat maken we eigenlijk zelf wel uit. Ik heb er zin in. Je streelt zo fijn, dat wil ik bij jou ook. Je bent zo lief. En zo’n lekker jongetje. Nou ja, een grote jongen, ik voel je tegen mijn eh buik. Steven, heerlijk, om steeds met elkaar in slaap te vallen.’
<Steven> ‘Ja, hè? Ik heb je, voorlopig, begrepen. Wat heb je een lekker warm handje. Welterusten.’

Na twee weken brachten mijn ouders ons naar de boerderij. Ze kregen de rondleiding van Anya. Die liet ook de hooizolder zien. En het vennetje. Ze vertelde er steeds wat leuks bij. Ze maakten kennis met Bob en Sandra. Ze waren erg onder de indruk van de gezelligheid en de hartelijkheid bij de lieve familie. We zwaaiden ze uit.

<Anya> ‘Roepen jullie ons voor het eten? We gaan naar de hooizolder. Niet storen.’
Ze rende voor me uit. Op de zolder kleedde ze zich razendsnel uit.
<Anya> ‘Jij ook, Steven, alles uit. Ik vond het toch wat benauwend in de stad. Nu ben ik weer thuis. Zes weken met jou. Houd mijn handen vast. Ik wil naar je kijken. En jij moet naar míj kijken, naar alles. Net zoals vorig jaar. . . . Oh, ja, je bent groter geworden. Hij is langer en dikker. Heel mooi, als je maar niet ieder jaar blijft groeien. Maar ik ben niet zo bang meer.’
<Steven> ‘Niet zo bang? Je hoeft helemaal niet bang te zijn. Nergens voor, dat weet je toch. Jij bent van boven wat groter geworden, mooi zeg. Maar meer hoeft van mij ook niet, hoor.’
<Anya> ‘Oh, genoeg gekeken, vooruitstrevende blotert. Kom tegen me aan liggen, knuffelen. . . . Ik ben zo gelukkig, ik moet er van janken. Niet erg hè?’
<Steven> ‘Nee, ik moet het ook een beetje. Omdat je dit al durft kan ik mijn geluk niet op. Zes weken. Begrijp me goed, hoe mooi je ook bent, het blijft bijzaak. De hoofdzaak is, dat we lief met elkaar omgaan. Ook aangekleed. Maar heel vaak feestjes zoals nu zijn wel fijne hoogtepunten. Zeg het even als je weer bij bent, als je toe bent aan een pauze bij het knuffelen. Moeten we eerder eten dan gaan we een andere keer verder.’
<Anya> ‘. . . Ik ben al bij. Voor zover ik op adem kan komen als je me blijft kussen. Ik had er zó veel zin in om hier fijn samen te spelen. Al is het maar bijzaak. Steven, ik heb bij jou thuis nagedacht. Eerst een paar dagen aan je gewend, aan het weer zo dicht bij je zijn. Aan je strelen. Dat je me helpt het fijn te houden. Toen, hoe het verder zou gaan. Hier, en op onze kamers. Allereerst weer naar elkaar kijken. Ik moet er niet aan denken, dat er mensen zijn die jarenlang verkering hebben en elkaar alleen maar aangekleed zien. Die missen zo vreselijk veel, dat is nooit in te halen. En over wat ik hier zou willen, en durven, als ik er aan toe ben. . . . Over een stapje verder . . .’
<Steven, zachtjes> ‘Stil maar. Je hoeft niets te vragen, ik weet dat je dat niet leuk vindt. Als ik het mis heb hoor ik het wel, maar ik weet zeker van niet. Ik zie het aan je. Je kijkt zo . . . verlangend. We hebben elkaar weer bekeken. Ik voel je weer tegen me aan. Je wilt iets méér, voor ons allebei, omdat we van elkaar houden en het hier zo fijn is. Ik ga nu voorzichtig je . . . knoopjes, en waar ze opzitten, aanraken, strelen, en ook kussen. . . . Oh, wat een perfect paar toch. . . . Dit wilde je, hè? . . . Wat een heerlijk gevoel. Voor jou ook, schatje?’
<Anya> ‘Ja. . . . Ik vind het ook zo fijn, dat terwijl alleen jíj wat doet, we tegelijk genieten.’
<Steven> ‘Ik geniet dubbel. Dat het zo lekker is om je te strelen, en dat ik je aan mag raken, dat je dat ook graag wilt. Dat je dat zo snel al durft, verlegen schatje van me.’
<Anya> ‘Plaag maar. Ik geniet ook dubbel. Van je strelen en van dat je het zo fijn vindt.’
<Steven> ‘Ze passen precies in mijn handen, niet te klein en niet te groot. Liefste, ik zou heel lang zo door kunnen gaan, met die zachte tweeling van je.’
<Anya> ‘Steven, als je ze zo allebei tegelijk vasthoudt, voel ik me helemaal van jou.’
<Steven> ‘We zijn toch van elkaar? Ik wil er één loslaten om te kussen, maar ik kan niet kiezen, ze zijn even groot, even mooi, even zacht, even lekker om te strelen.’
<Anya> ‘Slijmerd, kus die het dichtste bij je nou maar. Daarna kan je toch wisselen?’
<Steven> ‘Oh, ja. Doe ik. . . . . . . Zo? Het gaat al veel beter dan die keer vorig jaar, hé?’
<Anya, zachtjes> ‘Ja, heerlijk. Nu . . . midden bovenop, en een beetje met je tong. . . .’
<Steven> ‘Ik neem een mondvol. Ik ga je opeten. . . .’
<Anya> ‘Steven, je doet het te lekker. Je moet stoppen.’
<Steven> ‘Dat is niet eerlijk, die andere heb ik nog niet gekust. Grapje hoor, ik snap je wel. Als je er een beetje aan gewend raakt kan het misschien langer. Ik ben er wel trots op, dat ik het te lekker kan doen. Oh, ik moet je nog vertellen hoe dat komt. Vorig jaar, toen jij een keer naar Sandra was, ben ik naar Diny toegegaan. Ik heb gevraagd of ze me nog een keer kon helpen. Ze wist gelijk waar ik op doelde en schoot in de lach. Ze vroeg, je hebt me eerst half, toen helemaal bloot gezien, wat wil je nog méér met me, stoute jongen? Niets, ik wilde theoretisch wat ervaring opdoen. Hoe je meisjes aan moest raken, zó, dat ze het lekker vonden. In de meisjesboeken van mijn moeder stond daar niets over. Ze schoot weer in de lach, moest ze mij vertellen hoe ik haar zus moest pakken? Ik zei, ja, eigenlijk wel. Ik wil bij haar niets verkeerd doen. Ze zou het wel niet erg vinden, maar ik wel. Ik kan overal informatie inwinnen, maar jíj kan me het best intieme dingen over meisjes vertellen, jíj kent me. Het mag vast wel van Anya. Tja, zei ze, je hebt gelijk. Ze heeft me een heleboel over meisjes verteld. In het algemeen, niets over jou speciaal. Ik moest soms blozen. Moest zij weer lachen. Had ik er maar niet aan moeten beginnen. Te laat, ik had jou al ontmoet.’
<Anya> ‘Nou zeg. Bij iedere andere jongen zou ik boos geweest zijn als hij mijn zus gevraagd had hoe hij . . . met mij moest spelen. Van jou begrijp ik het. Ik vind het heel lief dat je het gedaan hebt. En heel lief van Diny. Ik ga er eens met haar over praten, hebben we vast een hoop lol. En nu wil ik weer lol met jou, tot etenstijd.’

‘s Avonds, in bed, onder de dekens, deden we het altijd rustig aan. We praatten, op ons dooie gemak. Tenzij we ‘s middags niet een tijd op de hooizolder doorgebracht hadden, omdat een ander stel daar ook wel eens wilde spelen. Na een week, op een middag op de hooizolder, verraste ze me weer.
<Anya> ‘Vroeger lag je altijd iets gedraaid tegen me aan. Tot we er over gepraat hebben. Sinds we hier zijn, deze vakantie, voel ik je nog beter tegen me aan. Misschien omdat je wat groter bent geworden. Zo kon ik langzaam wennen. Als jij je niet tegen me aan drukt doe ik het zelf wel. Anders mis ik hem, nu al. Mijn kleine vriendje, hè, die nader wil kennismaken. Je bent vaak héél groot. Ik weet, dat komt door mij. Lekkerrrr. Maar ik heb tot nu toe alleen naar je durven kijken.’
<Steven> ‘Ik vind het ook lekker, zo tegen je aan. Wat zei je vorig jaar?’
<Anya> ‘Dat weet je best. Je bedoelt, toen we bloot in bed lagen. Met je stijve tegen mijn doos.’
<Steven> ‘Ja, maar ik voelde toen alleen je haren. Hé, wacht even. Wat zei je? Tot nu toe? Oh, ja, alsjeblieft, liefste.’
<Anya, zachtjes> ‘Ja, eindelijk, hè? Ik durf, ik wil je nu aanraken.’
<Steven> ‘Zal ik mijn broek laten zakken? Of me helemaal uitkleden?’
<Anya> ‘Alles uit, als je durft.’
<Steven> ‘Natuurlijk, we hebben elkaar al eerder gezien.’
Ik stond op en begon me uit te kleden.
<Steven> ‘Ik moet je wel waarschuwen. Hij wordt groter dan je ooit gezien of gevoeld hebt, omdat je zegt dat je me aan wilt raken. Hij is nu . . . maximaal.'
<Anya> ‘Dat is je maar geraden ook. Zo hoort het te werken bij een gezonde jongen. . . . Oh, Steven, ik ben blij dat je vorig jaar kleiner was, dit was me in één keer veel te veel geweest. Zo groot, en . . . omhoog. Kom weer naast me liggen. . . . Vóór ik niet meer durf ga ik je aanraken. . . . Nou, wat schrik je.’
<Steven> ‘Natuurlijk, ik ben daar nog nooit zo beetgepakt. Hoe noemde je dat bij Brutus? Zaadfabriek, hè?’
<Anya> ‘Ja. Daar schrok je toen van, hè? Nu kunnen we er toch wat makkelijker over praten, hè? Jij maakt daar ook zaadjes, in je balletjes. Dat weet ik zeker, je hebt al verteld dat je natte dromen hebt. Ik vind het heel fijn om je zo vast te houden. Jij ook?’
<Steven> ‘Ja. En lekker. Durf je nu kennis te maken met je kleine vriendje? Niet alleen bekijken, hem ook vastpakken?’
<Anya> ‘Ja. . . . Oei. . . . Mijn kleine vriendje is een stevig joch.’
<Steven> ‘Liefste verkering, ik ben, hij is, helemaal voor jou. . . . Nog een uurtje zo.’
<Anya> ‘Ja, we kunnen kussen, en ik kan je tegelijk vasthouden. Prettig gevoel, zo?’
<Steven> ‘Alles wat je doet is heerlijk. Je hoeft je hand niet doodstil te houden, hoor.’
<Anya, zachtjes> ‘Ik snap je. Ik ga je strelen. Eigen schuld, je wil alles, zei je.’
<Steven> ‘Hmmm . . . Dat gaat geen uurtje zo.’
<Anya> ‘Ik ga even iets achteruit, ik wil ook zien wat ik streel. Kijken en strelen tegelijk is ook fijn.’
<Steven> ‘Hmmm. Kijk maar zo lang je wilt. Mocht ik bij jou toch ook, krullenbolletje?’
<Anya> ‘Ja, kijken wel. Stom hè? Ik heb weer te lang gewacht. Oh, Steven, wat groot, wat móóóói. En wat ontzettend fijn om je zo vast te houden, joh.’
<Steven> ‘Ja, fijn. Wat streel je lekker. Wil je met je andere hand mijn zak vasthouden? Oh, heerlijk.’
<Anya> ‘Maak je veel zaadjes? Ik bedoel, heb je ‘s nachts vaak een handdoek nodig? En komt er dan veel?’
<Steven> ‘Je bent lekker nieuwsgierig. Nou, vaker dan vroeger. En meer dan vroeger.’
<Anya> ‘Als het maar werkt. Ik doe voorzichtig, want ik weet niet wat je kan hebben. Geniet maar, zo lang het gaat. Dat doe ik ook.’
<Steven> ‘. . . . . . Stop maar. Dank je wel, Anya. Heerlijk. Weer kussen, alsjeblieft.’
Het kussen leidde me wat af van wat ze net gedaan had.
<Steven> ‘Ik ben weer bij. Wat was het geweldig lekker. Je bent zo lief. Geen spijt?’
<Anya, zachtjes> ‘Nee, ik vond het een fijne kennismaking. Zo prettig en eh lekker, dat ik nog meer wil. Steven, ik houd zo veel van je. Ik vond het zo fijn om je zo intiem vast te houden. Wil je mij ook helemaal vastpakken, vasthouden?’
<Steven> ‘Ja, heel graag.’
<Anya> ‘Ik wil niet opstaan. Wil je me uitkleden? Ik help wel mee.’
Ik maakte de knoopjes van haar bloes los en deed hem open.
<Steven> ‘Mag ik eerst je borsten strelen?’
<Anya> ‘Alles wat je er eerder mee gedaan hebt. Maar niet te lang, dan verder.’
Ik streelde en kuste allebei haar borsten een tijdje.
<Steven> ‘Heerlijk. Hoe moet je rok los?’
Ze deed het zelf, ging ook even zitten om hem uit te doen en haar bloes uit te trekken.
<Steven> ‘Til je je kontje even op, dan trek ik je broekje uit.’
Ze deed het. Ik bekeek haar even, ging toen naast haar liggen. Ik legde een hand op haar buik en ging langzaam naar beneden, tot ik haar doos bereikte.
<Steven, zachtjes> ‘ . . . Dat ik je zó, helemaal, alles van je, vast mag houden. En strelen.’
<Anya, zachtjes> ‘Ik jou daarnet, jij nu mij. Nu horen we helemaal bij elkaar, hè?’
<Steven> ‘Al een jaar, liefste. Wat spelen betreft, volgend jaar, of het jaar daarna, hè? Mag ik ook . . . nog liever worden? Nu ook . . . tussen je haartjes . . . en zo? Je snapt me wel hè?’
<Anya> ‘Oh. . . . Ja, ik snap je. Maar wacht even. Wil je even alleen mijn rug strelen en me vasthouden?’
<Steven> ‘Denk maar weer even na hoor, ik ben er nog nooit slechter van geworden.’
Ik liet, met spijt, haar doos los en ging haar kontje stelen. Ik trok haar lekker tegen me aan.
<Anya> ‘. . . Steven, ik aarzel. Dit gaat verder dan de oppervlakte. Ik snap wel dat je méér wilt dan óver mijn haartjes strelen. Ik eigenlijk ook. Maar omdat ik het zo intiem vind, al ben je mijn verkering, wil ik wachten tot vanavond, op mijn kamer. Zo lang wil je wel wachten.’
<Steven> ‘Ja, zo lang als je wilt. Het was al honderd keer fijner dan ik dacht dat het ooit zou worden, toen ik die eerste keer die poster zag.’
<Anya> ‘Dacht je er toen al aan?’
<Steven> ‘Nou, in het algemeen, voor later. Ik had jou nog niet gezien. En er in het begin bij jou ook niet aan gedacht, ik vond je gewoon een vreselijk lief meisje. Langzaam aan, nou, wat sneller, begon ik er toch aan te denken. Eerst weer in het algemeen, door Brutus. Pas weer een tijdje daarna dacht ik, nou, ik zou wel meer willen doen dan knuffelen en kussen. Dat doen we nu ook. Ik kan best wachten, langer dan tot vanavond, als ik je af en toe weer zo vast mag houden. Je heb nog niet eerder een jongen vastgehouden, hè?’
<Anya> ‘Nee, alleen maar gezien. Je weet, te groot.’
<Steven> ‘Ja, maar dat sloot even aanraken, of wat meer, niet uit.’
<Anya> ‘En jij?’

<Steven> Vóór ik hier kwam had ik nog nooit wat gezien, laat staan aangeraakt. Wat er hier gebeurd is weet je precies.’
<Anya> ‘Niet precies wat je aangeraakt hebt.’
< Steven> ‘Behalve jou Diny een beetje. Nou ja, ik heb haar uiertjes vastgehad en gestreeld. Om mijn nieuwsgierigheid te verminderen en om ervaring op te doen. Dat heeft toch geholpen?’
<Anya> ‘Ja. Je had geen haast en je eh streelde lekker.’
<Steven> ‘Het belangrijkste vind ik, dat ik voortaan mijn verkering vast vaker zo intiem vast mag houden. Je voel zo heerlijk aan. Boven vind ik het al zo fijn, onder nog meer. Het zien was al zo mooi. En nu, ik voelde je zachte haartjes.’
<Anya> ‘Ja, stop maar, voor je de rest ook nog gaat beschrijven. Zeg, je hebt twee posters gezien. Heb je liever zonder haartjes?’
<Steven> ‘Nee, haartjes horen erbij. Verder zal ik nu niets zeggen. Misschien vanavond.’
<Anya> ‘Je hoeft er niet bij te praten. O, toch wel, ik wil natuurlijk weer weten wat je denkt.’
<Steven> ‘Prima. Wat dacht jij nét?’
<Anya> ‘Vast ongeveer hetzelfde als jij. Verder hoor je misschien een andere keer.’
<Steven> ‘Liefje, ik zou graag willen dat je mij weer vasthoud, al zal dat vast niet lang kunnen. Wat vast wél lang kan, is tegen elkaar aan liggen. Stijve tegen doos. Goed?’
<Anya> ‘Zo lang die eh stijve maar omhoog blijft staan. Of wanneer je een kleintje hebt. Er tussenin maar niet.’
<Steven> ‘Nee, daar let ik ook op. Dat hoort bij het voorzichtig doen.’
We lagen, heerlijk helemaal bloot, een tijd tegen elkaar aan.
<Anya> ‘Hoe lang blijft hij op z’n grootst?’
<Steven> ‘Ik weet het niet. Soms voel ik dat hij iets kleiner gaat worden. Maar als jij of ik dan even bewegen wordt hij weer groter.’
<Anya> ‘Fijn. Maar zullen we nu aankleden en opstappen? De koeien komen binnen.’
<Steven> ‘Goed. Al heb ik liever jouw tepeltjes vast dan die grote van hun.’
<Anya> ‘Zo denk ik ook over Brutus.’
<Steven> ‘Oei. Ik ben uitgepraat.’
We kleedden ons grinnikend aan.

‘s Avonds trok ik naast Anya’s bed mijn pyjama uit en kroop naast haar. Ik voelde al gauw dat ze ook niets aan had.
<Steven> ‘Ik kus je en streel zachtjes je rug en je kontje. Je hebt je kennelijk nog niet bedacht, anders had je vast een broekje aangedaan. Denk toch maar rustig na, zo lang je wilt. Je hoeft niets. Je mag wel alles wat je lekker vindt.’
<Anya> ‘. . . . . . Steven, je doet alles zo lief, en zo lekker. Streel me alsjeblieft, waar je maar wilt en hoe je maar wilt. Maar kun je een aanloopje nemen? Eerst eróver. En als ik ontspannen genoeg ben, dat voel je vast wel, dan . . . voorzichtig verder?’
<Steven> ‘Alles wat je wilt. Ik zal vaak naar je gezicht kijken, omdat we al aardig wat keren gespeeld hebben zie ik dan wel wat je graag wilt, en wat je lekker vindt.’
Ik ging met een hand weer over haar buik naar beneden en begon met strelen.
<Anya> ‘. . . . . . Hoe kan je het zo lekker doen? Is het een natuurtalent van je, of?’
 <Steven> ‘Het is voor ons allebei de eerste keer, schatje. Ik doe nu voorzichtig, en zo.’
<Anya> ‘ . . . . . . Ho maar. Té lekker, liefste. Kus me, gevoelig jongetje.’
<Steven> ‘Lekker hè? Zo intiem, liefste. Jij weet, waarom je bij míj moest stoppen, ik weet het gelukkig ook bij jou. We praten er nog wel eens over. We willen van elkaar toch weten wat we voelen? Ik houd je nu zó vast dat ik je tegen mijn borst voel en jij mij tegen je doos. Af en toe weer een beetje strelen mag ik wel hè? Jij mij ook. We hebben er zo lang mee gewacht. Oh, heerlijk. Op tijd stop zeggen, dat zal ik ook doen, dan blijft het voor ons allebei fijn. . . . Weet je waar ik aan gedacht heb? Aan een verhaal van Dirkje. Dat Dirk en zij ieder jaar pas na een keer of drie spelen voor het eerst het eind haalden. Wij hoeven niet bang te zijn dat we ons ooit zullen vervelen. Ik vind je rustiger dan Dirkje en ik ben volgens mij rustiger dan Dirk.’
<Anya> ‘Nou, ik weet het niet. Als we én ‘s middags én ‘s avonds spelen ook?’
<Steven> ‘Je vergeet, denk ik, dat we nog lang niet alles gedaan hebben.’
<Anya> ‘Even denken. . . . Oh, ja. Zelfs als ik wat overgeslagen heb, want ik weet ook niet alles, dan redden we dat makkelijk. Zoiets als mijn kontje kussen was ik nooit opgekomen. Daar zou je vast een half uur over kunnen doen. En we kunnen uren alleen al naar elkaar kijken. Vanmiddag niet, ik wilde wat speciaals. Maar daardoor konden we het vanavond weer heel rustig aan doen. Oh, Steven, zo heerlijk. Elkaar overal aanraken, vasthouden, en strelen. Ik ben voor vandaag volkomen tevreden, lekker jong.’
<Steven> ‘Zo hoort het ook, lekkere meid. Ik ook. Ik spreek je volgende week wel weer.’
<Anya> ‘Oh, pestkop. Maar je hebt gelijk. Vorig jaar om de paar dagen, nu om de week, omdat ik ertussen meer tijd nodig heb om alles te verwerken, omdat het zo . . . intiem wordt. Dat ik dan weer zeker genoeg van mezelf ben om weer wat te durven. Durven is het goede woord niet, dat ik het emotioneel aankan. Wat gaat alles fijn, Steven.'
<Steven, zachtjes> ‘Fijn? Ik lig een beetje te janken, omdat ik je aan mocht raken. Laat me maar even.’

<Anya> ‘Altijd heerlijk hier op zolder, hè? En zo lekker tegen elkaar aan, en aan elkaar.’
<Steven> ‘Hmmm, is er weer een week om?’
<Anya> ‘Ja. Wachtte je er op?’
<Steven> ‘Hmmm, nee. We spelen al zo fijn, Anya. Tijd zat. Járen.’
<Anya> ‘Raar jong. Zó tevreden. Maar ik wil binnen vijf minuten wat.’
<Steven> ‘Hmmm. Roep me over vier minuten maar. Ik heb hier zoiets heerlijks beet.’
<Anya> ‘Nee, nú. Het is je eigen schuld. Doordat je dat zou lekker doet krijg ik een beetje . . . nou ja, erge zin. Ik wil . . . nog iets méér, maar ik weet niet wat. Stom hè? Ik blijf verlegen. En een heel klein beetje bang. Je bent zo lief en slim, weet jij wat fijns voor me? En voor jou tegelijkertijd natuurlijk. Je mag een klein volgend stapje doen. Ik vertrouw je.’
<Steven> ‘Dan verzin ik graag wat voor je. Wil je me even niet kussen, alleen mijn rug strelen en me vasthouden? Ik wil nadenken, heb ik van iemand afgekeken.’
<Anya> ‘Pestkop. Nou, ik denk ook niet dat ik er slechter van word, ik wacht wel. . . .’
<Steven> ‘Anya, ik wil twee dingen doen, één voor je verlegenheid, en één voor je beetje bangheid. Om die te verminderen, om je gerust te stellen. Zie je er wat in?’
<Anya> ‘Ik heb geen idee wat je wilt, maar het moet vast goed zijn. Doe er maar eentje.’
<Steven> ‘Ik kom tussen je benen zitten, doe ze eens uit elkaar. Wat verder, liefje. . . . Niet zo verlegen, ik heb je toch al bekeken? En vast gehad en gestreeld, errrrg intiem?’
<Anya> ‘Ja, ik schrok alleen even van dat . . . doe ze eens uit elkaar. En toen, nog wat verder. Dan kan je . . . me zo goed bekijken. Maar je mag het, het is zo fijn samen. Het is van ons samen. Je moet alleen niet vergeten dat ik het járen verstopt heb voor vreemde blikken. Jij bent niet vreemd meer, het is nog een automatische reactie. Ik vind het toch wel fijn, ik krijg het er zo lekker warm van als je zo naar me kijkt.’
<Steven, zachtjes> ‘. . . Niet weer schrikken, ik ga een beetje dichterbij kijken, je bent zo móóóói. . . . . . .’
<Anya> ‘Steven, stop! Stouterd! Hoe durf je?’
<Steven> ‘Ik kom weer naast je. Ík vond het heerlijk. Denk jíj er maar eens over na.’
<Anya> ‘ . . . Je hebt een heel brutale truc uitgehaald. Ik zou het nooit goedgevonden hebben als je het gevraagd had. Dichterbij kijken! En dan . . . me daar kússen! Ik weet niet of ik het heerlijk vond, ik schrok te veel. Oef. . . . . . . Ik ben niet boos hoor, ik begrijp wat je ermee bedoelt. Als jíj dat durft, en lekker vindt, waarom zou ík dan nog ergens verlegen voor zijn. Ik kan nog niet zeggen dat het helemaal over is, maar al wel een heel stuk minder. Dank je wel. Mij daar kússen! Hoe kom je op het idee?’
<Steven> ‘Wat denk je?’
<Anya> ‘Wat? Toch niet van Diny? Oh, die Diny toch. Dus zo speelt ze ook. En ze vindt dat daar dus lekker. Wie weet wat nog meer. Dat niet tegen mij zeggen en wel tegen jou!’
<Steven> ‘Toeval, denk ik. Vergeet niet dat ík er expres naar vroeg.’
<Anya> ‘Heb je bij haar geoefend?’
<Steven> ‘Anya! Ze is lief en lekker, maar ik wil niets met haar. Na die eerste keer heb ik haar nooit meer aangeraakt. Dat is niet nodig, ze vertelt goed genoeg. Liefje, ik vind het leuk, en lekker. Eerst je mondje, toen je kontje, en zo verder. Je hebt je mooie spullen toch niet voor niets? Je mag er toch van genieten? En ik toch ook? En samen? En het blijft toch netjes?’
<Anya> ‘Ik weet niet of dit netjes is. Ik ben in de war. . . . Steven, ik weet een snelle manier om dit op te lossen. Ik wil wat drinken gaan halen en het gelijk aan Dirkje vragen. Als die geen problemen maakt doe ík het ook niet. Ook niet bij soortgelijke dingen. Anders heb je, denk ik, pech gehad. Ik zal Diny niet verklikken.’
<Steven> ‘Als ik wat aan Diny mag vragen, mag jij het zeker aan Dirkje.’

<Anya> ‘Nou, dat is ook wat. Ik was een beetje bang om op m’n kop te krijgen, dus ik zeg niet, Dirkje, maar héél voorzichtig, mama, Steven heeft me . . . tussen mijn benen gekust. Zegt ze, wat leuk, joh, was dat de eerste keer? Zeg ik, ja. Zegt ze, de volgende keren worden pas lekker, want ik wed dat je behoorlijk geschrokken bent. Ik zei, ja, en hoe zit het met soortgelijke dingen? Zegt ze, soortgelijke? . . . Oh, ik snap wat je bedoelt. Als je het aandurft is het de eerste keer vreemd, daarna hartstikke fijn. Voor allebei. Geniet er maar van, doe ik ook vaak. Ik wist niet wat ik zeggen moest, ik ben zo weggelopen.’
<Steven> ‘Dat is toch wat, ook nog van je moeder schrikken. Nou, je ziet het, niet alleen Diny doet het. Kom maar even rustig bij.’
<Anya> ‘Het gaat al. Het moet alleen nog even bezinken.’
<Steven> ‘Dat eh soortgelijke dingen ook lekker kunnen zijn? Tja, ik wil graag ervaring opdoen. Bij jou, natuurlijk. En ook graag dat jij het bij mij doet.’
<Anya> ‘Dat zal best, je was er al mee begonnen. Ik wacht nog even. Maar ik wil van jou wel graag een herhaling. Alsjeblieft, kus me nog een keer, daar. Langer. En wat harder. . . . . . . Ho maar. Wéér té lekker, liefste. Dirkje had gelijk. Maar het is vooral het idee dat je het dóen wilt, wat het zo fijn maakt. Kus me even gewoon. Dan weer daar. . . .’
<Steven> ‘Ik had nog wat in gedachten, maar dat stel ik uit. Ik denk, dat het beter is, dat je dit eerst rustig verwerkt. Ik weet waar je aan gaat denken, aan die soortgelijke dingen. Je hoeft niets, dat weet je, maar als je nooit iets probeert weet je niet wat je mist.’
<Anya> ‘Ja, ik heb de laatste tijd al heel wat geprobeerd. Dat zou ik niet meer willen missen. Nou, als Dirkje en Diny ook soortgelijke dingen doen, en het fijn vinden, en jij dat ook wilt, dan ík ook, met jou. Vóórdat ik het ga doen heb ik wel weer wat tijd nodig. Vind je het erg? Jij doet van alles bij mij, en ik bijna niets bij jou.’
<Steven> ‘Je doet genoeg, en lekker. Houd me nog eens vast. . . . Ja, heerlijk. Ik wil dit jaar nog één ding voor je doen. We blijven wél, vaak, herhalen wat we tot nu toe gedaan hebben. Wat denk je er van?’
<Anya> ‘Ja, dat is heel verstandig. Dank je wel voor je hulp. Je lekkere hulp. Ik ben wel benieuwd wat je nog meer voor me wilt doen.’
<Steven> ‘Slimmerdje, je vraagt weer niets. Je blijft een beetje bang ben voor nieuwe dingen. Ik vind dat niet leuk voor je. Want iedere keer moet je achteraf toegeven dat je voor niets bang bent geweest. We gaan iets héél lekkers doen, vanavond, op je kamer. Dan onthoud je het beter, voor de rest van het jaar. Je moet tot vanavond nadenken of je me genoeg vertrouwt, ik ga je er verder niets over vertellen.’
<Anya> ‘Ik denk erover na. Maar is het eerlijk, als ik misschien niets terug doe?’
<Steven> ‘Het is geen knikkerspel, deze is zoveel waard en deze zoveel. Jij weet niet precies wat ik voel en omgekeerd. Ik denk, dat na vanavond de stand zodanig is, dat we fijne herinneringen hebben tot volgend jaar, de herhalingen meegerekend. Snap je?’
<Anya> ‘Ik denk het wel, je hoort het vanavond.’
<Steven> ‘Als je wilt nog later, hoor. Maar liever vanavond, ontzettend lekker stuk.’
<Anya> ‘Steven toch, je lijkt Diny wel, met haar wisselende stemmingen. Oh ja, je hebt les van haar gehad. Een goede theoretische ervaring. Ik ga haar toch eens uithoren.’
<Steven> ‘Vraag haar maar eens wat direct, dan kan ze je vast ook nog wel wat leren.’
<Anya> ‘Je wordt steeds erger, gelukkig is het etenstijd.’

<Anya> ‘Steven, ik vertrouw je. Vanaf het begin is alles hartstikke goed gegaan. Ik ben al die tijd, alweer een jaar, maar één keer een beetje boos op je geweest, toen je mij zonder te vragen bloot bij het zwemmen wilde hebben, om Bob over te halen. Maar dat was niet terecht, omdat je het niet expres deed, je moest te veel tegelijk regelen. En je vond het toen zelf ook zo erg dat je het niet gevraagd had. Als ik daar nog aan terugdenk. Hoe wij elkaar de eerste keer helemaal zagen. Ik wilde jou het eerst zien, bij het zwemmen. En jij was toen zo . . . lief, en helemaal niet boos, om mij rustig te laten kijken. En vóór de tweede keer zwemmen mocht jij naar mij kijken. En we vonden elkaar zó mooi. En lekker, dat is wat anders, je snapt me wel. Ik zal het nooit vergeten. Je mag nu alles doen wat je denkt dat goed voor me is, binnen onze afspraak. Jij hebt altijd gedaan wat ik wilde, ik doe wat jij wilt. Dat is eerlijk.’

<Steven> ‘Fijn. Ik wist het wel, wij hebben elkaar nog nooit overvraagd, daarvoor begrijpen we elkaar te goed. Als we iets vragen weten we het antwoord meestal al wel. Maar we blijven het wel doen. En zeggen wat we voelen, hoe intiem ook. We doen niets waarvoor we ons zouden moeten schamen. Niet dat we alles kunnen doen als er iemand bij is. Dan alleen handje vasthouden, misschien een beetje knuffelen, en een niet te lang kusje. Nu, hier, kunnen we van alles doen. Zullen we nu verder gaan, heel langzaam?’
<Anya> ‘Jij hebt het verzonnen, je weet het het beste, je zegt het maar. Oh, ik ben zo nieuwsgierig, Steven. Moet ik iets doen? En mag ik er bij praten?’
<Steven> ‘Praat maar wat je wilt. En je mag onder de dekens uitkomen en in je blootje er bovenop gaan liggen. Nog niks nieuws. Ik kom naast zitten. Ik ga weer naar je kijken, net zoals vorig jaar, toen je zo op bed lag. Zo fijn, maar ook niks nieuws.’
<Anya> ‘Dit gaat zo makkelijk, ik merk dat je me al enorm geholpen hebt. Ik heb hiermee geen enkele moeite, ik ben niet verlegen en niet bang. Fijn joh.’
<Steven> ‘Zie je wel? Als je maar even de tijd krijgt, en als je weet wat het is.’
<Anya> ‘Ja, alleen de nieuwsgierigheid is er nog. Niet erg hè? Ben ik nog mooi?’
<Steven> ‘Bloot kwebbeltje, je weet niet half hoe mooi je bent en hoe mooi ik je vind. Je hebt heel mooie borstjes, die ook fijn zijn om te kussen, en zo. Je hebt leuke haartjes op je doos. Daartussen zie ik je mooie gleufje, wat ik nog veel te weinig gestreeld heb, het mag steeds niet zo lang van je. Geef me nu weer een hand, je moet me kunnen voelen, want je doet misschien je ogen dicht als het lekker wordt. Je mag er in knijpen als het héél, héél lekker wordt. Ik ga je strelen, eerst boven.’
<Anya, zachtjes> ‘. . . Heerlijk, maar niks nieuws. Ik geniet er wel meer van dan eerder.’
<Steven> ‘Ik wil je graag vaker laten genieten. En er zelf van genieten. Mag ik ze vaker strelen?’
<Anya> ‘Ja, ik zal niet te snel stop zeggen.’
<Steven> ‘Fijn. Nu ga ik naar beneden, krullenbolletje.’
<Anya, zachtjes> ‘Ja, streel ook wat daaronder, en daar tussen zit, alles, alsjeblieft. Je streelt zo lief. En lekkerrrr.’
<Steven> ‘Hartstikke fijn. . . . Doe je je beentjes wat uit elkaar?’
<Anya> ‘Ik aarzel geen seconde. . . . Weer heerlijk, weer niets nieuws, weer nog lekkerder.’
<Steven, zachtjes> ‘. . . Ik kus je daar nu niet, ik ga weer voorzichtig, en zo, doen.’
<Anya, zachtjes> ‘Hmmm. . . . Dat je dat ook wilt! Je zit iets in mijn gleufje. Zo lekker dat ik geen stop wil zeggen. Even een kusje? . . . Nu weer verder.’
<Steven> ‘. . . Anya, nu even niet praten, alleen luisteren. En genieten. Ik ga verder met je te stelen, maar niet op tijd stoppen. Het nieuwe, hartstikke lekkere komt er dan aan, je weet vast wat ik bedoel, al heb je het nog nooit meegemaakt. Je moet je laten gaan, alsjeblieft, doe het ook voor mij. Maak eens mee wat je gaat voelen als ik doorga. Vertrouw me, en beloofd is beloofd. Ja, hier had je willen stoppen, laat het over je komen. . . . . . . Goed zo. . . . Ontspan je, het gaat geen pijn doen, het wordt nóg lekkerder, laat je gaan.’
Ze deed het.
<Anya> ‘Hoe wist je dit? Dat het zo . . . onbeschrijfelijk lekker voor me zou zijn?’
<Steven> ‘Diny moet iets van je probleempjes vermoed hebben, omdat ze aan dit onderwerp extra aandacht heeft besteed. Ik vond dat toen niet nodig, maar het was het wel. Je hebt een heel lieve zus. We hebben zo’n lol gehad. Ze moest steeds grinniken, omdat ik, toen ze hierover vertelde, met zo’n rode kop zat. Zulke intieme dingen over meisjes. En ik vond het leuk, omdat ze gewoon doorging, het zo lief allemaal vertelde.’
<Anya> ‘Jij bent ook slim, dat je het zo goed onthouden hebt. Het was zo lekker, je deed het zo lekker. En goed. Tot en met het eind. Nou snap ik Diny, ik wil het ook vaker.’
<Steven> ‘Niet huilen, al is het van geluk. Wat kan jij genieten, zeg. Heerlijk om te zien. Ik ga je even plagen. Ik ga je citeren. Ik wist niet, dat ik herrie maakte bij het kussen en strelen. Einde citaat. Je kreunde, zachtjes. Heel lief.’
<Anya> ‘Het ging vanzelf. Ik schaam me geeneens. Dirkje en Dirk kreunen toch ook? Ik vertel je zelfs, dat hoe lekkerder het werd, hoe fijner ik het vond om te kreunen. Zo, weet je dat ook. Ik ben blij dat jij duidelijk ook genoten hebt. Maar hoe wist je in het begin wanneer ik wilde stoppen?’
<Steven> ‘Ik kon de theorie onthouden, omdat ik me erop verheugde het ooit voor je te kunnen doen. Ik kan me, doordat Diny het zo goed verteld heeft, een klein beetje voorstellen wat je voelt. Je kneep in mijn hand en ik zag het aan je. Gelukkig deed je wat ik vroeg en ontspande je je gauw, durfde je het aan. Ik ben zó blij dat het goed gelukt is. Hoe goed ik mijn theorie ook geleerd heb, in de praktijk weet je toch nooit precies hoe het afloopt. Ik heb dit niet alléén gedaan, maar samen met jou, zoals we alles samen doen. Schatje, volgende zomer beginnen we met alles opnieuw, misschien gaan we dan verder dan nu. Maar het hoeft niet. Tot dan moet je uit kunnen houden. Ik kan het ook.’
<Anya> ‘Ja, en ik ben nu helemaal niet meer verlegen en nergens meer bang voor als je wat met mij wilt doen. Ik wil het ook vaker, tot volgend jaar, alsjeblieft?’
<Steven> ‘Wat is het? Zeg het eens?’
<Anya> ‘Klaarkomen?’
<Steven> ‘Ja, goed zo. Ik zal je, tot volgend jaar, zo vaak je maar wilt vingeren tot je klaar komt.’
<Anya> ‘Nou!’
<Steven> ‘Je wist vast al hoe het heet. Nu kan je er ook makkelijker om vragen, als ik niet zelf begin. Trouwens, waarom denk je dat ik hiermee niet tot het eind van de vakantie gewacht heb, maar zo gauw als ik dacht dat je het aankon?’
<Anya> ‘Wat lief van je. Wat regelen we dingen fijn voor elkaar hè? Ik lopen, jij verkering, ik naar je kijken enzovoort. En jij nu dit heerlijke. Omdat ik iets méér wilde. Nou, het was nogal wat méér dan ietsje. Daarom, Steven, ik zei wel, ik wil het vaker, maar het kost me een hoop energie, voel ik. Het is het waard, oh, wat was het lekker, lief jong. Maar je weet dat ik niet zoveel reserves heb, dat ik genoeg moet rusten. En je weet dat ik weer een tijdje nodig heb om aan deze stap te wennen. Dat je, dat we zoiets doen, zo intiem.’
<Steven> ‘Dat weet ik allebei al een jaar. Liefste, toen we net verkering hadden, zei ik, dat ik alles met je wilde. Ik had het toen dezelfde dag al gewild, omdat ik al zoveel van je hield. Maar ik ben er ook achtergekomen, dat het véél fijner is om het langzaamaan te doen, stap voor stap. Precies wat jij ook wilt. Daarom wacht ik steeds rustig tot je aan een stapje gewend bent.‘
<Anya> ‘Ik dacht dat ik al ontzettend veel van je hield, maar het wordt steeds meer. Ook omdat je zo geduldig bent. Liefste, ik denk dat voordat er een week om is, ik voor jou ook zoiets heerlijks wil. Je weet wat ik bedoel, hè? Ik durf zelfs iets meer te zeggen. Ik durf dan vast wat uitgebreider kennis te maken met mijn kleine vriendje. Ik wil zo graag jou ook zien genieten. En ik ben nieuwsgierig. Hoe mijn kleine vriendje gaat reageren. Ik ken de theorie. Alleen eh, ik weet niet precies hoe het moet. Ik durf het niemand te vragen.’
<Steven, fluisterend> ‘Je weet al hoe het moet, net zoals anders, me lekker strelen, niet stoppen maar doorgaan tot ik eh genoten heb. Klaargekomen ben. Ik wacht rustig af, ik heb al een hoop voorpret. Jij zal het ook heel fijn vinden, mij zien genieten.’
<Anya> ‘Ik had van tevoren geen idee wat ik zou voelen. Jij?’
<Steven> ‘Een beetje. Volgens Diny voelen jongens ongeveer hetzelfde als meisjes. Je kreeg krampjes, hè? Ik vertel nog even heel openhartig verder. Als ik al niet zoveel van je gehouden had, had ik het toen gelijk met Diny willen doen. Gelijk alles. Wat een mooi, lekker, vrij stuk. Ook heerlijk om naar te kijken bij het vennetje. Ze zit vaak wijdbeens.’
<Anya> ‘Nou, nou. Maar van mij mag je zo denken. Heel gezond. Wat lijken we op elkaar. Zo denk ik ook ongeveer over Jasper. Als we niet samen opgegroeid waren had ik het nog niet geweten.’
<Steven, zachtjes> ‘Ik wil met jou alles het eerste doen. En dat jij mijn eerste wordt, en ik jouw eerste.’
<Anya, zachtjes> ‘En de enige. Voor altijd. Ik stop, anders moet ik weer janken.’
<Steven> ‘Wat gaat het toch fijn. Mijn eerste, enige en eeuwige liefje, we gaan alles tot volgend jaar zomer, heel vaak, maar op ons dooie gemak, herhalen. Er héél véél van genieten. Dan vergeten we het nooit meer. Dan hebben wij later ook mooie verhalen voor onze kinderen.’

Ruim een week later kwam Anya ‘s avond mijn slaapkamer binnen, voordat ik naar de hare toe kon gaan.
<Steven> ‘Was je ongeduldig?’
<Anya> ‘Nee, ik heb een andere reden. Die vertel ik zo wel.’
Ze trok haar ponnetje uit, ze had er niets onder. Ik trok het enige wat ik nog aanhad, mijn onderbroek, vlug uit en omarmde haar.
<Steven> ‘Wat ben je toch heerlijk om vast te houden.’
<Anya> ‘Jij wat minder dan anders. Je bent nog klein. Ik bedoel, je hebt nog een kleine.’
<Steven> ‘Ja, ik ben net klaar met uitkleden, ik heb nog geen tijd gehad voor voorpret. Maar ik voel hem al groeien. Zullen we in bed gaan liggen?’
<Anya> ‘Óp bed. Dan kan ik hem groter zien worden.’
Ik ging op bed op mijn rug liggen.
<Steven> ‘Je mag een handje helpen, dan gaat het sneller.’
<Anya> ‘We hoeven geen haast te hebben.’
Ze kwam naast me liggen en nam mijn zak in haar hand.
<Anya> ‘Oei. Dubbel tempo.’
<Steven> ‘Je houdt me ook zo heerlijk vast.’
<Anya> ‘Steven, je moet me iets vertellen. Over een bepaald onderwerp. Ik weet er wel iets van, maar ik wil graag dat we er evenveel van weten.’
<Steven> ‘Waar het ook over gaat, dat lijkt me ook prettig. Maar het zal wel gaan over wat je nu van me vast hebt.’
<Anya> ‘Ja. Eerst een inleiding. Je hebt me al een paar keer gestreeld, tot eh.’
<Steven> ‘Je klaarkwam. Ik vind het fijn om te doen. Je zien genieten.’
<Anya> ‘Ik geniet er vreselijk van. Ik wil jou ook graag verwennen, maar ik zou eerst willen weten wat ik kan verwachten. Steven, ik weet dat er bij jongens meer gebeurt dan bij meisjes. Daar wil ik eerst meer van weten. Ik ben er, heel voorzichtig, een paar keer bij Jasper over begonnen, maar daar schoot ik niet veel mee op. Hij geeft één antwoord en loopt dan weg.’
<Steven> ‘Dat kan ik me voorstellen. Als je minder voorzichtig was geweest was hij vast ook minder voorzichtig geweest. Nu durfde hij er natuurlijk niet met je over te praten. Z’n klein meisje, wat iets intiems over jongens wil weten. Hij vermoedt vast niet dat je dat intieme van een jongen al vastgehad hebt en gestreeld. Niet te lang, nog.’
<Anya> ‘Ja. Nou, dan zal ik tegen jou iets minder voorzichtig worden. Bij meisjes komt er één keer in de maand één eitje los, jongens maken constant zaadjes. Als hun voorraadkamertje vol is loopt het over, ‘s nachts. Dat wist ik natuurlijk al, Dirkje heeft me op tijd veel verteld. Jij daarover ook. Maar niets over hoe jongens eh klaarkomen. We hebben gezien wat Brutus deed. Je zei, toen hij van Berta afkwam, hij lekt nog na, het lijkt mijn vaders scheerschuim wel. Het meeste zat natuurlijk binnenin Berta.’
<Steven> ‘Laat me maar los, anders heb ik geen tijd om iets te vertellen. Tja. Zal ik het voorzichtig vertellen of heel voorzichtig?’
<Anya> ‘Een beetje voorzichtig, graag.’
<Steven> ‘Goed. Je zei toen over Brutus, hij stopt zijn zaadjes in Berta. Dat was heel voorzichtig gezegd. Iets minder voorzichtig, hij stopt niets, want hij heeft geen handen. Als hij lang genoeg pompt krijgt hij krampen, net zoiets als jij krijgt als je klaarkomt, en spuiten daardoor zijn zaadjes er bij hem uit en bij Berta erin. Een andere manier om een kalfje te maken is er niet, afgezien van K. I.’
<Anya> ‘Dat snap ik.’
<Steven> ‘Mensen kunnen ook op andere manieren dan eh zoals Brutus deed, klaarkomen. Ik heb het bij jou gedaan, als jij bij mij ook niet stopt kom ik ook klaar. Dan spuiten mijn zaadjes er ook uit.’
<Anya> ‘Wat kan je dat eenvoudig vertellen. Fijn. Waar eh laten we je zaadjes?’
<Steven> ‘‘s Nacht word ik meestal op tijd wakker om ze in een handdoek op te vangen. O. Ben je naar mijn kamer gekomen, omdat ik een handdoek onder mijn kussen heb?’
<Anya> ‘Ik had op mijn kamer ook een handdoek klaar kunnen leggen. Nee, je wilde het voor mij de eerste keer op mijn kamer doen. Daarom ben ik hier naartoe gekomen.’
<Steven> ‘Lief van je. Nog meer horen?’
<Anya> ‘Is er nog meer?’
<Steven> ‘Ja, wat details, maar daar moet je ook op voorbereid zijn. ‘s Nachts komen mijn zaadjes in golfjes, het spuit er dan niet uit, het is wel net iets meer dan eruit lopen. Ik denk, dat ik niet één keer wat ga spuiten, maar een paar keer.’
<Anya> ‘Hoeveel golfjes? ‘s Nachts?’
<Steven> ‘Een stuk of vier. Nu zou ik het niet weten. Ook niet hoe ver ik spuit. Het wordt mijn eerste keer, Anya.’
<Anya> ‘Ja, heel fijn. Jij heb mij ook mijn eerste keer eh klaar laten komen. Zal ik de handdoek op je buik leggen? Ik wil je niet inpakken, dan zie ik niets.’
<Steven> ‘Graag. Het lijkt me wel goed als je ziet wat er gebeurt. Dan weet je later, als je het níet ziet, wat er gebeurt.’
<Anya> ‘Je bedoeld, dat je later je zaadjes in mij gaat spuiten.’
<Steven> ‘Ja. Dat zal je dan toch niet erg vinden? Dirk doet het vaak bij Dirkje. En nog veel meer mensen doen het.’
<Anya> ‘Ja, natuurlijk. Steven, omdat ik van je houd, wil ik heel graag, dat we later samen eh klaarkomen en jij je zaadjes in me spuit.’
Ik omhelsde en kuste haar.
<Steven> ‘Dat gaan we later vaak en lekker doen. Het is vast nog veel lekkerder dan wat ik bij jou gedaan heb en wat jij zo bij mij gaat doen. Eh, als ik náást de handdoek spuit, vertel ik Dirkje wel dat ik een ongelukje gehad heb.’
<Anya> ‘Ik weet niet wat ze van Jasper merkt. Vertel dan maar gewoon dat ik het expres gedaan heb. Dat mag ze best weten. Al vertel ik het liever wanneer het mij goed uitkomt.’
<Steven> ‘Ja, dat snap ik. Richt maar niet op het plafond, maar op de handdoek.’
<Anya> ‘O. Strelen én richten?’
<Steven> ‘Hij wist al de goede kant op.’
<Anya> ‘Ja. Nu wel. Hoe moet dat later? Dan moet hij niet omhoog, maar naar voren.’
<Steven> ‘Dan zal er ook een handje geholpen moeten worden, om te richten. Probeer het nu maar niet, ik ben al genoeg opgewonden.’
Ze pakte de handdoek van onder het kussen en spreidde die uit over mijn buik.
<Anya> ‘Wat anders dan tafeldekken. Weet ik nu genoeg?’
<Steven> ‘Vast genoeg voor de eerste keer. Ik denk, dat we er allebei van gaan leren. Misschien gaat het daarna nog beter. Je wilt het toch wel vaker doen?’
<Anya> ‘Vast wel, als ik zie dat je er van geniet. Ik eh kan nu maar met één hand bij je. Is dat genoeg? Anders moet ik tussen je benen gaan zitten.’
<Steven> ‘Doe maar. Liefje, je had net zo heerlijk mijn zak vast. Zou je dat weer kunnen doen, en met je andere hand mijn stijve strelen?’
Ze kwam tussen mijn benen zitten en deed wat ik voorgesteld had.
<Anya> ‘Goed zo?’
<Steven> ‘Niet zo voorzichtig. Ietsje knijpen. . . . Oei, ja, heerlijk. Ga zo maar door.’
Ik kwam heerlijk klaar, spoot vijf keer, alles op de handdoek. Terwijl ik bij lag te komen streelde ze heel voorzichtig door. Toen ik weer een kleintje had liet ze me los, vouwde de handdoek op, gooide die naast het bed en kwam naast me liggen.
<Anya> ‘Wat mooi, Steven. Dank je wel, dat ik nu gezien heb hoe het bij jongens werkt. Brutus en Dirk pompten, zogezegd, maar verder was er niets te zien. Je vond het zo te zien net zo lekker als ik jouw eh verwennen.’
<Steven> ‘Het was heerlijk. Dank je wel, je deed het vreselijk lekker.’
<Anya> ‘Fijn. Je had nogal wat krampen. Je kreunde harder dan ik.’
<Steven> ‘Ja. Door die krampjes kwamen mijn zaadjes. De lekkerste krampjes waren toen ze eruit spoten. Vijf keer, hè?’
<Anya> ‘Ja. Indrukwekkend. Nog net alles op de handdoek. Ik had moeite met richten, je eh begon zelf ook te pompen, op het eind. Toen heb ik het maar wat minder gedaan.’
<Steven> ‘Ja, prima. Het ging vanzelf. Het is me toen niet zo opgevallen, maar Brutus deed ook zoiets. Eerst alleen pompen, maar op het eind duwde hij behoorlijk tegen Berta aan.’
<Anya> ‘O. Ja. Dirk ook. Dirkje zei, spuit maar, spuit maar, ze wist het dus. Maar ze heeft me dat niet verteld. Ik denk dat ze dat te intiem vond.'
<Steven> ‘Het lijkt me anders natuurlijk te zijn. Als Brutus en Dirk het doen, en nu ik ook.’
<Anya> ‘Ik zal het eens aan Diny vragen. Die weet er meer van dan wij, ze scharrelt al jaren. Ze zal me wel meer willen vertellen dan Jasper.’
<Steven> ‘Natuurlijk. Ze heeft mij toch verteld hoe ik jou kon verwennen? Dat wil zeggen, hoe ik meisjes kon verwennen, we hadden het niet over jou. Al wisten we dat het voor jou bedoeld was. Door die les kon ik het de eerste keer al aardig goed doen, hè?’
<Anya> ‘Ik genoot de eerste keer al. Maar toch is het daarna nog beter gegaan. De eerste keer was je vast zenuwachtig.’
<Steven> ‘Ja, natuurlijk. Jij net ook?’
<Anya> ‘Niet zo. Ik wist, dat jongens altijd klaarkomen als er aan ze gezeten wordt. Meisjes niet altijd.’
<Steven> ‘Zal ik het nog eens proberen?’
<Anya> ‘O. Ja, graag. Maar ik weet zeker dat je mij laat komen. Je hebt heel goed les gehad.’
<Steven> ‘Alleen theoretisch. Vind je het nog steeds niet erg, dat ik haar borsten vastgehouden heb vóór de jouwe?’
<Anya> ‘Nee, want daardoor wist je bij mij al wat je er mee kon doen. Je streelt zo lekker. Oh, ja.’
Ik streelde haar verder, ook lager, tot ze gekomen was. Ze omhelsde me daarna en viel binnen de minuut in slaap.
{Jammer. Ik had ook nog een keer willen komen. Nou ja, morgen vast weer. Ik wil best iedere dag}

Het was een heerlijke zomer. Dirk en Dirkje waren erg blij dat we zo goed en vaak meewerkten. Zo was er meer tijd om gezellig bij elkaar te zijn. Bob en Sandra waren ook vaak bij ons, hielpen ook vaak mee. Maar als er niet gewerkt hoefde te worden werd er gepraat en gespeeld. We gingen ook vaak naar het vennetje. Eigenlijk niet voor het zwemmen, maar voor het zonnen en om, met de andere twee stelletjes naast ons, lekker bloot in de open lucht te spelen. En om naar de anderen te kijken, we wisten toch alles van elkaar. Diny en Bob gingen al gauw wat verder met spelen dan de rest, we mochten rustig afkijken. We wisselden daar ook ervaringen uit, want niemand wilde meer ervaringen opdoen bij anderen. We zorgen er ook voor dat de jeugd in het dorp te weten kwam dat we allemaal vaste verkering hadden. Het werkte, er kwam niemand meer vragen om te mogen spelen. Anya gaf me aan het eind van de vakantie gelijk. We speelden meestal én ‘s middags én ‘s avonds, heel rustig, behalve een enkele keer een lekker woest gevechtje. We verveelden ons geen moment. We moesten wel vaak het naar elkaar kijken afbreken, anders kwam er zelfs van kussen niets terecht. Als we alles waar we, expres, nog niet aan toegekomen waren ook nog gingen doen, zouden we nog wel honderd jaar kunnen spelen, misschien wel met ‘s morgens erbij.

De commissaris kwam een keer langs, met Bob. Hij kwam vragen of we wisten, waarom er sinds vorig jaar in het dorp veel minder verkeersovertreders gepakt werden.
<Dirk> ‘Er waren hier wat overtredingen van tegen het verkeer in rijden in éénrichtingsstraten bij het dorpsplein. Het is daar niet druk, als je pech hebt moet er één een stukje achteruit rijden, dat is makkelijker dan omrijden. Sinds vorig jaar wordt dat inderdaad niet meer gedaan.’
<Commissaris> ‘Waarom niet?’
<Dirk> ‘De oorzaak zit naast u. De dorpelingen willen het niet op hun geweten hebben, dat de verkering van een dorpsgenootje hun een bekeuring moet geven. Dat vinden ze niet leuk voor hem, hij kent iedereen al.’
<Commissaris> ‘Knap werk, Bob. Alleen doordat je aardig bent verbeter je een heel dorp.’
<Bob> ‘Oh. Ik wist dat ze me wel mochten, iedereen zwaait naar me. Maar dat ze zó aardig waren.’
<Dirk> ‘Het is een pietsje minder aardig dan je denkt. Ze rijden alleen om. Financieel maakt het ze niets uit. Ze halen het geld voor de bekeuring uit de dorpspot.’
<Bob> ‘Oh, dat wist ik niet. Wat grappig. Leg die dorpspot eens uit, voor de commissaris, als je wilt.’
<Dirk> ‘In het dorpshuis staat een geldkistje, niet op slot. Wie een meevaller heeft gehad, een voorspoedige gezinsuitbreiding of zoiets, of er zin in heeft, stopt geld in het kistje. Ernaast staat een prikker. Daar doe je een briefje op met de reden, en als je wilt de afzender. Onder de prikker ligt een dik schrift. De bovenmeester, ja, zo heet het hoofd van de basisschool hier nog steeds, schrijft in zijn mooie handschrift af en toe de briefjes over in het schrift, de briefjes kunnen dan weg. Soms ligt er een papiertje op het geldkistje, sorry, vol, zoek maar een ander goed doel. Leeg is nog nooit voorgekomen. Uit het kistje wordt geld gehaald voor begrafenissen, of als er iemand hulp nodig heeft. Toen Dirkje hier kwam wonen heeft het dorp de uurlonen voor de verbouwing van de zolder betaald. En voor de bekeuringen voor die éénrichtingsstraten, die ingesteld zijn door die bemoeials in de stad. De bekeuringen doe je gewoon op de prikker, alles staat er al op. U moet maar eens in het schrift kijken, erg roerend, en lachen.’
<Commissaris> ‘Ik wil hier wel tot m’n pensioen blijven, het bevalt me hier goed. Wat jij, Bob?’
<Bob> ‘Goed idee, ik hoef geen commissaris ergens anders te worden.’
<Commissaris> ‘Een beetje minder salaris weegt wel op tegen de prettige, sociale sfeer hier. Ben jij trouwens familie van die garagehouder in de stad?’
<Bob> ‘Niet dat ik weet. Ik moet het toch eens uitzoeken, ik vind die stamboom van de familie hier ook zo leuk. Ik word er steeds aan herinnerd als er nieuwe agenten bij ons komen. Als ze een keer in het donker in de stad gesurveilleerd hebben weet ik dat de volgende dag. Altijd zeggen ze dan, hé, Bob, flikkert er bij jou ook wat? Van de lichtreclame boven de ingang van die garage flikkert de tweede M van Bommel. Ik ben trouwens blij dat ik geen van Dale heet, krijg je in het hele land van die originele vragen, of je al antwoord hebt gekregen.’
<Dirk> ‘Ik denk niet dat Diny geïnteresseerd is in je achternaam.’

Ik ontmoette ook de kapitein. Een heel aardige man. Het mooiste was om te zien hoe Dirkje zich gedroeg. Precies zoals Diny het jaar ervoor gezegd had. Ze deed niets, ze zat steeds naast hem. Iedereen moest er steeds om glimlachen.

De laatste avond wilde ik toch graag onze afspraken wat minder vaag maken.
<Steven> ‘Anya, dit jaar is het heel fijn gegaan met onze afspraken. Tot volgende zomer redden we het wel. Maar dan, weer acht weken dag en nacht met je samen, dan red ik het niet meer. Ik vind dat we dan lang genoeg gewacht hebben, we horen helemaal bij elkaar, dat wisten we al na een paar dagen. Dat is alleen maar beter geworden, als dat al kon. Lekker stuk van me, zullen we alles doen, volgende zomer?’
<Anya> ‘Ik vind het knap van je, dat je het zo lang volgehouden hebt. Ik durf je aan te raken, maar nog steeds alleen met mijn handen. Je bent hartstikke lief geweest, je hebt nooit aangedrongen op meer. Ik kan tot dan aan het idee wennen, dan moet het volgend jaar lukken, ook álles, liefste. Ik wil wel graag, nu al, maar nu durf ik nog niet. En ik vind het nog iets te vroeg. Volgend jaar niet meer, dan kennen we elkaar weer weken langer, dag en nacht.’
<Steven> ‘Laat Dirkje je eens alles vertellen, ook over je soortgelijke dingen, wat je met jongens allemaal kan doen. Ik bedoel natuurlijk met mij. En Diny, die kan zo goed en leuk vertellen. Je hebt ook al vaak, bij het vennetje, gezien wat zij en Bob doen, hè?’
<Anya> ‘Ja, alles. Heel rustig, heel lief, en zo te horen heel lekker. Ze proberen altijd zachtjes te doen, maar ik hoor ze toch wel eens wat kreunen van plezier.’
<Steven> ‘Ja, heel leuk. Anya, met mij hoef je nergens bang voor te zijn. Ook de eerste keer niet, ik zal heel voorzichtig doen.’
<Anya> ‘Ik weet het. Ik zal eens met ze praten. Ze zijn er vast mee begonnen omdat ze honderd procent zeker van elkaar zijn en waarschijnlijk over niet al te lange tijd zullen trouwen. Dan eh.’
<Steven> ‘Hoeven ze ook geen condooms meer te gebruiken. Ik weet dat je dat ook gezien hebt, je zat heel ingespannen naar het omdoen te kijken. Vraag ze maar hoe het moet. En eh kan je er voor zorgen dat ze in de buurt zijn als wíj ze nodig hebben? Ik durf ze bij mij in de buurt niet te kopen.’
<Anya> ‘Oei. Wat een tempo heb je ineens. Ik zal het onthouden. Zeg, over kreunen gesproken, dat doe ik ook graag. Liefste, het is onze laatste avond, deze vakantie. Zullen we dat hele lekkere doen? Jij eerst bij mij, en dan ik bij jou? Ik vind het bij jou zo mooi om te zien.’
<Steven, zachtjes> ‘Andersom, alsjeblieft, deze keer. Dan duurt het bij mij wat langer, want jouw gespartel en gekreun windt me nogal op.’
<Anya> ‘Nog meer dan anders? Ik denk, dat je vanaf je komst hier steeds opgewonden bent geweest.’
<Steven> ‘Ja, eigenlijk wel. Het begon toen Dirkje me omhelsde en kuste. Toen die posters. Een blote jongen en dat blote meisje. Toen Diny. Ik had nog nooit zo ver in een bloesje kunnen kijken. Tjonge, net zulke grote als op die posters. En ze kuste me, net als Dirkje, ook midden op mijn mond, terwijl ze me tegen haar aantrok. Toen zag ik jou. En mocht je kussen. Ik dacht toen al, die wil ik, dat lieve kleintje, voor altijd. Pas later dacht ik, vast met alles op een mooie maat. Dat weet ik nu zeker. Mijn leven is, sinds mijn komst hier, ontzettend veranderd. Ik ben heel gelukkig.’
<Anya> ‘Ik ook. Veel gelukkiger dan daarvoor, al dacht ik toen dat dat niet zou kunnen. Het belangrijkste is, dat vind jij vast ook, dat we zo graag bij elkaar zijn, omdat we van elkaar houden. En als bijzaak, dat we ook bloot van elkaar genieten. Ik dacht vroeger bij het naar blote jongens kijken, bij het vennetje, alleen maar dat hun eh grote te groot voor me was. Meer niet. Ik weet nu dat er veel meer mee te genieten valt vóór die grootte belangrijk wordt. Als je van elkaar houdt. Dat het ook zo fijn is om zo’n zaadfabriekje vast te houden.’
<Steven> ‘Ja, maar iets voorzichtiger, graag.’
<Anya> ‘Sorry. En zo fijn om het mooiste van een jongen vast te houden.’
<Steven> ‘En zo lekker. Oh, liefste, niet zo voorzichtig, ik ben al zo opgewonden, ik wil graag komen.’
Ze werd minder voorzichtig en liet me enorm genieten.
Daarna deed ik mijn best om haar zo lekker mogelijk te verwennen, ze moest het er ook tot volgend jaar mee doen. Maar ik bleef ook te lang naar haar zin voorzichtig.
<Anya> ‘Oh, Steven, vlugger.’
<Steven> ‘Goed, maar niet té. Nu nergens aan denken, hoor, alleen genieten.’
Dat deed ze, kennelijk. Ze genoot ook enorm.

Het afscheid, de volgende dag, was weer niet leuk. Al waren de vooruitzichten véél beter dan het jaar ervoor. Onze schoolresultaten waren zó goed geweest, dat ik ook doordeweeks in de korte vakanties en de hele kerstvakantie op de boerderij mocht komen. Behalve óf met kerst, óf met oud en nieuw, dan kwam Anya bij mijn ouders en mij.

Nog een jaar later

In het voorjaar werd mijn vader gebeld, of ik de volgende avond op de boerderij kon zijn. Diny en Bob bleken die dag ondertrouwd te zijn en Dirkje had om een familieberaad gevraagd. Ze wilde mij er ook bij hebben. Het klonk serieus. Omdat het de volgende dag een vrijdag was had mijn vader voorgesteld om mij alleen te laten gaan, na schooltijd, en tot zondagmiddag op de boerderij te blijven. Dan miste ik geen school en hij kon blijven werken. Zo ging het ook.
Dirkje bleek ons eigenlijk niets te willen vragen, we hadden haar al zoveel geluk gegeven, en er zou nog veel meer komen. Ze wist ook dat grootouders zich niet met de naamgeving van kleinkinderen mochten bemoeien. Maar of de drie stelletjes, in overleg met elkaar, als het mogelijk was, één van de jongetjes Anton wilden noemen, en één naar de kapitein. We hoefden niets te beloven.
Dat deden we ook niet, maar we namen het ons voor haar wens uit te laten komen.
Ik genoot van het niet al te lange, maar wel extra weekend. Het was geen weer om buiten te spelen, dus brachten Anya en ik veel tijd in bed door. Speelden in ons blootje met elkaar.

Een paar weken vóór het eind schooljaar, kort na de achttiende verjaardag van Diny, trouwden Diny en Bob. Mijn vader had vrij van school voor me geregeld. Dirk had ze, onder andere met een gedeelte van Antons erfenis, bij de aankoop van een boerderijwoninkje geholpen, halverwege het dorp en de stad. Er was alleen een groentetuin bij. Dirkje had gezegd, je hielp vroeger altijd zo leuk méé. Je hebt dan zelf wat leuks te doen, het bespaart een boel, en het is ook leuk voor je eventuele kinderen.

Nadat Anya twee weken bij me gelogeerd had en we ons weer op de boerderij vermaakten, gingen we op een middag op bezoek bij Diny. Ze was apetrots op hun huisje. Het laatst liet ze de slaapkamer zien.
<Anya> ‘Diny, alles goed?’
<Diny> ‘Wat? Oh, Anya.’
Ze begon te janken en ging op de rand van het bed zitten. Wij naast haar, ieder aan een kant. We omhelsden haar.
<Diny> ‘Laat me maar even, lieverds, het is van geluk.’
<Anya> ‘Gelukkig, ik snapte het niet, er kon toch niets erg zijn?’
<Diny> ‘Jullie hebben Bob meegemaakt. De enige keer dat hij wat eh vlot werd was zijn eerste keer bij het vennetje. Ik vond het niet erg, ik vond het prettiger dan dat snelle gedoe vroeger. De huwelijksreis was heel fijn. Bob was heel lief. Maar sinds we thuis zijn is alles anders. Hij durft bij het vennetje voorzichtig met me te vrijen, dat hebben jullie gezien. Maar hier, op zijn eigen terrein, zonder publiek, is hij zó vrij. Ik moet er zó aan wennen. Ik wilde vroeger af en toe alles. Hij wil héél vaak een beetje. Op de gekste momenten pakt hij me vast en zegt, ik wil naar dat of dat kijken. Als het daarvoor nodig is, meestal wel, kleedt hij me gedeeltelijk uit. En gaat dan kijken, en voelen en strelen en kussen en zo. Héél lang. Hartstikke fijn. Ik doe het soms ook bij hem. Ook iedere keer een ander stukje. Nou ja, ik bij hem vaak hetzelfde. Het is zó’n verandering. Jullie hebben het van Dirkje en Dirk gehoord, ik lig daarom ook af en toe ‘s nachts te janken van geluk. En daarna vieren we het ook uitgebreid. Hij maakt me soms nog wilder dan ik vroeger was. Ik zal jullie zo de tuinbank laten zien die Bob stiekem heeft laten maken. De timmerman heeft zich rotgelachen. Er zit een schot tussen de voorpoten, dat kan je opklappen, en horizontaal vastzetten. Het zitkussen ligt normaal dubbel, als je dat openklapt kunnen we naast elkaar op de bank liggen. Maar vaak liggen we daar op elkaar, snap je? Het is achter, niemand ziet ons, het is onze vervanging van de hooizolder. Veel fijner dan in bed, vooral bloot in de zon. Lief van hem, hè?’

‘s Avonds, in bed, moest Anya een potje janken. Ik maakte me geen zorgen, vast ook van geluk.
<Steven> ‘Fijn hè, voor Diny, dat ze zo gelukkig is? Ik gun het haar zo. Ik ben zó blij dat ze goed terechtgekomen is. En dat Bob het naar zijn zin heeft.’
<Anya> ‘Daarom jank ik. Ze was altijd vrolijk, maar zó blij heeft ze nog nooit gekeken. Maar ik jank ook, omdat ik óók goed terechtkom. En omdat ik het nú al zeker weet. Met jou. En ik moet ook steeds lachen. Eerst deed Diny alleen af en toe vluggertjes, nu veel langzaampjes. En fíjn dat ze het vindt. En af en toe woest. Ik geniet méé, ik zie ze vóór me, op die bank.’
<Steven> ‘Toch hetzelfde als bij het vennetje?’
<Anya> ‘Daar lagen ze meestal naast elkaar, niet op elkaar. Zou dat veel verschil maken?’
<Steven> ‘Geen idee. Maar daar komen we wel achter, als we het vragen mogen wij vast ook wel eens op die bank. En ergens anders kan dat ook. Wíj hebben vanaf ons begin vaak, en langzaam en hartstikke lekker gespeeld, hè? Even over je terechtkomen. Weet je wat Jasper en Sandra gaan doen?’
<Anya> ‘Als ik Sandra vraag hoe het gaat zegt ze, lekkerrrr, we gaan nog een paar jaar door zo. Ik wil haar verder niet uithoren. Jasper zegt dan, we hebben geen haast, het gaat geweldig. Ik hoor van jongens wel eens dat ze te kort komen, ik slof ontzettend, ik moet haar soms afremmen, ik moet genoeg slapen. Af en toe kort slapen is niet erg, maar iedere dag red ik niet. Zij geloof ik wel. Wat jij, lief kleintje, aan energie te kort komt, heeft zij te veel. Héééérlijk.’
<Steven> ‘Fijn voor ze. Ik kan er mooi op inhaken. Ik kom ook niets te kort. Jij hebt af en toe rust nodig, en dan merk ik dat ik dat eigenlijk ook best kan gebruiken. Alleen heb ik je vaak op een andere manier moeten afremmen, lekker mokkeltje van me.’
<Anya> ‘Omdat jij me van mijn verlegenheid afgeholpen hebt schaam ik me er geeneens voor. Dat jij heel toevallig met een hoop beheersing geboren bent is geen verdienste. Dat ik niet al te lelijk ben ook niet. Enzovoort. We zijn wie we zijn. Toevallig passen we bij elkaar, of misschien door oudtante Anya. Steven, ik heb weer eens een ‘zullen we’ vraag. Zullen wij ook trouwen als we achttien zijn? Alsjeblieft?’
<Steven> ‘Zulke vragen stink ik niet meer in. Meisje, je wacht fatsoenlijk tot je gevraagd wordt. Al lig je er nu ook niet bepaald fatsoenlijk bij.’
<Anya> ‘Mooi wel! Jij kan aan mijn blote lijf niets onfatsoenlijks vinden, want je zit overal aan. Zo. Vraag ook maar aan Dirkje. Die zegt vast zoiets als, je bent gek als je het niet doet. Net zoals toen je mij, oh, laat maar. Dat vind ik nu wel lekker, vooral als je er ook nog een tongkusje van maakt, en doorgaat. Bij jou durf ik nu ook alles, en ik heb je niet horen klagen. Hi, hi, alleen kreunen, herriemaker. Toch fijn, ik doe het ook. Maar kan je me niet een zachte hint geven over onze toekomst? Ik speel daar ook in mee!’
<Steven> ‘Ik zat je te plagen, nieuwsgierig neusje. Sinds ik hier weer ben zit ik ergens aan te denken, als jij niet in de buurt bent. Ik wil er met Dirk over gaan praten. Als hij het eens is met mijn plannen, en ze door kunnen gaan, zal ik je het vertellen. Jij bent het er vast mee eens.’
<Anya> ‘Oh. Tot nu toe heb je altijd gelijk gehad, en altijd het beste voor me gedaan. Hoe nieuwsgierig ik ook ben, ik hoef niets meer te weten, ik wacht rustig af.’
<Steven> ‘Één klein hintje, omdat je me vertrouwt. Als mijn plannen uitkomen, is het voor negenennegentig procent zeker dat we over twee jaar, als we achttien zijn, gaan trouwen. Anders een jaar later. We moeten van tevoren wel vaak geoefend hebben. Alles, liefje. Twee jaar lang moet genoeg zijn.’
<Anya, fluisterend> ‘Je wacht fatsoenlijk tot je alles mag. Na je kleine hintje heb ik wel zin in een klein bedankje. Knuffel me en wacht af. Je merkt het vanzelf.’
Ik merkte het. Na even kussen ging ze over om mijn borst te kussen. Toen steeds lager. Ze streelde me met haar mond, maar voor het eerst haalde ze hem vlak voordat ik kwam er niet uit.
<Anya> ‘Dat was het laatste wat ik nog niet durfde, hè?’
<Steven> ‘Ja, schat. Dank je wel. Heerlijk warm, helemaal tot het eind. Vond je het niet eh vervelend?’
<Anya> ‘Nee. Ik dacht ineens, over een tijdje gaat hij binnenin me spuiten, daar zie ik helemaal niet tegenop. Waarom zou ik hier mee zitten? Ik weet al precies hoe veel en hoe hard hij gaat spuiten. Ik heb het voor de zekerheid laatst nog een keer aan Diny gevraagd. Ze schudde haar hoofd. Bangerik, zei ze, je mist al jaren wat. Je kan het gewoon doorslikken, en alle jongens vonden het heel fijn als ik het deed. Dan moest ik ze wel een tijdje kennen, en ze moesten ook genoeg bij mij gedaan hebben. Steven en jij kennen elkaar lang en goed genoeg, denk ik. En Steven doet bij jou vast genoeg, je weet dat hij me een paar keer om advies gevraagd heeft, om iets voor de eerste keer al goed te kunnen doen.’
<Steven> ‘Ja, het was heel fijn, dat ik haar alles kon vragen. Eh, laatst weer. Een beetje advies voor eh over een tijdje.’
<Anya> ‘Voor onze eerste keer samen?’
<Steven> ‘Ja, goed geraden. We hebben ze bij het vennetje zien spelen, maar omdat ze nu getrouwd is weet ik zeker dat ze overal vanaf weet.’
<Anya> ‘Lief van je, om je steeds zo goed voor te bereiden.’
<Steven> ‘Poe. En jij dan?’
<Anya> ‘Wat bedoel je?’
<Steven> ‘Jij hebt haar laatst ook over ontmaagden gevraagd. Dat zei ze niet, maar ze zei, ik heb pas nog teruggedacht aan mijn eerste keer. Vast, omdat jij er naar gevraagd had.’
<Anya> ‘Ja. Ik vroeg me af, onder andere, hoe we dat eh pompen het lekkerst konden doen.’
<Steven> ‘Dus ook lief van jou, om je goed voor te bereiden. Kreeg je goed advies?’
<Anya> ‘Je merkt het wel, te zijner tijd.’
<Steven> ‘Ja, ik wacht rustig af. En over ontmaagden?’
<Anya> ‘Volgens Diny wordt er zwaar overdreven, om meisjes zo lang mogelijk tegen te houden. Ik kan je niet meer vertellen zonder iets van Diny te verraden.’
<Steven> ‘Prima. Ik kan je er ook niets over vertellen, om dezelfde reden. Maar ik denk dat we er niet bang voor hoeven zijn.’
<Anya> ‘Ik ben het niet, dus hoef jij het ook niet te zijn. Genoeg gepraat. Zullen we nog een beetje gaan oefenen? Je zaadjes raken toch niet op, hè?’
<Steven> ‘Ik heb gehoord, hoe meer je oefent, hoe meer er komt.’
<Anya> ‘Daar geloof ik niets van, maar voor de zekerheid speel ik met je mee. En met je, heel grote jongen.’
<Steven> ‘Ik kom bij jou handen tekort. Zeg, een brievenbus is rechthoekig, omdat de post rechthoekig is. Wat moet ik met jouw lekkere spul? Ik heb wat ronds.’
<Anya> ‘Ik heb gehoord dat het genoeg rekt. Je vinger is ook rond, en er kan een baby uitkomen. Maak je dus maar geen zorgen.’
<Steven> ‘Alleen, dat het beddengoed verschoond moet worden, als je niet heel vlug de handdoek pakt. Hij ligt aan jouw kant.’
Het ging net goed.
<Steven> ‘Oei. Je speelde niet met me, je molk me.’
<Anya> ‘Ja, dat wilde ik ook eens proberen. Ik zal het niet meer doen, hoor, het ging veel te snel. En meer dan anders kwam er ook niet.’
<Steven> ‘Je blijft me verrassen. Kan ik dat jou nog?’
<Anya> ‘Ik zal Diny nog eens vragen wat er allemaal mogelijk is, maar volgens mij heb jij zeker alles al een keer bij me gedaan. Op dat ene na, natuurlijk. Begin maar met de herhalingen.’
Dat deden we, ruim twee weken.

<Steven> ‘Liefste, ik wil je wat vragen. Ik durf het, omdat ik denk dat je hetzelfde wilt als ik, dat we allebei nu aan de volgende stap toe zijn, omdat we zoveel van elkaar houden. Ik zou niet weten waarom we nog langer zouden moeten wachten. We weten al twee jaar dat we bij elkaar horen. Ik heb zó m’n best gedaan, en jij ook, ik heb het gevoeld, aan je aarzelingen af en toe. Ik verlang zo naar je, om zo dicht mogelijk bij je te zijn. Ik wil liever ook niet tot bijna het eind van de vakantie wachten, we zijn nu ongeveer op de helft. Omdat het de eerste keer, zonder ervaring, niet honderd procent gaat. Ik weet niet meer van wie ik dat gehoord heb, van Diny waarschijnlijk. Pas een paar keer daarna. De eerste keer is speciaal, vooral voor jou. We doen het heel lief en langzaam, ik beloof het je. Je hoeft er niet bang voor te zijn, met mij, dat weet je. Ik doe alles heel voorzichtig met je.’
<Anya> ‘Ik ben helemaal niet bang meer, ik ben benieuwd. Zo. Je hebt me heel goed aangevoeld, ik ben ook zo ver. Wat fijn, dat we er zo rustig over kunnen praten. Verrassingen zijn leuk, maar ik moet er niet aan denken dat je zoiets plotseling met me zou doen. Over de keren dat je me verrast hebt met een volgende stap had je goed nagedacht of het kon. Die allemaal wel. Deze ook, héérlijk. Steven, ik wil ook zo graag. Dat heel, heel dicht bij je zijn. Onze eerste keer. En heel vaak daarna.’
<Steven> ‘Ho, ho, wacht even. Ik had allang moeten zeggen, niet vanmiddag. Je mag het net zo graag willen als ik, maar vanmiddag is te plotseling. We weten dat we het eens zijn, maar toch allebei even nadenken. Vooral jij, nou ja, je weet waarom. Een meisje heeft maar één eerste keer. Dus op z’n vroegst vanavond. Op jouw kamer. Dat is vertrouwd.’
<Anya> ‘Ik weet het, schatje. Het zou nu geeneens kunnen, we hebben geen condooms. Die heb ik wél op mijn kamer. Ik heb ze aan Dirkje gevraagd, aan het begin van de vakantie hier. Ze keek me vragend aan. Ik heb gezegd, ik weet niet wanneer ze nodig zijn, misschien dit jaar nog geeneens. Ze zei, doe maar verstandig. Toen kon ik me niet inhouden. Ik zei, poe, toen Steven hier kwam was ik veertien, en ik ben nu zestien. Na twee jaar is wat anders dan op je twaalfde binnen twee uur. Ik heb op dit punt mijn verstand vast van oudtante Anya, niet van jou. Ze werd niet boos, ze moest lachen. Ze zei, nadat je er aan toe bent probeer je me maar in te halen. Ik weet dat je al heel veel plezier hebt. Het is je aan te zien. Diny ook, hè? Zo fijn. Ik geef je gelijk maar een grootverpakking. Ieder jaar vers in huis, voor het geval dat. Op tijd dus.’
<Steven> ‘Je moeder is hartstikke lief. Zij geniet er ook van, dat weet je. Dirk ook. Overal, op de hooizolder, achter de stal ook, nietwaar? Je bent trouwens een deugniet, voor condooms zorgen en mij niets zeggen. Maar ik begrijp je wel, als je er aan toe zou zijn zou je ook niet langer meer willen wachten dan nodig was. Klopt hè?’
<Anya> ‘Dat had je me vorig jaar toch gevraagd? Je verbaast me weer, je praat zo makkelijk over dit soort dingen. Ik had al moeite om het woord condoom te zeggen, zeker tegen een jongen, zelfs tegen jou een beetje. Stom, nu is het ineens helemaal over. Houd je vast, ik ga je nu een paar dingen heel openhartig vertellen. Ik wil dat heel graag, vlak voordat we . . . nee, dat durf ik nog niet te zeggen. Eh, in elkaar passen en zo. Oef. Goed. Steven, Diny was zo lief om me een keer te laten zien hoe je condooms moet gebruiken. Theoretisch, op een bezemsteel. Ik kon jou niets vragen, daarom heb ik serieus geoefend. Ik heb geen zin in gepruts, of risico’s, in de praktijk. Op het moment dat ze nodig zijn moet het vlug en veilig. In het begin doe ik het wel bij jou, vind ik helemaal niet erg. Later zien we wel. Misschien kan je voor de grap les nemen bij Diny. Mee eens?’
<Steven> ‘Helemaal, behalve dat les nemen. Lief van je. Volgens mij heb je alles stap voor stap al zitten bedenken. Heb je al een hoop voorpret gehad. Ga alsjeblieft zo openhartig door. Ik vind het heerlijk. En ontroerend.’
<Anya> ‘Ik doe voor ons wat ik kan. Zou je dat niet grappig vinden, condoomles bij Diny?’
<Steven> ‘We gaan hier vrij met elkaar om. Bij het vennetje zien we elkaar bloot. Ik blijf het leuk vinden om andere blote meiden te zien, die me ook rustig tussen hun benen laten kijken. En jij vindt het de laatste tijd leuk, dat de jongens, ik ook, wat meer dan een kleintje laten zien. Je grijpt mij dan extra lekker. Maar de stelletjes komen alleen aan elkaar. Het is toevallig zo gelopen dat ik een keer, op de hooizolder, de borsten van Diny vastgehad heb. Maar ik vind het te ver gaan om met een stijve voor Diny te gaan staan of zitten, en haar mij dan beet laten pakken om een condoom om te doen. De volgende stap zou zijn, om het pompen bij haar te oefenen.’
<Anya> ‘Het spijt me, Steven. Ik dacht niet na.’
<Steven> ‘Net zoals ik, toen ik vergat, dat je je nog niet bloot wilde laten zien, toen met Bob bij het vennetje. Quitte?’
<Anya> ‘Ja. Ik wil je nog meer bekennen, ik heb nog meer geregeld. Aan het begin van de vakantie wist ik niet wanneer ze nodig zouden zijn, die condooms, dit jaar of later. Maar ik had ze alvast. Een week of twee geleden voelde ik, dat het dit jaar zou worden, want als ik er aan dacht werd ik niet bang meer, ik bleef rustig, ik begon er zelfs al naar uit te zien. Met de dag méér, je hebt het goed aangevoeld. Ik heb met Dirkje gepraat en toen de dokter gebeld, voor de pil. Dat is niet ondeugend, hè?’
<Steven> ‘Nee, is héél verstandig. En ik ben stom, ik heb er niet aan gedacht. Op dit punt ben je duidelijk slimmer dan ik.’
<Anya> ‘Ik kan me voorstellen, dat als een jongen aan een bloot meisje denkt of er één ziet, hij alles vergeet. Ik heb je reactie gezien toen je mij voor de eerste keer helemaal bloot zag, je was compleet van de wereld. Als je alles had gemogen had je het zondermeer gelijk gedaan. Maar meisjes moeten voorzichtig zijn, dus die denken er eerder aan. En ik had helemaal tijd genoeg om er aan te denken. En ik ben graag dubbel zeker. Oh, ik kon niet gelijk bij de dokter terecht. Hij zei, ik moet eerst opzoeken of er wel kleine pilletjes bestaan voor kleine meisjes, en die dan bestellen. Maar ze waren er. En snel, ik heb ze al. Mooi op tijd.’
<Steven> ‘Gelukkig wel, anders had je misschien alles nog een tijdje uitgesteld.’
<Anya> ‘Ik weet niet wat ik gedaan zou hebben. Ik ben blij dat het gaat zoals nu.’
<Steven> ‘Je hebt weer alles geweldig geregeld. Dank je wel, schat. Ik heb steeds op een volgende stap voor je gewacht, maar ook over de verre toekomst nagedacht. Anya, ik vraag je nu, op de slimme manier, zullen we vaak fijn met elkaar praten, heerlijk spelen, trouwen, hopelijk kinderen krijgen, jij bepaalt hoeveel, samen spelend oud worden?’
<Anya> ‘Ik moet weer janken, je bent zo lief voor me. Ik heb er ook aan gedacht, al was het niet vaak, ik was meestal met de volgende stap bezig. Maar niet altijd. Ik wil het ook, alles wat je opnoemde. Alleen, waarom moet ík bepalen hoeveel kinderen?’
<Steven> ‘Mijn gedachten gaan uit naar minstens twee. Enig kind zijn is niet zo leuk, daar weet ik alles van. Ik heb nog het geluk gehad dat mijn moeder meisjesboeken las, en ik daarna. Heb ik tenminste iets opgestoken van meisjes. Anders waren het helemaal wezens van een andere planeet geweest. Volgens mij kunnen meisjes makkelijker met jongens omgaan dan andersom. Goed. Ik heb geen limiet, van mijn part twintig kinderen. Maar ik heb makkelijk praten, jij hebt het zwaarste werk. Niet van het maken, voor zover ik dat nu kan bekijken wordt dat hartstikke leuk en fijn werk. Nou ja, werk. Plezier, genieten. Ik dwaal weer af. Maar er van bevallen is zwaar, en de tijd ervóór. Als ze klein zijn is de verzorging dag- en nachtwerk. Ik doe natuurlijk zoveel mogelijk, maar het blijft dik onder de vijftig procent. Daarom, jíj bepaalt wanneer de eerste komt en wanneer de volgende of volgenden. Je wilt er toch ook wel twee? Jij bent met z’n drieën opgegroeid, je weet wat het is.’
<Anya> ‘Ja, méér dan twee, als ik het aankan. Van allebei de soorten. We zullen af moeten wachten, niet alles is van tevoren te regelen. Steven, ik kan het niet laten om te zeggen, er kan toch niets meer tussen komen, vanavond gaan we . . . passen. Oh, wat fijn.’
<Steven, zachtjes> ‘Passen, schatje, en nog véél meer.’

Na het eten, nog steeds vreemd zonder Diny, vroeg ik om de aandacht.
<Steven> ‘Anya, ik heb iets voor je geheim gehouden. Dat mag ik, ik vertel het je zo gauw mogelijk, de anderen ook. Maar pas als ik alles op een rijtje heb, en alles rond is. Dat kan even duren. Mijn ouders weten welke richting ik in de toekomst op wil, met jou, maar geen details. Ze zijn het in principe met me eens. Dirk, ik wil met jou, alléén, iets bespreken, over mijn, onze, toekomst. Heb je, binnenkort, een paar uur tijd voor me?’
<Dirk> ‘Als je wilt direct nú, Steven. Het is nog vroeg.’
<Steven, grinnikend> ‘Toevallig komt het vanavond slecht uit. Anya en ik waren iets anders van plan. Het heeft óók te maken met onze toekomst. We wilden vroeg beginnen.’
<Dirkje> ‘Anya, je bloost, dat heb ik al heel lang niet meer gezien.’
<Anya> ‘Ik mag het wel vertellen hè, Steven? Mama, toen ik in het begin van de vakantie om condooms kwam vragen zei ik, ik weet niet wanneer ze nodig zijn, misschien dit jaar nog geeneens. Toen Steven hier kwam waren we veertien. Na een paar dagen zei hij, jullie waren erbij, hoe wij nu gaan verkeren, of het nu langzaam verkeer wordt of snelverkeer, dat gaat niemand wat aan. Het is nogal langzaam verkeer geworden. We hebben een heerlijke tijd gehad. Stapje voor stapje hebben we elkaar leren kennen. Overal over gepraat, wij regelen nu eenmaal graag zoveel mogelijk. En nu zijn we zestien. Eigenlijk is leeftijd niet zo belangrijk, als je op je twaalfde begint kan het ook goed aflopen, hè? Dus, eigenlijk gaat het niemand iets aan, maar jullie mogen het weten. Omdat we zo blij zijn dat we niets stiekem hoeven doen. Oh, wat een preek weer. We zijn allebei ergens aan toe, en we willen niet langer wachten. Het voordeel van alles eerst bepraten en regelen is ook, dat we steeds zoveel pret van tevoren hebben. Nu ook weer, al úren. Ik zal het min of meer netjes zeggen. Vanavond hebben we voor de eerste keer condooms nodig. Ik wil van iedereen een kusje en dan gaan we naar boven. Met elkaar naar bed.’
Dirk keek naar Dirkje. Die knikte.
<Dirk> ‘Heel veel plezier, kindje.’
<Jasper> ‘Twee jaar geleden dacht ik, wat een kleine jongen komt er uit de bus. Je hebt me ingehaald. En nog wel met m’n lieve kleine zusje. Gefeliciteerd.’
<Dirkje> ‘Anya, Steven, we weten dat jullie van elkaar houden en bij elkaar willen blijven. We begrijpen dat het geen zin heeft om jullie te vragen het uit te stellen. Jullie hebben alles heel mooi stap voor stap gedaan, ga zo verder. En nu van jullie intieme eerste keer genieten.’

Het ging geweldig.
<Anya> ‘Wat heerlijk, allebei zo komen, tegelijk. Geen wonder dat Dirk en Dirkje het zo vaak doen. En Diny en Bob. Steven, Diny’s adviezen waren goed, hè?’
<Steven> ‘Je hield me in ieder geval steeds precies goed vast. Ik voelde je steeds helemaal om me heen, heerlijk. Minstens honderd keer lekkerder dan in je mond, en dat vond ik al geweldig.’
<Anya> ‘Je zegt vaak, dat ik me zo mooi beweeg. Ja, ik ben aardig lenig. Daar ook, heb ik gemerkt.’
<Steven> ‘Ja, dat heb ik ook gemerkt. Pompte ik niet te ruw?’
<Anya> ‘Nee, ook precies goed. Je vulde me ook helemaal op. Wat mooi, en lekker, dat het precies genoeg meerekt. Ik vond het eind ook geweldig. Toen je je wat harder tegen me aan drukte wist ik dat je je zaadjes in me aan het spuiten was. Nou ja, in het condoom. Ik vind het zo fijn, dat we zo vaak geoefend hebben. Anders had ik dat niet geweten.’
<Steven> ‘En omdat we erover gepraat hebben. Ik kan je nu iets meer vertellen. Zonder het advies van Diny was je ontmaagding ook goed gegaan. Als ik een belemmering voelde moest ik wat harder pompen. Ik voelde iets, maar voor tot me doordrong dat ik wat harder moest doen, voelde ik die niet meer bij de volgende duw. Je zei niets, liet ook niets merken. Het was niet pijnlijk, hè?’
<Anya> ‘Nee. Het was voorbij voor ik het in de gaten had. Evengoed heb je me wel ontmaagd. En ik jou, al gebeurt daar niets bijzonders bij.’
<Steven> ‘Ik ben heel gelukkig dat ik het mocht doen. En dat het zo goed ging.’
<Anya> ‘Goed? Ik heb er geen woorden voor. Is het duidelijk genoeg, als ik zeg, dat ik zo vaak wil als jij kan en mijn gestelletje het toelaat?’
<Steven> ‘Heerlijk duidelijk. Probeer overdag maar wat energie te besparen, tot je gestelletje het net zo vaak toelaat als ik kan.’
<Anya> ‘Dat deed ik al een beetje. Ik ga het nog meer doen, ik wil zo vaak mogelijk. Zeg, ik viel soms in slaap, terwijl we wachtten totdat ik jou weer kon verwennen. Je vond dat niet zo erg, omdat we het dan de volgende middag inhaalden. Zullen we dat blijven doen?’
<Steven> ‘Ik zou liever iedere middag een voorschotje nemen.’
<Anya> ‘Ondeugd.’
<Steven> ‘Ik bekijk het niet alleen van mijn kant. Dan kunnen we het vast vaker doen.’
<Anya> ‘Goed. Dat gaan we proberen. Het is nu nog niet zo laat. En ik ben nog heel wakker en niet zo moe. O, ik voel dat ik nog even geduld zal moeten hebben. Dan kan ik ondertussen vragen, of je het niet erg vindt om een condoom te gebruiken.’
<Steven> ‘Ik zou natuurlijk liever bloot tegen bloot voelen, maar zo lang we het verschil niet weten is het niet zo erg. Je was geweldig met het om en af doen.’
<Anya> ‘Je gaf meer mee dan die bezemsteel waar ik op geoefend heb, maar het ging fijn. En zo hebben we nog wat om naar uit te kijken, hè?’
<Steven> ‘Naar hoeveel zaadjes er in het condoom zitten?’
<Anya> ‘Genoeg. Nee, ik bedoel, tot we geen condooms meer hoeven gebruiken. Het is de gewoonte om daarmee te wachten tot er trouwplannen zijn. O. Ik bedoel, tot niet zo lang ervoor.’
<Steven> ‘Liefje, ik hoor het wel. Of merk het wel. Bijvoorbeeld, als we tegen elkaar aanliggen, en jij mij naar binnen stuurt, zonder.’
<Anya> ‘Dat zal ik nooit doen zonder je te waarschuwen. Dan kunnen we weer voorpret hebben.’
<Steven> ‘Wat lief van je. Ja, we hebben steeds veel voorpret gehad. Krijg nu ook maar weer een beetje, ik voel onderin leven in de brouwerij.’
<Anya> ‘Zal ik helpen? Je zak vasthouden? Je strelen?’
<Steven> ‘Nee, dan gaat het te snel. Heb je al een condoom bijdehand?’
<Anya> ‘De hele doos. Niet dat ik zo optimistisch ben dat we er zo veel op een avond kunnen gebruiken, maar ik zal er voor zorgen dat er altijd genoeg zijn. Niet alleen om geen keer te missen, ook om niet in de verleiding te komen om het zonder te doen. Ik zal er ook op de hooizolder neerleggen.’
<Steven> ‘Soms is het jammer dat we zo verstandig zijn.’
<Anya> ‘Liefste, zodra het zonder kan, vergeten we hoe het mét was. Ik bedoel, dat we het mét hebben moeten doen. We zijn nog goed af, als ze niet bestaan hadden, hadden we het helemaal niet kunnen doen.’
<Steven> ‘Je hebt gelijk. Ik ben al ontzettend gelukkig. Als jij er nog mee had willen wachten had ik rustig gewacht. Omdat je me toch steeds zo fijn van mijn opwinding af hielp.’
<Anya> ‘Hielp om je volle voorraadkamertje te legen, hè?’
<Steven> ‘Ik weet bij jou nooit hoe voorzichtig ik iets moet zeggen. De ene keer schrik je, de andere keer, nou, zoals net.’
<Anya> ‘Ik weet het. Zo ben ik, ik kan er niets aan doen.’
<Steven> ‘Dat hoeft ook niet, zo druk maak ik me er niet over. Doe je me nu een condoom om? Ik wil je een flinke beurt geven.’
<Anya> ‘Steven!’
<Steven> ‘Of zal ik zo voorzichtig doen, dat je er bijna niets van merkt?’
<Anya> ‘Laten we het maar ongeveer doen zoals daarnet. Als het niet lekkerder wordt zal ik niet klagen, ik wil toch zo vaak mogelijk.’
<Steven> ‘Het gaat vast iets beter, we zijn allebei minder zenuwachtig, al waren we er niet bang voor.’
Het ging beter.

De volgende morgen werden we vroeg wakker. Toch waren we te laat beneden, de rest was al begonnen te met het ontbijt. We voelden ons wat opgelaten. Jasper voelde het waarschijnlijk aan. Hij begon, op z’n dooie gemak, een praatje. Het liep waarschijnlijk anders af dan hij gedacht had.
<Jasper> ‘We hebben niet op jullie gewacht, al had ik gehoord dat jullie eh wakker waren. Nou, nou. Tja, wie had er verwacht, dat het in twee jaar zo zou lopen. Een logé, die binnen de kortste keren verkering met mijn zusje vraagt. Zusje vindt dat kennelijk fijn, want na een paar dagen duwt ze haar vriendin in de armen van haar broer. Nou ja, wat moet je dan, ook maar verkering vragen. Oh, dit moet ik Sandra ook precies zo vertellen, om te pesten, dan kan ze heerlijk te keer gaan. En Diny en Bob, die kregen dezelfde week verkering, en zijn nu getrouwd.’
<Anya> ‘Jasper, ik ken je langer dan vandaag, en ik heb je van de week met Sandra zien knuffelen. Gezien hoe je naar haar kijkt en hoe zij naar jou kijkt. De vlammen sloegen eraf. Als je wat van je kleine zusje aan wilt nemen, niet dat ik me met jullie wil bemoeien, maar jullie moeten je niet onnodig inhouden. Ik stond op het punt er sacherijnig van te worden. Steven ook, natuurlijk weer zo ongeveer tegelijk, zo goed passen we bij elkaar. Hij merkte dat ik ook wat problemen had, gisterenmiddag. We hebben erover gepraat, we vonden allebei dat we niet langer hoefden wachten. Vandaar gisterenavond.’
<Jasper> ‘Nou zeg, vandaar gisterenavond, twee woorden voor een heel lange avond. Terwijl we mekaar altijd alles vertellen. Grapje hoor, dit hoeft niet. We zien zo ook wel dat jullie genoten hebben. Maar bedankt voor de tip. Ik zal het Sandra vertellen, ze weet alles al van ons, en wij van haar. Dat wilden we, en zij is er erg gelukkig mee. Maar ik ben bang dat ze dan niet meer te houden is, wij zijn inderdaad ook bijna zo ver. Ik ben nou toch bezig, ik vertel gelijk méér, want ik ben ook hartstikke gelukkig. Eerst de hoofdzaak. Ze is wat anders dan wij, maar we hebben ons snel aan elkaar aangepast. Ze werd direct erg vrij. Zoals toen ze om Bob en Diny te helpen zonder te aarzelen bloot meedeed bij het zwemmen. Daarom, niet om hoe ze er uitzag, maar omdat ik dat zo lief van haar vond, heb ik haar diezelfde avond gevraagd. En over dat er uitzien. Ze vraagt wel eens, overtuig me nog eens. Dan wil ze weer ons eerste spelletje op de hooizolder naspelen. Tot nu toe hadden we niet veel problemen om niet te snel te gaan. Ondanks dat het een stuk is, zeg. Net zo groot en net zo zwaar als ik. Met alles erop en eraan, méér dan genoeg. Ze heeft ook de pest aan kleding als het lekker warm is. Als je dat dan vóór je ziet, en je mag overal aankomen, gevraagd en ongevraagd, en ze wordt een beetje wild, ik zei al, ik moet haar soms afremmen, dan ben ik wel eens bang voor mijn speciale onderdelen. Maar het gaat goed, ze weet dat ze langer mee moeten. Zij heeft ook niets te klagen, doet ze ook niet, integendeel. Jij wat te klagen, Anya?’
<Dirkje> ‘Jasper toch.’
<Anya> ‘Geeft niet, mama, hij is bezorgd voor zijn kleine zusje, hij wil gerustgesteld worden. Ik zal net zo direct zijn als hij. Je bedoelt, dat Steven wat kleiner is dan jij. Je vergeet, dat ik veel kleiner ben dan Sandra. Wij passen ook op dat gebied bij elkaar. Van boven past alles precies in zijn handen, van onderen hij precies in mij. Zo, krijg jij ook eens een rode kop. Vertel dit ook maar aan Sandra, ik gun je net zoveel lekkers als wij gisterenavond gehad hebben. En haar ook, opschepper, zo veel schelen jullie niet. Oh, Jasper, we weten het eigenlijk niet. We vergelijken alleen bij het zwemmen en zonnen. Maar ik weet niet wat Sandra ziet als je met haar speelt en jij niet wat ik zie, oef, als wij spelen. We lossen die puzzel wel eens op, ik overleg wel met Sandra. Gerustgesteld?’
<Jasper> ‘Wat jou betreft wel, dank je. Ik ga gauw héél voorzichtig met Sandra praten.’
<Steven> ‘Niet té voorzichtig hoor, anders snapt ze misschien je bedoeling niet. Je bent nu toch in een sentimentele bui, Jasper, kan ik je gelijk nog eens bedanken. Je hebt me twee jaar geleden van de bus gehaald en me de eerste rondleiding gegeven. Verteld hoe de familie in elkaar zat en me over de schok van de ontmoetingen met de blote posters en met Dirkje en Diny geholpen. Over de schok van de ontmoeting met Anya ben ik nóg niet, daar is geen hulp bij mogelijk, die gaat nooit over. Iedere keer weer, als ik haar zie. Al is ze maar even weggeweest. Niet huilen, kom maar op mijn schoot zitten, liefje. . . . Je hebt me ook verteld hoe het hier ging met verkeringen, dat heb ik heel snel toegepast. Jij ook, dezelfde week, bij Sandra. Ik heb met iedereen fijn samengewerkt, met jou ook. Je legde me alles uit, ik zette af en toe de dingen op een rijtje. Dat vond je fijn, je deed het meeste zoals je dat gewend was, je bent er ingegroeid. De anderen hebben me ook steeds alles uitgelegd, ik denk, dat ik ondertussen alles van het bedrijf meegemaakt heb. Méér wil ik daar nu niet over zeggen. Wel over wat anders, wat erbij hoort. We hebben van de week weer met z’n allen gezwommen, nou ja, dat zwemmen is bijzaak. We doen het om lekker bloot in de zon te liggen, te knuffelen met onze wederhelften en gezellig met z’n allen te praten.’
<Jasper> ‘Steven, laat me even vertellen van een keer vóór jij hier kwam. Het was de eerste keer dat Anya weer durfde als er anderen bij waren. Ik zie dat je het nog weet, Anya, leuk verhaal, hè? Ik had een vriend mee, die had een paar oudere zussen, die was wel wat gewend. Ik had dat Anya van tevoren verteld. Hij keek heel gewoon naar Diny en Anya. Toch bleef Anya onrustig, ze wist niet goed hoe ze zitten of liggen moest. Daarom zei ik na een tijdje tegen mijn vriend, je bent oudere meisjes gewend, je vindt Diny zo te zien ook wel leuk, maar wat vind je van mijn lieve kleine zusje? Hij grijnsde naar me, hij snapte de bedoeling. Hij bekeek haar eens rustig, van boven naar beneden en terug. Anya bloosde ontzettend, maar liet het toe, heel flink. Dacht waarschijnlijk zoiets als, nu of nooit, dan maar alles laten zien. Ja, hè? Toen zei hij, niets mis met je, meid, alles erop en eraan, en het staat je heel leuk. Zoek een vriendje die van jouw formaat houdt en je kan er een hoop lol mee hebben. Anya was er gelijk overheen, sinds die tijd laat ze zich rustig bekijken. Toen knipoogde hij naar me en zei, Diny, kan jij het een beetje rustiger aandoen met je geshow, neem een voorbeeld aan je zus, van jou krijg ik een beetje problemen. Zei Diny, dan ga ik nog even door, hoe meer problemen jij hebt, hoe meer ik te kijken heb. Steven, je moet weten, dat alle jongens die meegaan altijd meters bij Diny vandaan gaan zitten, ze durven in het begin niet te dichtbij, M H, hè? Mijn vriend stond op, ging naast Diny zitten en zei, dan kom ik dichterbij, kunnen we elkaar beter bekijken als je dat zo leuk vindt. Ze bloosde behoorlijk, maar ze moest hem wel laten kijken, van vlakbij. Zei hij ook nog, niet zo verlegen, Diny, daarnet had je ook je benen niet zo strak tegen elkaar aan, kom op. Ze werd nog roder, maar ze moest wel. Na een tijdje, hij maakte het niet te gek, zei hij, bedankt, Diny, nu mag je weer, rustig, verder zonnen. Diny probeerde wraak te nemen, toen hij opstond streelde ze hem even. Dat was een misrekening, hij greep haar gelijk eh ook tussen haar benen. Ze sprong op en haalde naar hem uit. Hij dook onder haar arm door en bleef grijnzend naar haar kijken. Diny moest toen ook lachen. Ze zei, O.K., staan we nu quitte? Ze stak haar hand uit, heel sportief. Nog niet, zei mijn vriend, hij trok haar in zijn armen en knuffelde haar zó, dat ze weer moest blozen. Na even gaf hij haar een kusje en legde hij haar neer, hij is nogal sterk. Hij zei, Diny, ik wil geen verkering met je, maar als je een keer wil spelen roep je maar. Je bent een lekker stuk. Sinds die tijd doet Diny het rustiger aan als ze ziet dat het problemen veroorzaakt. Maar ze gedraagt zich nog steeds niet zo rustig als Anya.’
<Steven> ‘Jammer dat ik dat gemist heb. Prachtig verhaal. En je vriend heeft gelijk gekregen, ze heeft een vriendje gevonden die van haar formaat houdt en we hebben méér dan een hoop lol. Dat is wat ik van de week dacht. Ik zag jou en Bob met jullie stevige meiden. Toen ik hier net was is Diny zo lief geweest om me te laten zien wat ze onder haar bloesje had. Ik mocht ze, moest ze, ook even vasthouden, ze is er terecht hartstikke trots op. Maar ze pasten geeneens in mijn handen, ik voelde me toen net een kleine jongen. Van de week weer. Anya en ik zijn er nog niet aan toegekomen om er over te praten, dat doe ik nu gelijk maar. Ga je weer lekker blozen. Jasper, je hebt grotere handen dan ik, je zat met Sandra te spelen, die heeft ook van die grote. Je had er één beet, hij paste er in. Ik zat met Anya in mijn armen en dacht, ik wil niet zo’n grote meid, dit kleintje past veel lekkerder tegen me aan. Die van haar passen precies in mijn handen. Als ik haar blote kontje wil strelen trek ik haar wel eens boven op me, ik voel haar gewicht toch niet, zo licht is ze. Als ze mij beetpakt heeft ze precies haar twee kleine handjes vol, als ze wil. En ze is zóóóó lief. Anya voelde toen dat er wat met me was, ze keek me aan en zag waar ik naar keek, ze voelde hoe ik haar vasthield, met tranen in m’n ogen van geluk. Ze kuste me en knuffelde zich toen nogal . . . speciaal tegen me aan. Ik denk net zoiets als je vriend met Diny deed. Die moest er van blozen, kan je nagaan hoe speciaal het was. Ik weet niet wat er gebeurd zou zijn als jullie er niet bij geweest waren. Ze maakte het gelukkig niet te gek. Maar vandaar gisterenavond.’
<Dirk> ‘Fijn om al dat geluk te horen, hè, Dirkje? Goed. Steven, na het melken wil ik met je praten. Iets bespreken zei je, over jullie toekomst. Je hebt me nieuwsgierig gemaakt.’

Ik had een lang gesprek met Dirk. Hij sprak daarna ook lang met Jasper. De volgende dag en de dag erna weer, wat korter. ‘s Avonds wilde hij ons allemaal spreken, Sandra, Diny en Bob moesten er ook bij zijn.
<Dirk> ‘Steven heeft mij ergens om verzocht. Ik vond het een geweldig goed idee. Ik heb daarna overlegd met Jasper, nog een paar mensen en wat dingen uitgezocht. Dirkje weet een heel klein beetje. Dames, Steven, Jasper en ik hebben een geheim. Dat duurt, denk ik, tot volgend jaar. Zoveel tijd heb ik nodig om één en ander uit te zoeken en te regelen, want het is nogal ingewikkeld. Doe sportief en vraag niets. Het enige wat ik kan zeggen, is dat het ook voor jullie bestwil is.’
De dames keken een beetje sip, maar beloofden toch sportief te zijn.

De zondag daarop zaten Dirkje, Dirk, Anya en ik ‘s morgens buiten koffie te drinken toen Sandra en Jasper aan kwamen lopen, hand in hand. Ze zeiden goedemorgen, Sandra ging zitten en Jasper liet zich in een stoel vallen.
<Anya> ‘Jasper, je ziet er een beetje moe uit.’
<Jasper> ‘Ja, zus, zware tijden. Jouw schuld. En van je vriendin.’
<Anya> ‘Mijn schuld? . . . Ik weet het! Wat fijn voor jullie. Oh, Sandra. Wil je wat vertellen? Of Jasper?’
{Wat nu weer? Wacht, Sandra krijgt een rode kop. Ja, dan weet ik het ook wel. Leuk}
<Sandra, nog blozend> ‘Gisterenmorgen komt hij, na het melken hier, bij ons binnenlopen. Hij zei, mag ik ook koffie? En mag ik ook de hand van jullie dochter? Ik wist niet hoe ik het had, hij haalt af en toe van die rare streken uit. Mijn moeder verslikte zich in haar koffie. Mijn vader zei, jongeman, je bent pas zestien, heb je wel goede vooruitzichten om dat nu al te vragen? Jasper zei, die heb ik, maar het is een geheim. Ik wil nu al jullie toestemming, want ik wil serieus met Sandra verder, vaste verkering. Mijn vader zei, je vader is hier geweest, om dat geheim te bespreken. We hebben Sandra niets verteld, we weten trouwens heel weinig, het minimum wat nodig is, zei je vader. Jij laat er ook geen gras over groeien. We vertrouwen jullie, je hebt onze toestemming. Dank u wel, zei hij. Sandra, ga je mee naar je kamer? Daar zei hij, ik weet nu zo goed als zeker hoe onze toekomst eruit gaat zien, en ik wil weten of jij het met me aandurft, ondanks dat ik het geheim moet houden. Hij heeft me netjes gevraagd. Ik heb ja gezegd, dat wist hij ook wel. Eerst een tijd gekust, natuurlijk. Toen zei hij, ik was aan vaste verkering toe, jij ook, maar ik wilde niet verder zonder toestemming. Onafhankelijk van het geheim wilde ik zo zachtjes aan hetzelfde als wat jij al een tijd wilt, erg intiem worden. Van de week heeft Anya me gewaarschuwd, we moesten ons niet onnodig inhouden. Steven en zij stonden op het punt er sacherijnig van te worden. Je weet nu vast wat er pas met je vriendin gebeurd is. Ik wil dat jou nu ook aandoen. Wil je zo lief zijn om je uit te kleden, dat is gezelliger bij zo’n gebeurtenis. Ik werd al heel blij, maar wilde hem nog even plagen. Wat voor gebeurtenis? En kan je het me wat liever vertellen, in plaats van zo stoer? Toen heeft hij verteld hoe hij over me dacht, niet alleen over mijn uiterlijk, dat doet hij vaak genoeg. Ook over mijn innerlijk, hoe we bij elkaar horen en zo. Heel uitgebreid, wel een kwartier. Ik wist niet dat hij altijd zo goed op me gelet had, naar me geluisterd had, overal zo over nagedacht had. Ik kreeg er tranen van in m’n ogen, zo lief was hij. Aan het eind fluisterde hij in mijn oor, genoeg gepraat, ik wil nu, samen met jou, lekker . . . dat woord durf ik niet te herhalen. Ik wilde maar al te graag. Hij was razend snel uitgekleed en op bed gaan liggen. Overduidelijk klaar voor eh wat we wilden. Ik was bijna uitgekleed toen ik schrok, we hadden geen condooms. Zei hij, eigenlijk wel goed, ik heb je misschien toch een beetje overvallen. Kan je er over nadenken, totdat we die hebben. Hoelang heb je daarvoor nodig? Uren, dagen? Ik zei, ik hoef er geen seconde over na te denken, ik heb er lang genoeg braaf op gewacht. Nou, zegt die pestkop, als je het zo zeker weet, haal ze dan maar uit mijn broekzak, ik heb een handjevol van Anya gejat, vindt ze vast niet erg. Wat een jong, hè?’
<Jasper> ‘Ik dacht dat ik haar, na twee jaar spelen en zo, wel kende. Mooi mis. Ze wil steeds weer overtuigd worden dat ik . . . lief kan zijn. Haar moeder heeft ons gisterenavond om een uur of acht geroepen, we moesten komen eten. Ze wilde steeds geen pauze nemen. Vanmorgen snel ontbeten. Moet je nu kijken, ze zit alweer op hete kolen.’
<Sandra> ‘Ik geef het rustig toe. Het is zijn eigen schuld. Moet hij maar niet alles zo lekker doen. Tot nu toe deden we eh nog niet zo erg veel, al wilde ik wel meer. Nu ging hij vrij snel in één keer door eh tot het eind. Hij zou me later wel overal kussen, zei hij. Maar daar is hij nog niet aan toe gekomen. Dat eh nieuwe was lekkerder om zo vaak mogelijk te doen. Ik kan er geen genoeg van krijgen. Maar eh, de condooms zijn op. Anders waren we hier geeneens gekomen.’
<Jasper> ‘Zusje, ik ga er boven nog meer van je jatten. En ik kan een dag en een nacht en een ochtend niet zoals jij afdoen met twee woorden, ik heb er zo’n vijf nodig. Daarom ben ik zo moe.’
<Anya> ‘Jasper, nu vraag ik het jou. Wat te klagen?’
<Jasper> ‘Integendeel, en Sandra ook niet, we zijn erg gelukkig.’
Ze vertrokken weer gauw. We zeiden dat we een wandeling gingen maken, maar we liepen automatisch richting hooizolder. Onderweg schoot me wat te binnen. Ik zorgde ervoor het eerst boven te zijn. Ik pakte de deken, legde hem neer en ging er op liggen.
<Anya> ‘Waarom kleed je je niet uit? Wil je niet lekker bloot spelen?’
<Steven> ‘Ik ga rustig liggen, ik wil een vrije middag. Ik bedacht net, dat ik die nog van je tegoed had. Ik zal het gelijk uitleggen. Weet je alles nog, van onze eerste keer?’
<Anya> ‘Ja, zolang is dat niet geleden. En ik vergeet het nooit.’
<Steven> ‘Ik ook niet. Maar ik moest alles doen, jij was te . . . emotioneel. Je uitkleden, mezelf uitkleden en toen, dat geweldige. Pas na een tijdje begon je mee te werken.’
<Anya> ‘. . . Emotioneel is het goede woord. Ik kon me eerst niet bewegen, je moest inderdaad alles zelf doen. Maar ik was niet bang of zo, met jou, ik wilde héél graag. Ik had er alles voor over. En ik was zo benieuwd, ik had er geen idee van wat ik zou voelen. Na mijn nét voelbare ontmaagding ben ik toch lekker mee gaan doen, hé?’
<Steven> ‘Geweldig lekker. Maar als je nu wat wilt draaien we het om, moet jíj alles doen. Ik wil nog wel even opstaan als je me uit wilt kleden, maar daarna ga ik er weer lekker lui bij liggen. Als je dan verder nog wat wilt is het zelfbediening.’
<Anya> ‘Zelfbediening, leuk verzonnen. Dat wil ik wel. Ja, ik ga je uitkleden en dan mezelf. Nee, ik doe een striptease voor je, nog leuker. Dan wordt mijn kleine vriendje vast weer groot. Dan trek ik hem een regenjasje aan en dan mag hij zijn kennismaking met mij weer vernieuwen. En dan zal ik jou ook nog eens overtuigen dat ik eh . . . lief kan zijn. Ik ga me eens uitleven, ik ben toch niet te zwaar voor je. Sta nu maar gauw op.’
Ze kleedde me uit en leefde zich uit. Het was minstens zo lekker als wanneer ik het meeste deed.

Het afscheid was weer niet leuk. Ik hoopte dat het het op één na laatste zou zijn. Volgend jaar nog een keer, en dan trouwen. Zou vast wel lukken. Dirk werkte mee.

Weer een jaar later

Na een week op de boerderij wilde Dirk ons allemaal spreken, met Sandra er ook bij.
<Dirk> ‘Het gaat over het geheim van ons mannen. Steven, de regelaar, heeft mij vorig jaar iets verzocht. Jasper en Sandra, Steven en Anya, jullie zijn dit jaar al weer drie weken samen. Ik zou zeggen, dag en nacht. Ik heb voor het geheim bijna alles rond. Voor ik iets definitiefs ga doen wil ik jullie trouwplannen horen. Jullie mogen natuurlijk nog overleggen en er over nadenken. Ik hoor het graag binnen niet al te lange tijd. Van Sandra en Anya. Van Jasper en Steven weet ik het wel.’
<Anya> ‘Ik mag het nu al zeggen, zie ik aan Steven. Wij willen graag volgend jaar trouwen. We praten er vaak over, maar dat geheim zit daarbij een beetje dwars. Ons spelen lijdt daar zelfs onder, maar dat vinden we niet zo erg, tijd zat.’
<Sandra> ‘Dirk, aanstaande schoonpapa, bij ons hetzelfde. Bijna. Ik ben zieliger. Ik wilde dit jaar al trouwen, maar ik krijg Jasper niet omgepraat, wat ik ook probeer, ook onder het spelen. Daar profiteert hij van, dat geeft hij gewoon toe. Moet ik maar rustig wachten. Het is inderdaad lastig praten over de toekomst, met dat geheim in de weg.’
<Dirk> ‘Nog even sterkte. Jullie horen zo spoedig mogelijk méér. Als jullie mij voorlopig zoveel mogelijk vervangen bij het melken en de rest, gaat het nog sneller. Ik moet ook een paar keer op stap, niet alles gaat telefonisch. Akkoord?’
We stemden maar al te graag in.

Ruim een week later wilde Dirk ons weer spreken, op een avond, nu ook met Diny en Bob erbij.
<Dirk> ‘Gefeliciteerd, jongelui, Dirkje, mezelf ook. Alles wat betreft het geheim is rond.’
<Steven> ‘Wat fijn! Geweldig! Alvast hartstikke bedankt, Dirk.’
<Dirk> ‘Ik heb het ontzettend graag gedaan, Steven. Dat wordt zo duidelijk. Je denkt vast dat je alles weet, maar dat is niet zo, het is nog mooier dan je denkt. Nu eindelijk de onthulling van het geheim.
Eerst de aanloop. Vorig jaar vroeg Steven mij een geschikte boerderij voor Anya en hem te zoeken. Dat is alles wat Dirkje weet. Ze moest iets weten, om mijn drukke werkzaamheden te kunnen begrijpen. Anya, Steven is op tijd begonnen om jullie toekomst te regelen. We waren er van overtuigd dat je goed vond wat hij wilde. Had je enig idee?’
<Anya> ‘Nee. Oh, Steven, wat fijn. Ik kom op je schoot zitten. Kusje. . . . Dat je daar al zo’n tijd over bezig bent. En niets zeggen. Ik werd een beetje ongerust, ik had niet zoveel zin in een fietsenwinkel. Maar dit had ik nooit gedacht. Een boerderij, met jou. Wat ben ik blij. Oh, ga verder, Dirk.’
<Dirk> ‘Hij heeft me toen trouwens knap verrast. Ik vroeg die fietsenmaker natuurlijk of hij wist waar hij aan wilde beginnen. Na drie jaar in de vakanties hier een beetje rondkijken en eh spelen, en dan denken dat je zelf wat kan beginnen. Hij zei, Dirk, dat valt me een beetje van je tegen. Ik dacht, dat je me beter kende. Ik weet genoeg, ik zal je een voorbeeld geven. Hij haalde een stuk papier uit zijn zak en legde dat voor me neer. Een soort balans. Aan de ene kant de inkomsten van de melk. Aan de andere kant de uitgaven voor veekoeken en dergelijke, dieselolie, de slager, enzovoort. Vrij compleet. Ik vroeg, heb je in mijn boeken gekeken? Nee, zei hij, gevraagd. Vertel het zelf even, Steven.’
<Steven> ‘De ene dag vroeg ik, hoeveel melk geven die koeien? Een andere dag, ik weet wat melk in de winkel kost, wat krijg jij nu eigenlijk voor een liter? Met die veekoeken ook. De ene dag, wat kost zo’n koekie? Later, vreten de koeien veel? Enzovoort. Een keer tegen Dirkje gezegd, zeker duur, die slager. Vertelde ze gelijk alles wat ze voor de huishouding moest kopen. Alles wat ik zag heb ik jullie gevraagd. Stukje bij beetje, jullie hebben nooit wat gemerkt. En alles genoteerd. Zoveel liter melk á zoveel is zoveel inkomsten. Zoveel veekoeken á zoveel is zoveel. Enzovoort. Ik weet dus aardig hoe de zaak hier draait en dat het rendabel is. Waar ik alleen niets van weet zijn de beleggingen. Wat ik nog gemist heb wil je me vast wel vertellen, Dirk. Verder weet je, dat ik hard kan werken en je zo nodig om advies zal vragen.’
<Dirk> ‘Ja. Ik heb zeker vijf minuten verdwaasd zitten kijken. Hij had gelijk, ik had nooit wat gemerkt. Maar hij wist alles vrij nauwkeurig, er miste niet veel. Ik dacht, als ik het nog niet geweten had dan weet ik het nu, wat past die goed bij Anya. Ik heb hem eerst mijn excuses aangeboden, en gecomplimenteerd, dat hij zo serieus was. Daarom heb ik mijn best voor hem, voor jullie allemaal, gedaan. Eind van de aanloop, begin van de oplossing. Anya, houd je vast, Steven komt volgend jaar hier wonen, ruimte zat, en neemt met jou, als Dirkje en ik ouder worden, de boerderij over. Wij werken zo lang mogelijk mee, omdat je niet zo sterk bent. Dat is rond.’
Het duurde lang voordat Anya bijgekomen was, ze was zó gelukkig. Dirkje ook.
<Dirk> ‘Jasper en ik hebben ook veel gepraat. Hij was er ook van overtuigd dat Sandra goed vond wat hij wilde. Normaal gaat een boerderij naar een zoon. Meisjes trouwen ergens in, of ze gaan niet naar een boerderij, zoals Diny. Jasper zit er niet mee dat Steven hier komt, omdat er een betere oplossing gevonden is. Sandra, je bent gezond, Jasper gaat akkoord met een andere boerderij voor jullie. Wat dacht je ervan?’
<Sandra, verbluft> ‘Graag, maar eh wie moet dat betalen?’
<Dirk> ‘Maak je daarover geen zorgen, alles is geregeld. Ik heb ook uitgebreid contact gehad met je ouders. Wil je volgend jaar op een boerderij, niet zo ver hiervandaan, getrouwd, met Jasper?’
Ze kon niets meer zeggen van het janken, ze knikte zes keer en kroop in Jaspers armen. Anya kreeg het ook weer te kwaad, gelukkig kuste ze meer dan ze huilde. Het duurde weer lang vóór Dirk verder kon gaan.
<Dirk> ‘Wij willen onze kinderen zo veel mogelijk gelijk behandelen en het voor Steven, Sandra en Bob ook eerlijk houden. Bob en Diny, wij hebben jullie vorig jaar met de koop van jullie huisje geholpen, onder andere met een gedeelte van Antons erfenis. Steven en Anya, wij helpen jullie ook, hetzelfde, want deze boerderij heeft ook een bepaalde waarde. Jasper en Sandra, wij helpen jullie ook, bij de aankoop van jullie boerderij. Ik heb heel veel moeten puzzelen, ook rekening moeten houden met de belasting en zo. Ik heb, behalve met de ouders van Sandra, ook met die van Steven contact gehad. Bob, jij hebt ingebracht voor je huis, en je hebt een kleine hypotheek over twintig jaar, heel makkelijk te betalen. De anderen krijgen hetzelfde. Over twintig jaar kan alles afgelost zijn. Over de details hebben we het later wel. Akkoord, Bob, Diny?’
<Bob> ‘Het klinkt te mooi om waar te zijn, voor iedereen. Je gelijke behandeling vertrouw ik. Nogmaals dank, net zoals vorig jaar, voor jullie fijne hulp.’
<Diny> ‘Ik zal Anya vóór zijn, papa, ik kom op je schoot zitten. Kusjes.’
Er werd weer lang nog wat gehuild, en veel gekust.
<Anya> ‘Dirk, ik zie iets in je ogen. Je hebt nog niet alles verteld. Je lijkt Dirkje wel.’
<Dirk> ‘Dat is zo, slimmerdje. Dat je dat ziet, terwijl je zo blij bent.’
<Anya> ‘Ja, maar ik kijk naar allemaal, omdat we allemaal blij zijn, met zulke vooruitzichten. En zo mooi op tijd. We zeiden het vorige week toch, Sandra en ik begonnen ons bijna zorgen te maken. Alleen omdat we jullie vertrouwden hebben we gewacht.’
<Dirk> ‘Ja, jullie zijn flink geweest. Jullie zijn veel te verstandig voor jullie leeftijd.’
<Anya> ‘Wij zijn grote bofkonten. Met zulke ouders. En aanstaande schoonouders.’
<Dirkje> ‘En wij met zulke kinderen. Die dus allemaal in de buurt blijven. Waar, Dirk?’
<Dirk> ‘Ik ben vorig jaar, na mijn gesprekken met Steven en Jasper, naar een boerderij, die . . . me heel geschikt leek, gegaan en heb gevraagd of ik er een optie op kon nemen. Die lui waren verbaasd, ze hadden niet over verkopen nagedacht. Maar ze werden ouder, en hun gezondheid ging er ook niet op vooruit. Ze zouden er over denken en me op de hoogte houden. Ik heb eerlijk gezegd dat ik de boerderij graag wilde, over twee jaar, nu dus over één jaar, en ze een prijs geboden ruim boven de marktwaarde, plus inflatie. Ik heb ze, onder geheimhouding, ook verteld waarom. Ze hebben vorige maand toegezegd, de koop staat sinds deze week op papier en is definitief. Jongelui, jullie zouden met elke boerderij blij zijn, maar deze heeft iets speciaals. Ik moet nu Dirkje heel voorzichtig vertellen welke. Dirkje, die lui ken je, ze wonen er nu zeventien jaar.’
<Dirkje> ‘Ik ken een hoop mensen. En wat is niet zo ver hiervandaan?’
<Dirk> ‘Aan de andere kant van het dorp. Denk eens na, ze wonen er zeventien jaar.’
<Dirkje> ‘Zeventien jaar? Tja. Eens kijken, Anya is zeventien. Zo lang woon ik hier ook. . . . Je bedoelt toch niet . . . Oh, Dirk, dat is toch niet mogelijk?’
<Dirk> ‘Jawel, die van jou en Anton wordt voor Jasper en Sandra.’
<Dirkje> ‘Dirk, kinderen, wat ontzettend mooi, de boerderij weer in de familie. Niet dat ik zoveel met de boerderij op zich had, ik was er ingetrouwd. Maar ik heb er een heel mooie tijd gehad, al was het niet zo lang. Heel mooie herinneringen. Met Anton en met Diny. Maar nu? Ik kom vaak op bezoek, hoor.’

We praatten nog lang na. Hoe geweldig het was, een eigen boerderij, en we bleven allemaal in de buurt van Dirk en Dirkje.
Ze plaagden me ook, een fietsenmaker die boer wilde worden.
<Steven> ‘Ik leg het jullie graag uit. En ik wil jullie nog iets vertellen waar jullie allemaal geen idee van hebben. Nee, Dirk, jij ook niet. Drie jaar geleden begon ik me in de vakantie te vervelen. Mijn vader heeft toen aan zijn achterneef Dirk gedacht, die had een boerderij, een zoon van mijn leeftijd en twee dochters. Die dochters interesseerden me niet, toen, de rest leek me wel wat. Hij heeft geregeld dat ik hier mocht komen. Ik moest wel een beetje meehelpen en niet in de weg lopen. Mijn verveling was over zodra Dirkje me begroette. Ik voelde me hier gelijk thuis, om meerdere, jullie nu wel bekende redenen. Het meehelpen vond ik fijn, het lag me wel en ik kreeg alles steeds goed uitgelegd, door iedereen. Die winter heb ik nagedacht over wat ik wilde worden. Het hoefde geen fietsenmaker te zijn, daar had ik trouwens al nooit veel in gezien. Van mijn ouders mocht ik alles. Ze zouden, als ze wilden stoppen, makkelijk de zaak kunnen verkopen en er goed van kunnen leven. Het tweede jaar dat ik hier kwam wilde ik serieus kijken of een boerderij iets voor mij zou zijn. Ik kwam ook nog ergens anders voor, geloof ik.’
<Anya, snel> ‘Ben je vergeten wat we die eerste dag op de hooizolder gedaan hebben?’
<Steven> ‘Twee jaar geleden? Wat was dat ook alweer? Vertel eens.’
<Anya> ‘Nee, want je wil me weer zien blozen. Je weet het best, we hebben het pas nog nagespeeld. Vertel maar verder, ik vind het altijd fijn als je iets op een rijtje zet.’
<Steven> ‘Ik vond het weer heel fijn om hier te werken, vooral op de manier zoals alles door Dirk opgezet was. Ik ben toen begonnen om alles uit te zoeken, ongemerkt. Aan het eind van dat jaar wist ik dat ik ook zoiets voor Anya en mij wilde. Na een paar weken in het jaar daarna, vorig jaar dus, wist ik álles zeker. Ook dat Anya op een boerderij hoorde. Omdat er tijd genoeg was besloot ik haar niets te zeggen, om te proberen haar te verrassen. Gelukt hè, schat? Ik heb Dirk gevraagd om een boerderij voor ons te zoeken, die we zoals deze op konden zetten. Liefst één hier in de buurt. Ik heb nooit aan déze boerderij gedacht, altijd aangenomen dat die ooit voor Jasper zou zijn. Die wilde altijd al boer worden, daarvoor zat hij ook op school. Ik ben Dirk heel dankbaar voor het uitwerken van mijn idee, en Jasper voor zijn bereidheid ergens anders te beginnen. Sandra, had jij ergens op gerekend?’
<Sandra> ‘Ja, op ergens anders, omdat Dirk en Dirkje nog zo jong zijn. Desnoods tijdelijk ergens als loonarbeiders, totdat deze vrij zou komen. Ik ken die andere boerderij niet, maar omdat Dirk vindt dat die geschikt voor ons is, en Dirkje het fijn vindt als we die krijgen, ben ik er ontzettend blij mee.’
<Steven> ‘Fijn. Anya, voor de duidelijkheid, je bent hartstikke gezond, het is omdat jij véél minder kan tillen en zo dan Sandra. Jasper heeft het een keer mooi gezegd, wat jij aan energie te kort komt, heeft Sandra te veel. Héééérlijk, zei hij toen. Is ze al wat gekalmeerd, Jasper?’
<Jasper> ‘Nee. Dat hoeft ook niet, een beetje wild vinden we allebei wel lekker.’
<Steven> ‘Mooi. Als slot van mijn verhaal, jullie weten wel hoeveel ik om jullie geef. Ik heb het alleen Sandra nog nooit rechtstreeks gezegd. Mag ik wel, hè, Anya en Jasper? Ik ben ook zo blij met jou. Je bent hartstikke lief en aardig. En je bent, net als Diny, zo’n lekker stuk om naar te kijken, vooral bij het vennetje. Maar ik wil met niemand ruilen.’
<Sandra> ‘Ik ook niet. Dank je wel, Steven. Ik ben ook ontzettend gelukkig, met jullie allemaal, met alles. En fijn dat je uitgelegd hebt waarom je op je idee gekomen bent.’
<Steven> ‘Ik zag Anya ook niet in een fietsenwinkel staan, dat was me al gauw duidelijk. Is er trouwens niemand boos dat ik nooit wat gezegd heb?’
<Dirkje> ‘Natuurlijk niet, Steven. Het had anders uit kunnen komen, dan was het vervelend geweest. Eerlijk duurt het langst, maar verjaardagscadeaus en zoiets als dit mag je geheim houden.’
<Dirk> ‘Steven, dank je wel voor je uitleg. Vooral voor je begrip van Anya. Ze zou niet geklaagd hebben, als vrouw van een fietsenmaker, maar ik denk ook, zo gelukkig als op een boerderij kan ze nergens anders worden. Maar je wilde nog iets vertellen, waar we allemaal geen idee van zouden hebben.’
<Steven> ‘Ja, mijn persoonlijk geheim. Dirk, je hebt nooit naar mijn opleiding gevraagd.’
<Dirk> ‘. . . Nee, stom zeg. Maar je wist al gauw zoveel dat dat nooit bij me opgekomen is.’
<Steven> ‘Ik heb dat maar zo gelaten. Nu het volgende mooie verhaal voor het nageslacht. En jullie natuurlijk. Dirk, ik heb jou vorig jaar aan het werk gezet, maar ik heb zelf ook niet stilgezeten. Gelijk na de vakantie heb ik met mijn ouders overlegd, het geheim verteld. Maar ze mochten er met niemand over praten. Ook met jullie niet. Vooral niet omdat ik ze iets vertelde wat jullie nog niet mochten weten.’
<Dirk> ‘Steven, ik heb ze een paar keer gebeld, over het geheim. Of ze akkoord gingen met jouw plannen, en over de financiën. Ze hebben niet laten merken dat ze er al iets van afwisten. Keurig.’
<Steven> ‘Ja, vind ik ook. Ik wist het, we hebben je telefoontjes besproken. Ik ga verder. Ik ben naar een andere school gegaan. Ik heb verteld op wat voor school ik zat en dat ik bij hun in twee jaar het diploma wilde halen. Ik zou er alles voor doen. Ze hebben uitgezocht wat ik al geleerd had en wat ik nog moest leren. Het was mogelijk. Ik heb een hoop bijlessen gehad, die krijg ik komend schooljaar ook weer. Het gaat lukken, geen probleem. Ik ben gelijk klaar met Jasper.’
<Dirk> ‘Een andere school? Wat voor school?’
<Steven, grinnikend> ‘Wat denk je? Zelfde soort school als waar Jasper op zit, natuurlijk. Leuk hè?’
<Dirkje> ‘Leuk? Oh, Steven, wat ben ik blij met je.’
{Tja, meiden! Weer huilen. Anya ook weer. Het is ook wel veel voor haar, voor één dag}
<Dirk> ‘Geweldig, Steven. En ik twijfelde vorig jaar nog wel aan je, toen me vroeg om een boerderij voor jullie te zoeken. Ongelofelijk.’
<Steven> ‘Het heeft me wel wat moeite gekost om me niet te verraden, ik wilde het als een verrassing, zelfs voor Dirk, bewaren.’
<Dirkje> ‘Helemaal gelukt, deugniet. Dirk, ga je mee naar bed, ik ben helemaal op.’
<Jasper> ‘Sandra, je blijft hier slapen. Je trilt helemaal, je kan zo niet naar huis. Ik bel wel even. Vóór een grapjas zegt, we hebben geen bed voor haar, we passen heel goed in een twijfelaar. Bij haar slapen we zelfs in een eenpersoonsbed. Geen probleem.’
<Anya> ‘Slapen? Ja, ja! Steven, ik ben . . . bijna bekaf. Ik kom bij jou, in het tweepersoonsbed. Ik wil niet gelijk slapen, eerst lekker feestvieren met die nieuwe boer.’

<Anya> ‘Ik ben zóóóó gelukkig. Houd me zó vast, dat we alles van elkaar lekker voelen.’
<Steven> ‘Wat ben je warm, zeker van opwinding. Het was ook wel véél voor je, hè? Ik heb je al die tijd helemaal niets kunnen vertellen, anders had je vast alles geraden.’
<Anya> ‘Dat denk ik ook. Nu, achteraf, weet ik precies hoe je alles gedaan hebt, bíjna onopvallend. Soms snapte ik niet waarom je iets vroeg, of je aarzelde met een antwoord. Ik denk, omdat het niet zo vaak gebeurde, dat ik daarom daarover nooit wat gevraagd heb.’
<Steven> ‘Gelukkig maar, ik had het niet leuk gevonden om een smoes te moeten verzinnen. Ik ben blij dat ik weer overal over kan praten. Oh, nu niet, nu knuffelen. Kusjes. . .’
<Anya> ‘Steven, wat heb je? Je kust heftiger dan anders. Je trekt me dichter tegen je aan. En mijn kleine vriendje is onrustig, hij blijft in beweging, streelt me nogal nadrukkelijk. Wel lekker, hoor.’
<Steven> ‘Allemaal van geluk, dat ik volgend jaar hier kom, we gaan trouwen, en dat we hier voor altijd bij elkaar blijven. Dat ik je dan héééél vaak vast kan houden zoals nu. Daar ben ik opgewonden van. Jij hebt óók wat, ik weet het niet precies, je bent in ieder geval warmer dan anders. Ook lekker, hoor.’
<Anya> ‘Ja, ik heb ook wat. Omdat je alles zo mooi geregeld hebt, je school, de boerderij, onze toekomst. Daarom . . . Steven, ik moet een aanloopje nemen. Weet je nog dat ik vorig jaar wat geregeld heb?’
<Steven> ‘Als je het zó vraagt, weet ik, dat het iets is waar je niet makkelijk over praat. Dat je het míj wilt laten zeggen. Maar ik weet niet wat je bedoelt. Dus, jouw beurt.’
<Anya> ‘Slimmerd, je hebt weer helemaal gelijk. Ik ben er nog steeds niet aan gewend dat jij nergens mee zit, dat je alles wilt weten, om het voor ons zo fijn mogelijk te maken. Nou, dan zal ik het zelf maar vertellen. Ik heb vorig jaar voor condooms gezorgd en ook de pil genomen, om er dubbel zeker van te zijn dat we . . . nog geen kindje zouden krijgen.‘
<Steven> ‘Ja, dat vond ik goed bedacht van je. Nu je het er toch over hebt, zullen we met kinderen wachten tot we een paar jaar getrouwd zijn? Als ik volgend jaar hier kom wonen wil ik het iedere dag zo vaak mogelijk met je doen zonder gestoord te worden. Waar dan ook. Oh, wat een fijn vooruitzicht, lekker stuk.’
<Anya> ‘Je bent onverzadigbaar. Dat een paar jaar wachten lijkt me een goed idee. Niet alleen waarom jíj het wil, gulzigaard, ook om te wennen aan het getrouwde leven hier. Aan het steeds samen zijn, samen werken, samen alles, dag en nacht. Dan kunnen we het daarna beter aan met kleine kinderen erbij. En dat iedere dag heel vaak zou ik ook best willen, maar je weet dat ik dat niet red, ik heb af en toe rust nodig.’
<Steven> ‘Nou, misschien dan niet meer. Je raakt nu iedere keer uit training doordat ik niet steeds hier ben. Vandaag ook pas één keer, schandalig. Zullen we nu weer, schatje? Vrijen? Ik heb zo’n zin.’
<Anya> ‘Als je even wacht heb ik een verrassing voor je. Je dwaalde af. Waar had ik het net over?’
<Steven> ‘Neemt u me niet kwalijk. Over condooms en de pil, schatje, voor dubbele zekerheid.’
<Anya, zachtjes> ‘Steven, liefste, omdat ik nu zeker weet dat we volgend jaar gaan trouwen, vind ik voortaan een enkele zekerheid genoeg. . . . Snap je?’
<Steven, zachtjes> ‘. . . Dus je stopt met de pil.’
<Anya> ‘Wat? . . . Kijk me eens aan. Je lacht! Pestkop! Natuurlijk niet. Die is het veiligst. Oh, ik was warm, nu word ik heet. Nu gelijk? Je bent al vlakbij. Zullen we, liefste?‘
<Steven, zachtjes> ‘Wat een geweldige verrassing. Ik had gedacht te moeten wachten tot we aan kinderen toe waren. Het wordt voor ons allebei wéér een eerste keer, hé? Ik kan niet wachten, daar komt je kleine vriendje, in zijn blootje.’
[Zie voor een uitvoerige beschrijving van deze en andere keren de
andere, niet gekuiste versie van dit verhaal, “2 Weken en Daarna”]

We moesten daarna allebei janken, zo fijn was het. Eindelijk. Nou ja, na drie jaar.
<Steven> ‘Anya, wat heerlijk. Er zat niets meer tussen ons, nergens. Wat een fijn idee. Je kleine vriendje helemaal bloot, zo geweldig. Hij voelde zich zó thuis bij je, zo vríj. Hij kon zich helemaal uitleven.’
<Anya, zachtjes> ‘Ik voelde het, vooral net voor het eind. Hij was lekkerder, ook warmer dan anders. Steven, ik was weer zo eh sentimenteel, ik wil, zo gauw je kan, nóg een keer. Nóg meer genieten.’
<Steven> ‘Dat was ik al van plan. Of het nog meer genieten wordt weet ik niet.’
<Anya> ‘Ik wel. Alle nieuwe dingen gingen fijn, maar steeds de tweede keer iets beter. En die duurde steeds wat langer, omdat je voorraadkamertje niet meer zo vol zat.’
<Steven> ‘Sinds je me de eerste keer verwend hebt heb ik hier ‘s nachts nooit meer een handdoek nodig gehad.’
<Anya> ‘In het begin ‘s avonds wel één of twee. En de koeien kregen toen vaak een hap hooi met je zaadjes erin. Ik kon goed richten, hè? Daar niet op een handdoek op je buik, maar naast ons.’
<Steven> ‘Nu moet je, als ik het zelf niet doe, alleen richten om me binnen te laten komen.’
<Anya> ‘Als jij het doet streel je er meestal eerst overheen, voor je doorduwt. Lekker!’
<Steven> ‘Soms verwarm je me vóór, in je mond. Lekker!’
<Anya> ‘Soms warm je me daarvoor op, met je tong. Lekker!’
<Steven> ‘Oh, ik kan bijna weer. Jouw schuld, heet stuk. Zou je eh mijn zaadjes weer willen hebben, helemaal binnenin je?’
<Anya> ‘Als je maar weer dezelfde lekkere bewegingen maakt.’
<Steven> ‘Als jij dan maar weer toepast wat je van Diny opgestoken hebt. Om het pompen zo lekker mogelijk te maken.’
<Anya> ‘Dat werkt goed, hè? Je was net heftiger dan anders, op het eind.’
<Steven> ‘Ja, omdat het lekkerder was en ik wist dat mijn zaadjes niet weggegooid zouden worden, maar dat jij ze eindelijk kreeg waar het hoorde.’
<Anya> ‘Ja, ik vond het heel fijn. Ik weet nog hoe ik onder de indruk was, dat die grote van Dirk helemaal in Dirkje verdween, toen ik ze op de hooizolder zag vrijen. Jouw niet zo grote stopt mijn niet zo grote gleufje vast net zo vol als die grote van Dirk Dirkjes gleufje. Ik dacht ook zoiets als wat ik Dirkje toen heb horen zeggen, spuit maar, spuit maar. Ze kreeg zijn zaadjes ook, ze gebruikten natuurlijk geen condoom. Ik weet nu zelf hoe lekker dat is, zo’n blote. En wat een fijn idee het is om te kunnen denken, kom maar lekker klaar en spuit maar lekker alles wat je kunt binnen in me. Oei, niet zo’n nette taal.’
<Steven> ‘Je kan zoiets best zeggen. Ik vind het fijn dat we er een beetje over praten. Weten wat de ander denkt en voelt.’
<Anya> ‘Ik denk nu, ik wil je graag weer voelen.’
<Steven> ‘Dan zal ik die verdwijntruc doen. En dan onze lekkere bewegingen. Tot we allebei onze heerlijke krampjes krijgen en ik onzichtbaar je zo veel mogelijk van mijn zaadjes geef. Al zullen het er minder zijn dan daarnet.’
<Anya> ‘Dat geeft niet, ik tel ze niet na. Kom maar, laat ons komen. En laat je gaan.’
Het was nog fijner dan de keer daarvoor.

Tot het eind van de vakantie kregen Jasper, Sandra, Anya en ik iedere dag van Dirk minstens een uur een soort les over een boerderij. De meisjes soms van Dirkje, over wat zij allemaal deed. Daardoor konden we wat minder spelen, ook omdat we er over napraatten, maar dat vonden we niet erg. De toekomst ging vóór. We gingen wel iedere week minstens één keer, op een dag dat Bob vrij was, met z’n zessen zwemmen. Nou ja, naar het vennetje. Iedere keer weer zó gezellig. Één keer merkte ik, vanaf dat we van huis gingen, dat Anya binnenpretjes had. Ik keek haar een paar keer vragend aan, maar ze reageerde niet. Nadat we een paar minuten hadden liggen zonnen, vroeg ik het maar.
<Steven> ‘Anya, je hebt binnenpretjes. Laat ons meegenieten.’
<Anya> ‘Je zal het niet zien! Bob, ik wil eerst weten, of jij het meegenieten wat ik in gedachten heb, wil of niet. Je hebt, je eerste keer hier, als voorwaarde gesteld dat we ons fatsoenlijk zouden gedragen. Weet je dat nog?’
<Bob> ‘Ja, heel goed. Ik weet, dat ik er een paar keer op gelet heb of het fatsoenlijk ging, daarna nooit meer, het ging geweldig. Heerlijk hier, met z’n allen bloot.’
<Anya> ‘Je vroeg toen, of de meisjes problemen hadden met groter wordende jongens?’
<Bob> ‘Ja, want ik werd wat groter. Geen wonder, met drie blote meiden voor me.’
<Anya> ‘Ik ben blij dat je erover durft praten. Wat zei Diny toen?’
<Bob> ‘Het ligt aan de omstandigheden. Toen kon het. Diny maakt er nog wel eens een grapje over. Dan zegt ze, de omstandigheden vereisen dat je nu snel groter wordt.’
<Diny> ‘Leuk hè? Niet zo vaak hoor, maar af en toe lokt hij zelf een haastklusje uit.’
<Anya> ‘Ik zit aan omstandigheden te denken waarbij groter worden ook nodig is. Véél groter. Zou je daar problemen mee hebben?’
<Bob> ‘Ik denk het niet. Maar omdat je het eerst vraagt, zal het wel op de rand van fatsoenlijk zijn.’
<Anya> ‘Ja, het kan alleen met ons zessen, niet met anderen erbij.’
<Bob> ‘Kan je je hobby er niet bij gebruiken? Ik bedoel, het stap voor stap doen?’
<Anya> ‘Waar denk je dat ik mee bezig ben? Waarom ik je vragen blijf stellen waar ik het antwoord al op weet? Waarom ik het niet gewoon vertel? Natuurlijk stap voor stap. Dan heb je de tijd om serieus te denken. Hobby, hoe durf je! Het is mijn manier van leven! Wat doe jij op je uitklapbare tuinbank? Hobbyen? Let een beetje op je woorden, meneer, als ik in de buurt ben. Zo, weet je dat ook weer. Sorry, Bob, dat was een gevoelig punt, maar dat kon je niet weten. Laat Steven het je maar eens uitleggen, die kan dat beter dan ik. Nu niet, ik wil eerst even met hem knuffelen, om bij te komen.’

<Anya> ‘Goed. Ik heb even na kunnen denken. Ik ga door, met mijn binnenpretje, het moet kunnen, met ons. Dat waren mijn vragen voor jou, Bob, stap voor stap. Nu voor Jasper. Kan jij je nog herinneren, dat je me vorig jaar, op een nogal bijzondere morgen, vroeg of ik wat te klagen had?’
<Jasper> ‘Te klagen? Op een nogal bijzondere morgen? . . . Oh, ja. Een paar dagen later was er weer een nogal bijzondere morgen. Toen heb je het míj gevraagd. Vond ik hartstikke leuk.’
<Anya> ‘Ja, terugplagen, maar goed bedoeld. Maar weet je nog dat ik op die eerste morgen, van Steven en mij, gezegd heb dat ik met Sandra zou overleggen? En waarover?’
<Jasper> ‘Laat me even nadenken. . . . Oh, nee toch, Anya! . . . Oh ja, Anya, hartstikke leuk. Ik doe mee. Overleg maar met Sandra, of ze het goed vindt. Vast wel.’
{Nou weet ik het ook. Wat een meid, moet ze weer precies weten hoe het zit. Alles van tevoren bedacht. Stap voor stap uitgevoerd, heel voorzichtig. Geweldig. Ik doe ook mee}
<Anya> ‘Sandra, weet je over welke nogal bijzondere morgen we het hebben?’
<Sandra, zachtjes> ‘Ik heb al na zitten denken. Ja, Anya, die in ons leven maar één keer voorkomt.’
<Anya> ‘Ja. Jij hebt er dus ook heel goede herinneringen aan. Fijn. Jasper vroeg me toen, uit bezorgdheid, of ik wat te klagen had. Hij bedoelde dat Steven wat kleiner is dan hij. Ik heb hem gerustgesteld, ik ben kleiner dan jij. Toen schoot me wat te binnen, en ik vertelde het ook. We vergelijken alleen bij het zwemmen en zonnen. Maar dan is de stand van de jongens niet tegelijk . . . maximaal. Tjonge, wat reageren jullie snel, jongetjes. Sandra, ik zou met jou eens overleggen hoe we dat raadsel moesten oplossen. Enig idee?’
<Sandra> ‘Ik durf er best over te praten, hoor. Dat heeft Jasper me geleerd. En ik ken je langer dan vandaag, Anya. Ten eerste, je hebt vast een centimeter bij je. Ten tweede, je wilt mij laten praten. Prima. Maar ik speel de bal mooi door. Bob, enig idee wat de bedoeling is? En doe je mee? Het hoeft niet, het gaat eigenlijk om Jasper en Steven. Maar die doen mee, die zitten al te grinniken. En Diny, mag hij?’
<Diny> ‘Hij mag. Ik zeg niet dat je moet, Bob. Je mag het zelf weten. Maar ik zou het leuk vinden, gezelliger met z’n drieën. Ik heb ook niets te klagen, ik weet al zeker dat je wint.'
<Bob> ‘Ik heb even na kunnen denken, want door dat heel slimme stap voor stap van je, Anya, sorry voor mijn blunder daarnet, ben ik keurig voorbereid. Onvoorstelbaar, weer een heel goed bedoeld erinluizen. De eerste keer een plan van Steven, nu van jou. Jullie zijn me een stel. En de rest werkt heel goed mee. Ik wou dat ik hier jaren eerder gekomen was. Het kan, Anya, inderdaad alleen met ons zessen. Ik doe mee. We weten al zoveel van elkaar. Tot nu toe zaten we, met die blote meiden naast ons, meestal met een niet helemaal kleine. Onder het knuffelen, met die lekkertjes tegen ons aan, nog wel meer. Tot nu toe lieten we dat niet te veel zien, maar af en toe, om de meiden te plezieren. Ik zit er niet mee, om mijn honderd procent niet alleen aan Diny, maar ook aan jullie te laten zien. Nu niet, en voortaan ook niet. Verbergen hoeft niet meer. Als er geen anderen bij zijn, hè. Dan kunnen de meiden ook meer genieten, van drie stuks, we deden ze te kort. Ik weet ook wel dat ik win, dank je, Diny. Maar inderdaad voor de gezelligheid. En ik ben benieuwd wie er van Jasper en Steven wint, want ik weet toevallig dat de minimale stand, of iets meer, wel veel, maar niet alles over de maximale stand zegt. Ik speel de bal ook mooi door. Steven, je zit te grinniken, maar je hebt nog niets gezegd.’
<Steven> ‘Ik heb zo zitten genieten, hoe jullie om de beurt samen een heel lang gesprek hielden, omdat Anya dat zo lief uitgedacht had. Jullie hebben, zonder dat jullie dat wisten, braaf gedaan wat en hoe ze het wilde. Anders had ze, voor jullie ongemerkt, ingegrepen. Oh, wat mooi. Geweldig, schatje. Je blijft ook nieuwsgierig, hé? Ik zal samenvatten wat de bedoeling is. Heren, horizontaal plaatsnemen, we worden opmeten, in maximale stand. Hulp van de wederhelften is toegestaan.’
De heren hadden eigenlijk geen hulp nodig, maar ze vonden het wel lekker. En de dames hadden ook een hoop lol. Om de beurt werden we onderhanden genomen. Ze zagen hun kans schoon om eens uitgebreid alles van ons aan te pakken.
<Anya> ‘We hebben jullie, na onze hulp, alle drie opgemeten. De lengte van jullie mooie eh stijve, bedoel ik. Verder hebben we van de gelegenheid gebruik gemaakt om eens te vergelijken met wat we gewend zijn. Ik bedoel, qua gevoel. Nou, lekkere ballen en lekkere stijven, maar geen reden om onze voorkeur te wijzigen. Ik ben verbaasd, en blij. Maar ook heel eventjes bedroefd. Bob en Sandra, de rest weet alles al, ik heb vroeger genoeg blote jongetjes gezien. Vooral Jasper, maar ook Dirk, onder de douche. Niets aan de hand. Toen ik een jaar of tien was, en net zo nieuwsgierig als nu, wilde ik méér weten dan de theorie over spelen en zo. Ik ben op de hooizolder een keer naar Dirk en Dirkje gaan kijken. Ze weten het, hoor. Ik vond het heel mooi, ze genoten zo. Maar daarna dacht ik, zo’n grote als die van Dirk, in die toestand, is véél te groot voor mij, ik moet op een kleinere wachten. Na vier jaar kwam Steven. Na een paar dagen dacht ik, ik wil dat lekkere jong wel, maar wat moet ik als hij te groot is? Ik heb toen de truc uitgehaald om met z’n vieren te gaan zwemmen en geen zwembroek voor Steven mee te nemen. Hij zat er niet mee, ik mocht naar hem kijken. Ik was hartstikke blij, wat kleiner dan Jasper, onder dezelfde omstandigheden. Maar ik bleef een beetje ongerust. Ik was pas helemaal gerustgesteld op die nogal bijzondere avond. Ik had me zes jaar lang voor niets zorgen gemaakt. Daardoor geniet ik er extra van, vind ik het niet zo erg meer dat ik zo stom was. Ik heb dit inderdaad voorbereid, mijn verhaal en een centimeter. Dirkje zag dat ik hem uit haar naaimandje haalde. Ze wilde weten waarom. Heb ik haar verteld. Jullie kennen haar ondertussen wel, ze lachte zich ook rot. Ze wilde wel mee, maar dat ging niet, ze moest Dirk helpen omdat wij er niet waren. Ze wil wel graag de uitslag horen, en daarna Dirk meten, heeft ze ook een leuke avond. Maar ik heb ook statistieken opgezocht. Het gemiddelde bij jongens is zestien komma acht centimeter. Ik geloof er niets van, dat is niet gecontroleerd. Dat hebben ze opgegeven en natuurlijk overdreven. Ik denk dat vijftien centimeter dichter bij de waarheid zit. Maar nu ben ik weer verbaasd. Je had gelijk, Bob, het minimum zegt niet alles over het maximum. Hier is de uitslag: de grootste, Bob, achttien centimeter. Ík had ietsje meer verwacht, Sandra had geen idee en Diny zei, dat het wel zo aanvoelde. Nou ja, ook een manier van opmeten. Wat ons het meest verbaasde, is dat Jasper en Steven gelijk geëindigd zijn, bijna zeventien centimeter. Gelukkig, jullie blijven grinniken. Wat ben ik stom geweest, zeg. Goed. De jury verklaart, dat de nieuwsgierigheid van de voorzitter een leuk uurtje heeft veroorzaakt en dat de hele jury zeer tevreden is met de uitslag. Maar niet de afmetingen zijn belangrijk, het is wat je ermee doet, en wat ermee gedaan wordt. We willen nu de jongens, ieder op onze eigen manier, af laten reageren, als beloning voor hun inspanningen. Meiden, grijp ze, of zo.’
De stelletjes lagen altijd niet te ver van de anderen. Deze keer namen we wat meer afstand, intimiteit ging nu vóór gezelligheid. En we wilden ons niet inhouden. Zo konden we niet precies zien wat de anderen deden, maar de geluiden verraadden wat er gebeurde.
Het afscheid was weer minder droevig dan het jaar ervoor. Om mijn ouders aan mijn naderend definitieve vertrek uit huis te laten wennen en voor mijn opleiding mocht ik elke vakantie op de boerderij komen.
Behalve óf met kerst, óf met oud en nieuw, dan kwam Anya bij mijn ouders en mij.

Nog later

Jasper en Sandra trouwden kort na de achttiende verjaardag van Jasper. Een maand daarvoor was hun boerderij vrijgekomen. We hielpen ze met de inrichting.

Anya en ik trouwden een maand na Jasper en Sandra. De logeerkamer werd onze slaapkamer, de slaapkamer van Jasper onze woonkamer. De vitrinekast bleef staan, de mijne ging rechtstreeks naar de boerderij van Jasper en Sandra. Scheelde nogal wat gesjouw. De inhoud werd wel verwisseld. De slaapkamers van Diny en Anya reserveerden we voor ons toekomstige kroost. De posters gooiden we weg, we hadden allemaal een echte mooie meid of jongen.

Diny en Bob kregen twee kinderen. Een jongen, Tjerk, die sprekend op Bob leek. De commissaris was vereerd en geroerd, dat ze hem blijvend wilden bedankten. En een meisje, Dirkje, dat op Dirkje en Diny leek. Bob maakte geen snelle promoties, hij was te graag thuis. Wie Diny gezien had begreep dat.

Jasper en Sandra kregen drie kinderen. Een jongen, sprekend Jasper. Ze noemden hem Dirk. Een meisje, sprekend Sandra. Ze noemden haar Jolanda, naar Sandra’s moeder. En nog een meisje, ze noemden haar Yvette. Ze leek op niemand, ze zag er lief uit en ze was lief.

Wij kregen ons eerste kindje, een jongen, Anton, iets eerder dan de eerste bij Jasper en Sandra. De dokter kreeg gelijk, hij moest een tijdje in een couveuse, omdat hij te vroeg kwam. De volgende ook, na twee jaar. We vernoemden die naar de kapitein. Beide jongens kregen later mijn postuur en grootte. Weer twee jaar later kwam er een piepklein meisje, Gonnie. Die moest iets langer in een couveuse. Ze werd een kopie van haar moeder, lief en slim. Van het begin af aan waren ze alle drie kerngezond, net als hun moeder. En net als Dirkje en Dirk lagen Anya en ik af en toe in bed te janken, omdat we zo gelukkig waren. Met elkaar en met ons schattige drietal.

We kwamen vaak bij elkaar. We hielpen elkaar, wanneer het nodig of nuttig was. En we leefden allemaal nog lang, heel gelukkig en heel lief vóór en mét elkaar.



Klik hier om een ander verhaal te kiezen en/of een e-mail met commentaar te sturen.